Cyclus 3.1: blok 1 herstel van occlusie onderdeel 3: Farmacotherapie
MKA H10 + artikelen
1. uitleggen hoe farmacologische effecten tot stand komen, met gebruik van onder meer de begrippen farmacodynamiek en –kinetiek en
ongewenste effecten; het voorgaande vooral
betrekkind op farmaca van belang voor het orofaciaal gebied.
3. onderbouwen of medicamenteuze behandeling al dan niet gewenst is.
4. een keuze maken voor een geschikt analgeticum voor diverse tandheelkundige behandelingen en kan deze keuze onderbouwen.
5. een keuze maken voor een geschikt antibioticum voor diverse tandheelkundige behandelingen en kan deze keuze onderbouwen.
6. een passende dosering analgeticum of antibioticum berekenen.
7. instructies geven voor een juist gebruik van antibiotica en analgetica.
8. de relevante bijwerkingen benoemen en herkennen van de in de tandheelkunde toegepaste
medicatie.
Inleiding
Tandarts minder vaak geneesmiddelen voorschrijven dan huisarts
Daarom advies: in aantal soorten medicamenten beperken + voldoende ervaring hiermee opbouwen
Farmacotherapeutisch kompas raadplegen:
o Contra-indicaties, bijwerkingen, interacties, toedieningsvormen, doseringen.
Meest voorgeschreven AB: amoxicilline, NSAID: ibuprofen
NNT = aantal pt dat men moet behandelen om tov controlegroep bij 1 extra pt een gunstige uitkomst te verkrijgen of een ongunstige
voorkomen.
NNH = maat voor aantal pt dat moet worden behandeld om een ongunstige uitkomst te verkrijgen.
1. uitleggen hoe farmacologische effecten tot stand komen, met gebruik van onder meer de begrippen farmacodynamiek en –kinetiek en
ongewenste effecten; het voorgaande vooral
Als een toegediende substantie in het lichaam een gewenst effect (gewenst farmacologisch effect)
weet te geven, kan het dienst doen als geneesmiddel (farmacodyanamiek). Het zal daarvoor in een
bepaalde concentratie in (of op) het lichaam aanwezig zijn (farmacokinetiek).
De bloedbaan dient als transportmiddel naar plaats van werking (indien rechtsreekse
toediening niet mogelijk is).
Farmacodynamiek
o = wat het geneesmiddel met het lichaam doet
o Principes:
Interacties met bestaande, endogene bestanddelen
Verhoging/verlaging van activiteit van bestaande systemen dmv beïnvloeding van
cellulaire receptoren
Farmacokinetiek
o = wat het lichaam met het geneesmiddel doet
FK + FD + dosis bepalen duur en intensiteit van het fysiologisch effect!
4. een keuze maken voor een geschikt analgeticum voor diverse tandheelkundige behandelingen en kan deze keuze onderbouwen.
6. een passende dosering analgeticum of antibioticum berekenen.
7. instructies geven voor een juist gebruik van antibiotica en analgetica.
Pijnbestrijding
o Voorschrijven analgeticum
Na stellen van (werk)diagnose, want het kan symptomen veranderen/wegnemen
(bv koorts bij paracetamol) dit kan verdere diagnostiek bemoeilijken.
WHO-pijnladder = wegwijzer voor medicamenteuze behandeling van pijn
o Bijwerkingen:
Alle analgetica hebben bijwerkingen (m.n. bij langdurig gebruik/ hoge doseringen)
Uitzondering: NSAID’s: eenmalige toediening al problemen (hogere kans bij slechtere alg. gezondheid)
Daarom advies: combi met protonpompremmers (vooral bij ouderen)
o Paracetamol
Pijnbestrijding door tandarts in algemeen
Werkingsmechanisme: niet helder
Relatief smal therapeutisch raam (makkelijk te hoog gedoseerd kans op leverschade: toxisch kans lethale
afloop)
Vanaf 6 gram leverschade
Chronisch gebruik vanaf 3-4 gram p.d. leverschade
Eenmalig 10 gram lethale levercirrose
Voordeel boven bv. salicylaten (aspirine): geen nadelig effect op normale stolling + belemmeren anticoagulantia
niet
Dosering: pijn bij volwassenen
Beginnen met twee tabletten 500 mg, daarna om de 4-6 uur 1 tablet (max. 4 gram per dag)
Na operatieve ingreep:
o Pijn meestal pas 2-3 uur na ingreep
o Advies: voor uitwerking verdoving pijnstiller innemen
o Bij onvoldoende effect: volgende stap pijnladder: NSAID
Echter codeïne vk in combi met paracetamol gebruikt wordt ontraden!
, Dosering kind
Max. 10-15 mg/kg lichaamsgewicht per keer, zo nodig max. 4x daags met max. Van 500 mg per gift.
Tussen 2 doses min. 4 uur.
Contra-indicaties
Ernstig leverinsufficiëntie = absolute contra-indicatie
Leverfunctiestoornissen, nierinsufficiëntie, acute hepatitis, verminderde lever-enzymactiviteit,
dehydratie, chronische ondervoeding terughoudend voorschrijven.
Zwangerschap en lactatie: veilig gebruik
o NSAID’s
Pijnstillende + ontstekingsremmende + anti-pyretishche werking.
Werkingsmechanisme
Remmen van cyclo-oxygenase (cox-1 en cox-2) centrale rol
prostaglandinesynthese
Cox zet arachidonzuur om in prostaglandine H2 later naar:
prostaglandinen
Rol prostaglandinen ontstekingsproces:
o Vasodilatatie
o Verhoogde permeabiliteit( oedeemvorming)
o Sens. zenuwen gevoeliger voor pijnprikkels
o In hypothalamus: act. van temperatuurcentrum koorts
o Schade aan bot en kraakbeen door
ontsteking
Cox-1
Betrokken bij productie prostaglandinen die
van belang zijn bij: maagprotectie,
nierfunctie
Cox-2
Betrokken bij productie prostaglandinen die
van belang zijn bij: ontstekingsreacties
Ook betrokken bij neuronale fysiologie en
vroegste fasen van zwangerschap
Bijwerkingen ( effect op prostaglandinen)
Remming van trombocytenaggregatie
(verhoging van bloedingstijd) (salicylaten is
dit irreversibel)
Renale bijwerkingen (verminderde renale
doorbloeding nierinsufficiëntie) (pas dus
op met risicofactoren van nierinsufficiëntie)
Gastro-intestinale bijwerkingen (afname
beschermende werking maagslijmvlies):
o Vk: misselijk, zuurbranden,
buikpijn, diarree
o Soms: maagperforatie, occult
bloedverlies, gastritis, ulcus
pepticum (10.1)
Hepatotoxiciteit (m.n. diclofenac)
Hogere dosering toename bijwerkingen
(m.u.v. effect op trombocytenaggregatie)
Huidreacties, overgevoeligheidsreacties
Gastro-intestinale bijwerkingen verminderen
Selectieve cox-2 remmers
Toevoeging van protectieve prostaglandinen; misoprostol, PPI als omeprazol 20 mg 1dd
Lage dosering NSAID (geldt niet voor: naproxen en diclofenac)
o Echter alleen ontstekingsremming bij hoge dosering waarbij dan tevens cox-1 wordt
geantagoneerd.
Voorschrijven:
Middelen met kleinste kans bijwerkingen: ibuprofen, diclofenac, naproxen
Geen langdurig gebruik (risico nierinsufficiëntie), vooral bij:
o Pt > 70 jaar, diureticagebruik, levercirrose, nierziekten, ulcuslijden.
Interacties:
Acetylsalicylzuur
o Werking van acetylsalicylzuur versterking! Beiden antistollingsmedicatie! hogere
bloedingsneiging!! (dus INR monitoren: 2,5-3,5)
Digoxine, fenytoïne, methotrexaaat en lithium
o Plasmaspiegels neme toe
Chinolonen
o Kans groter op convulsies
Paracetamol
o Zinvol vanwege verschillen in aangrijpingspunt op prostaglandinesynthese in CZS