Samenvatting ‘Rekenen/wiskunde in de praktijk (onderbouw)’
Hoofdstukken 10 t/m 16
Hoofdstuk 10, oriëntatie op rekenen-wiskunde in groep 3 en 4
In groep 3 en 4 moet veel geoefend worden met tellen, optellen, aftrekken en
vermenigvuldigen. Voordat je met kinderen gaat oefenen, moeten de kinderen voldoende
inzicht hebben, voornamelijk de getallenrij.
Groep 4:
Ontdekken dat je kunt tellen met tientallen (10, 20, 30…);
Oefenen met het verder tellen vanaf een willekeurig getal;
Oefenen met het verder tellen in tientallen vanaf een willekeurig getal (tellen met de
tiensprong);
Weten wat de „buren‟ zijn van een getal op de getallenlijn;
Een getal op de getallenlijn kunnen positioneren (de plaats aanwijzen);
De getallenlijn t/m 100 verkennen;
Op verschillende wijzen inzicht krijgen in de ordening en de eigenschappen van het
tientallig stelsel.
Productief oefenen is belangrijk bijvoorbeeld zelf een getal kiezen en springen naar een
ander getal (is een vorm van productief oefenen). Ze mogen zelf actief iets bedenken, dit
biedt eindeloze variatiemogelijkheden en vele mogelijkheden tot differentiatie.
1. Springen van getallen;
2. Werken met de kralenketting;
3. Getallenlijn op papier (met steeds minder steunpunten op de lijn).
Leerstofoverzicht groep 3 & 4
Tellen en getalbegrip Getalsysteem
Omgaan met hoeveelheden
Tellen tot 100 en verder
Rekenen tot 10 en 20 Symbolen: „-‟ en „+‟
Automatisering van splitsingen en
sommen t/m 10
Strategieën bij het rekenen tot 20,
waaronder getalbeelden
Automatisering van sommen t/m 20
Oriëntatie op de getallen t/m 100 Getallenlijn; structuur, sprongen
maken en getallen positioneren
Vooruit- en terugtellen met sprongen
Tientallige structuur en schrijfwijze
van de getallen
Oriëntatie op getallen groter dan 100
Bewerkingen Optellen en aftrekken t/m 100;
verschillende strategieën
Introductie vermenigvuldigen en
delen
Tafels van vermenigvuldigen
Delen als inverse van
vermenigvuldigen
Meten Klokkijken met hele uren, halve uren
en kwartieren (analoog en digitaal)
, Maand- en jaarkalender
Vergelijken en ordenen met
natuurlijke maten: lengte, omtrek,
oppervlakte, inhoud en gewicht
Standaardmaten: meter en
centimeter, kilogram en gram, liter
Verkenning van het begrip
oppervlakte
Kopen en betalen: in eenvoudige
situaties gepast betalen en
teruggeven
Munten en biljetten (euro)
Vergelijken met geldhoeveelheden
Meetkunde Plaats en richting bepalen
Blokkenbouwsels en plattegronden
Van ruimtelijke voorstelling naar het
platte vlak
Wegen zoeken en beschrijven
Patronen voortzetten
Spiegelen
Hoofdstuk 11, rekenen-wiskunde in groep 3 en 4
Als aankomende leerkracht moet je voldoende wiskundig inzicht hebben en vaardig zijn in
het rekenen. Wie dat kan wordt gecijferd genoemd, een leerkracht moet professioneel
gecijferd zijn. Je moet over de volgende vaardigheden, inzichten en houding beschikken:
1. Het herkennen van wiskunde in zowel de eigen omgeving als die van de kinderen
(situaties uit de belevingswereld herkennen als geschikte wiskundige contexten of
toepassingssituaties);
2. Gericht zijn op oplossingsprocessen bij het (laten) oplossen van
reken/wiskundeproblemen, onder andere door te reflecteren op eigen en andermans
oplossingen (flexibel omgaan met oplossingen en oplossingsmanieren naast elkaar
zetten;
3. Inspelen op het wiskundig denken van de leerling, onder andere door te anticiperen
op hun denkprocessen en hen te stimuleren tot niveauverhoging.
Uit onderzoek is gebleken dat het regelmatig oefenen van de telrij (bijvoorbeeld door het
getallen springen) een positief leereffect opleveren.
Het is goed om belangrijke begrippen te kennen, ze horen tot de vaktaal en helpen:
Leerprocessen van kinderen begrijpen, te volgen en daarop in te spelen;
De leerstof (-opbouw) van methodes te herkennen en te kunnen aanpassen aan de
eigen groep;
Vakliteratuur te kunnen lezen;
De handleiding van de methode te kunnen begrijpen en kritisch te kunnen volgen;
Gesprekken over rekenen/wiskunde te kunnen voeren met collega‟s;
Te kunnen overleggen met of advies te kunnen vragen aan begeleiders/deskundigen.
Hoofdstuk 12, spelen en oefenen in groep 3
Het werken met een plaatje, praatje, som is heel belangrijk in groep 3. De kinderen kunnen
nog niet lezen, dus de leerkracht moet de plaatjes uitgereid espreken (ook als er geen tekst
onderstaat). Dan moeten ze kijken naar de tekeningen, er is veel te vinden in een tekening
kijk maar verschillende methodes. En bij het plaatje is een gesprek nodig om de som te
kunnen begrijpen.