Dit uitgebreide samenvatting bevat alle essentiële concepten die je nodig hebt om te slagen! Van nationaal inkomen tot inflatie en overheidsbeleid, alles wordt helder en bondig uitgelegd. Perfect om efficiënt te studeren en met vertrouwen je examen te maken.
Hoofdstuk 3: Nationaal inkomen
A. De Economische kringloop
De economische kringloop is een gesloten
systeem. Het is een gesloten kringloop. Dit
wilt zeggen dat de bestedingen, productie
en inkomen identiek zijn.
In de economische kringloop zijn er 3
economische actoren namelijk de huishoudens,
bedrijven en de overheid (oranje kaders)
Daarnaast zijn er in de economische kringloop 3
markten namelijk de markt voor goederen en
diensten, de markt voor productiefactoren en de
financiële markt (blauwe kaders)
De groene pijlen geven de geldstroom weer
Huishoudens ontvangen een inkomen en gebruiken dit om te consumeren, belastingen te betalen en te sparen.
Bedrijven ontvangen geld uit de verkoop van goederen en diensten en gebruiken dit om productiefactoren te
kopen. Huishoudens en bedrijven kunnen geld lenen op de financiële markt om investeringsgoederen te kopen.
De overheid ontvangt geld uit belastingen en gebruikt dit om aankopen te doen. Overschot van
belastinginkomsten heet public saving. Dit kan positief zijn (budget surplus) of negatief (budgettekort).
B. Waardoor wordt het nationaal inkomen of reële BBP bepaald?
De belangrijkste macro-economische variabele is het bruto binnenlands product. Dit meet de totale output van
goederen en diensten en het totale inkomen van een land.
Het bbp hangt af van de hoeveelheid inputs (productiefactoren) en de mogelijkheid om die inputs om te zetten
in outputs (productiefunctie).
Productiefactoren
De productiefactoren kapitaal (𝐾) en arbeid (𝐿) worden gebruikt om goederen en diensten te produceren.
➔ Kapitaal zijn de gereedschappen, machines en structuren die gebruikt worden in productieprocessen
➔ Arbeid zijn de fysieke en mentale inspanningen van werknemers
De totale productie is afhankelijk van de productiefactoren. Productiefactoren (inputs) worden ingezet om
productie (output) te hebben.
Productiefunctie
De beschikbare technologie bepaalt hoeveel output wordt geproduceerd gegeven de hoeveelheid kapitaal en arbeid.
Productie = f(ingezette productiefactoren) 𝑌: productie
➔ 𝑌 = 𝐹(𝐾,𝐿) 𝐹: productiefunctie: technologische kennis
𝐾, 𝐿: productiefactoren kapitaal en arbeid
De productiefunctie geeft weer hoeveel output (Y) een economie kan produceren met K eenheden van kapitaal
en L eenheden arbeid.
De productiefunctie weerspiegelt het niveau van technologische kennis (F) van een economie.
De productiefunctie vertoont ook constante schaalopbrengsten.
➔ z𝑌 = 𝐹(z𝐾,z𝐿)
Aannames van de productiefunctie →
− K=𝐾 ̅ en L = 𝐿̅ (Ze worden gegeven. Kapitaal en arbeid zijn dus exogeen aan het model)
− Alle productiefactoren worden optimaal benut (ze worden volledig gebruikt)
− De technologische kennis (F) is gegeven/vast
,Schaalopbrengsten
Initieel → 𝑌1 = 𝐹(𝐾1,𝐿1)
Vermenigvuldig alle productiefactoren (inputs) met dezelfde factor z
➔ K2 = z𝐾1 en L2 = z𝐿1
Wat gebeurt er met de output, 𝑌2 = 𝐹(𝐾2,𝐿2)? →
− Bij constante schaalopbrengsten is 𝑌2 = z𝑌1
− Bij toenemende schaalopbrengsten is 𝑌2 > z𝑌1
− Bij afnemende schaalopbrengsten is 𝑌2 < z𝑌1
Aannames
K=𝐾 ̅
L = 𝐿̅
Alle productiefactoren zijn optimaal benut
Vb als we met machines werken gaan we er vanuit dat ze de hele werkdag draaien
Technologische kennis is gegeven
Bepaling BBP
Totale productie = aanbod aan goederen en diensten
➔ 𝑌 = 𝐹(𝐾 ̅ , 𝐿̅) = 𝑌̅
De productiefunctie en de productiefactoren bepalen samen de output. Doordat we veronderstellen
dat de hoeveelheid kapitaal en arbeid vast is, is ook de output vast.
De totale productie/nationaal inkomen wordt bepaald door gegeven hoeveelheden productiefactoren (kapitaal
en arbeid) en door gegeven niveau van technologische kennis.
C. Waardoor wordt de inkomensverdeling tussen de eigenaars van arbeid en de eigenaars van
inkomen bepaald?
De productiefactoren en productiefunctie samen bepalen het nationaal inkomen. In de economische kringloop zien
we dat het nationaal inkomen van de bedrijven naar de huishoudens vloeit door de markt voor productiefactoren.
Factorprijzen
Factorprijzen zijn de vergoeding per eenheid van productiefactor. (kapitaal en arbeid zijn niet gratis)
➔ Huur (𝑅) als vergoeding voor de eigenaars van kapitaal
➔ Loon (𝑊) voor de arbeidskrachten Notatie →
Huur (R) en loon (W) worden bepaald door vraag en aanbod van − W = nominaal loon
productiefactoren. − R = nominale huur
− P = Algemeen prijspeil (prijs van output)
𝑊
− = Reële loon
𝑃
(Gemeten in eenheden output)
𝑅
− = Reële huur
𝑃
(Gemeten in eenheden output)
Loon in prijs uitdrukken (= nominaal)
Loon in producten uitdrukken (= reëel)
We veronderstellen dat de productiefactoren vast zijn (𝐾̅, 𝐿̅) . Hierdoor is het aanbod van productiefactoren
dus verticaal. Factor aanbod hangt dus niet af van de factorprijs.
De vraag naar productiefactoren komt van de bedrijven die kapitaal en arbeid gebruiken. Hoeveel kapitaal/arbeid
wensen de ondernemingen in te zetten?
Het snijpunt tussen vraag en aanbod geeft de evenwichtsfactorprijs.
,Vraag naar productiefactoren
In een competitieve markt zijn er heel veel bedrijven die namelijk prijsnemer zijn.
Een competitieve onderneming is relatief klein ten opzichte van de markt en heeft dus weinig invloed op de
marktprijzen.
➔ 𝑃, 𝑊, 𝑅 zijn dus gegeven. Met 𝑃 (prijzen voor producten) en 𝑊 (prijzen voor productiefactoren)
Een competitieve onderneming heeft als productiefunctie 𝑌 = 𝐹(𝐾, 𝐿)
➔ De onderneming produceert meer output wanneer ze meer kapitaal en arbeiders gebruikt. In deze
analyse is zowel arbeid als kapitaal in handen van de huishoudens.
Doel van een onderneming is winstmaximalisatie
➔ 𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡𝑒𝑛 − 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛
𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑠𝑡𝑒𝑛 − 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑 − 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙
𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = 𝑃𝑌 − 𝑊𝐿 – 𝑅𝐾
De winst is afhankelijk van de productiefactoren. We substitueren Y dus door de productiefunctie (F(𝐾, 𝐿)).
➔ 𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = 𝑃𝐹(𝐾, 𝐿) − 𝑊𝐿 − 𝑅𝐾
Een competitief bedrijf neemt de productprijs en factorprijzen als een gegeven. Het moet dus de hoeveelheid
arbeid en kapitaal kiezen die de winst maximaliseert.
Wat zijn de winstmaximaliserende hoeveelheden arbeid en kapitaal?
Vraag naar arbeid
Hoe meer arbeiders een bedrijf aanneemt, hoe meer output kan worden geproduceerd.
Marginaal product van arbeid (MPL) is de extra productie die een onderneming produceert door het
toevoegen van één eenheid arbeid, gegeven een vaste hoeveelheid kapitaal.
➔ 𝑀𝑃𝐿 = 𝐹(𝐾, 𝐿 + 1) − 𝐹(𝐾, 𝐿)
• 𝐹(𝐾, 𝐿 + 1): De hoeveelheid output die geproduceerd wordt met 𝐾 eenheden kapitaal en 1 extra
eenheid arbeid.
• 𝐹(𝐾, 𝐿): de hoeveelheid geproduceerde output met 𝐾 eenheden kapitaal en 𝐿 eenheden arbeid.
Verschil tussen beide geeft de hoeveelheid output ten gevolge van 1 extra eenheid 𝐿.
Afnemend marginaal product
➔ Het marginaal product van arbeid neemt af naarmate de hoeveelheid arbeid toeneemt.
Naarmate de hoeveelheid 𝐿 toeneemt, wordt de productiefunctie
vlakker maar deze wordt nooit nul.
MPL geeft de helling van de productiefunctie weer.
De vraag is nu hoeveel arbeidskrachten de onderneming wil aanwerven?
Wanneer een onderneming beslist of ze een extra werknemer aanwerft, kijkt ze hoe dit de winst zou
beïnvloeden. Ze bekijkt de extra opbrengsten van de verhoogde productie en ook de extra kosten kosten.
Extra opbrengsten: Een extra eenheid arbeid produceert MPL eenheden output die verkocht kan worden tegen P euro.
➔ 𝑃 × 𝑀𝑃𝐿
Extra kost is het loon van de extra eenheid arbeid
➔ W
∆ 𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = ∆ 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡𝑒𝑛 − ∆ 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛
∆ 𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = (𝑃 × 𝑀𝑃𝐿) − 𝑊
, Het aanwerven van extra arbeidskrachten is dus winstgevend zolang 𝑃 × 𝑀𝑃𝐿 groter is dan 𝑊.
De onderneming neemt extra arbeidskrachten in dienst tot 𝑀𝑃𝐿 daalt tot het punt waar de extra winst gelijk is
aan het loon.
𝑊
➔ 𝑃 × 𝑀𝑃𝐿 = W → 𝑀𝑃𝐿 =
𝑃
Grafisch →
• De vraag naar arbeid wordt bepaald door het marginaal product en daarom is het afnemend
• Het reële loon is de vergoeding van arbeid gemeten in eenheden output in plaats van in euro’s. Het
reële loon past zich aan om vraag en aanbod in evenwicht te brengen.
• Door het afnemend marginaal product, heeft de 𝑀𝑃𝐿 een negatieve helling.
𝑊
• Voor elk gegeven reëel loon, huurt de onderneming arbeiders tot het punt waar 𝑀𝑃𝐿 = .
𝑃
De 𝑃 𝑀𝑃𝐿-curve is dus ook de vraagcurve.
Vraag naar kapitaal
→ Analoog aan arbeid
Marginaal product van kapitaal (MPK) is de extra productie die een onderneming produceert door het
toevoegen van één eenheid kapitaal, gegeven een vaste hoeveelheid arbeid.
➔ 𝑀𝑃K = 𝐹(𝐾+1, 𝐿) − 𝐹(𝐾,𝐿)
Afnemend marginaal product
➔ Het marginaal product van kapitaal neemt af naarmate de hoeveelheid kapitaal toeneemt.
De vraag is nu hoeveel kapitaal de onderneming zal huren?
Extra opbrengsten voor 1 extra hoeveelheid kapitaal
➔ 𝑃 × 𝑀𝑃𝐾
Extra kosten voor 1 extra hoeveelheid kapitaal
➔ 𝑅
∆ 𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = ∆ 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡𝑒𝑛 − ∆ 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛
∆ 𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = (𝑃 × 𝑀𝑃𝐾) − 𝑅
Dus de vraag naar kapitaal wordt bepaald door
𝑅
➔ 𝑃 × 𝑀𝑃𝐾 = 𝑅 → 𝑀𝑃𝐾 =
𝑃
Vanuit de vraag nar arbeid en de vraag naar kapitaal kan men afleiden dat de onderneming productiefactoren
vraagt tot het punt waar het marginaal product van die factor gelijk is aan de reële factorprijs.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper arthurpeyrard. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,99. Je zit daarna nergens aan vast.