100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Begrippenlijst sociologie: De maatschappij van de sociologie €6,96
In winkelwagen

Overig

Begrippenlijst sociologie: De maatschappij van de sociologie

1 beoordeling
 4 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling
  • Boek

Dit document bevat alle begrippen uit het boek "De maatschappij van de sociologie" geschreven door Rudi Laermans. Begrippen zijn heel belangrijk bij dit vak.

Voorbeeld 8 van de 22  pagina's

  • 24 juli 2024
  • 22
  • 2023/2024
  • Overig
  • Onbekend

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: selinozkan • 2 maanden geleden

reply-writer-avatar

Door: amaura • 1 maand geleden

Komt de leerstof niet meer overeen met vorig jaar? Ik had alle begrippen uit het boek die we moesten kennen hierin verwerkt.

avatar-seller
Begrippenlijst sociologie
Hoofstuk 1: Het sociologisch perspectief

Basisvragen sociologie
1. Wat verklaart de ordening van het samenleven?
2. Hoe wordt het individuele beïnvloed door het maatschappelijke?
3. In wat voor samenleving leven wij? (Hoe zien de basiscontouren van onze
samenleving eruit? Maatschappijdiagnose)

4. Hoe onderzoeken we dat allemaal op een wetenschappelijke manier?


Sociologie De wetenschap van het sociale
Actor Een wezen met een handelingsvermogen
Agency Het handelingsvermogen van een organisme
Kwantitatief onderzoek Onderzoek met cijfers, data en statistische berekeningen
Kwalitatief onderzoek Het bestudeert sociale fenomenen in de diepte
Participerend onderzoek Onderzoeker dompelt zich onder in de omgeving die hij wil
onderzoeken
Diepte-interview Een interview met open vragen, waarop de participant en
ook de onderzoeker verder op kan doorvragen
Homo universalis Mens die alles kan
Collectieve actoren Een groep die sociaal kan handelen
Individuele actoren Een individu dat sociaal kan handelen
Samenhandelen Joint action, actoren zijn wederzijds georiënteerd en
refereren naar elkaar
Sociaal handelen Handelen van een actor georiënteerd op de handeling van
een andere actor/actoren
Zelfreferentieel Handelingen/voorwerpen verwijzen naar zichzelf
Dynamisch Tijdsgebonden
De reflexieve monitoring van Het voortdurend succesvol sturen en controleren door de
handelen actor van zijn eigen activiteit
Afhankelijkheidsverhouding/ De actoren hebben elkaar nodig
sociale binding
Sociaal verband Een specifiek geheel van onderlinge
afhankelijkheidsverhoudingen, eventueel deel van een
ruimer sociaal netwerk (de KU Leuven – de Vlaamse
universiteiten)
Veralgemeende Iedereen is van anderen afhankelijk
gegeneraliseerde Iedereen wordt door alles beïnvloed (wereldsamenleving)
afhankelijkheid Elke specifieke entiteit is deel van een groter netwerk of die
nu wil of niet
Sociaal netwerk Een lange ketting van afhankelijkheden
Reïficatie Verdingeling
Wanneer een abstract concept, zoals een idee of een

1

, hypothetische constructie behandeld wordt alsof het een
concrete werkelijke gebeurtenis of fysische entiteit is. (Vb.
dé economie)
De maatschappij of Het momentane geheel van alle sociale relaties, bindingen,
samenleving verbanden en netwerken.
Nationale of regionale Heeft territoriale en vaak ook politieke grenzen
samenleving
Globalisering Mondialisering, toenemend proces van economische,
culturele en politieke integratie op mondiaal niveau
(internationaal)
Er komen alsmaar meer sociale bindingen tussen actoren
die niet noodzakelijk geografisch dicht bij elkaar liggen
Wereldmaatschappij Het momentane geheel van transcontinentale, in aanleg
mondiale sociale relaties, bindingen, verbanden en
netwerken
Kosmopolitisme Een mondiaal of wereldbewustzijn
Gevoel van verbondenheid met mensen over heel de
wereld
Het egocentrische De samenleving als een reeks van concentrische cirkels van
maatschappijbeeld anderen rondom een ik of ego (‘ik’ ben het centrum van
waaruit sociale relaties vertrekken)
Sociologische Het vermogen om zichzelf te in een netwerk van
verbeeldingskracht afhankelijkheden
Het vermogen om persoonlijke problemen met sociale
feiten te linken
Nationalisme Landen, het gevoel van verbondenheid met de mensen
binnen dezelfde landsgrenzen
Victim blaming Slachtoffer krijgt de schuld en is daarom geen slachtoffer
meer, maar de eigenlijke dader of minstens
medeverantwoordelijke
Defamiliarisering Vertrouwde sociale feiten/realiteit wordt (gedeeltelijk)
onvertrouwd
Waarderingsvrijheid Morele neutraliteit: onderzoek doen zonder eigen waarden
voorop te stellen
Standpunttheorie Innemen van het standpunt van de onderdrukte
Sociaal reformisme Nastreven van haalbare hervormingen door middel van
harde feiten
Reformisme Streven om een systeem/samenleving door systematische
ingrepen te veranderen en hervormen
Onbedoelde gevolgen Gevolgen van bepaalde acties die niet opzettelijk waren
Perverse gevolgen Gevolgen van bepaalde acties die het tegenovergestelde
geven van wat oorspronkelijk bedoeld was
Mattheüseffect Al wie al veel heef, krijgt daarna nog meer
Al wie weinig heeft, krijgt daarna minder
Evangelie – Mattheüs – “aan hem die heeft, zal gegeven
worden”
Self-denying prophecy Een voorspelling die niet uitkomt, doordat die uitgesproken
2

,Zichzelf weerleggende/ zichzelf werd
vernietigende voorspelling Een aanvankelijk correcte of ware voorspelling die niet
uitkomt, doordat die uitgesproken werd (zorgt onbedoeld
voor een handelen dat de voorspelling tenietdoet)
Thomas-theorema Wanneer mensen de situatie op een bepaalde manier
definiëren, dan heeft dat reële gevolgen alsof die
situatiedefinitie inderdaad correct was
Situatiedefinitie Interpretatie van een verschijnsel/situatie die zegt 'wat het
geval is’'
Self-fulfilling prophecy Een voorspelling die uitkomt, doordat die gemaakt werd
Zichzelf waarmakende/ zichzelf Een aanvankelijk onware situatiedefinitie resulteert
bevestigende voorspelling onbedoeld in handelen dat de oorspronkelijke onware
voorstelling van zaken waarmaakt.
Sociale vooroordelen of Een geschematiseerde collectieve voorstelling van een
stereotypen sociale groepering en haar leden
Sociale geloofscirkel De onbewijsbare definitie van een toekomstige situatie is
geloofwaardig omdat ze van geloofwaardige voorspellers
komt en leidt daarom tot een handelen dat de voorspelling
bevestigt, waardoor de geloofwaardigheid van de
voorspellers toeneemt.
Meesleureffect Iemand handelt omdat die in iets geloofd en sleurt zo
anderen mee, cumulatief effect
Begrip of concept Een notie die abstractie maakt van de meer particuliere
uitingen van het omschreven fenomeen
Theorie Een samenhangend geheel van naar elkaar verwijzende
abstracte begrippen en daaruit afgeleide conceptuele
uitspraken.
Grounded theory of Het inductief ontwikkelen van begrippen en conceptuele
gefundeerde theorie uitspraken vanuit concreet onderzoek
Inductief (een nieuwe thorie proberen te creëren), specifiek
Middle range theory Theorie met beperkte reikwijdte
Situeert tussen empirisch beschrijving van sociale
fenomenen en alomvattende theorie van het sociale
Deductief, concreter, specifieker (dan grand theory)
Grand theory Super theorie; een totaaltheorie van het sociale
Kan de drie inhoudelijke sociologische basisvragen
beantwoorden
Deductief (afleidend), algemeen, abstract
Theoretische pluralisme Verschillende theoretische referentiekaders hebben binnen
de sociologie
Theoretisch referentie kader Een globale visie op de basiselementen van het sociale en
hoe doe moeten worden gestudeerd
Grondslagenonderzoek Richt zich op vragen als “Wat is nu precies een sociale
verhoudening” “Wat is een maatschappij”
Conflictsociologische Karl Marx; deze vies focust op de gespannen relaties
benadering tussen sociale groepen wier belangen en macht sterk
uiteenlopen.

3

, In een kapitatlische samenleving is klassenstrijd
onvermijdeljk.
Sociocentrisme Emile Durkheim; hij benadrukt vooral de sociaal sturende
rol van breed gedeelde opvattingen
Actorcentrisme Max weber; hij vertrekt van sociale fenomenen van de
persoonlijke motieven die individuen tot samenhandelen
aanzetten.
Sociale cohesie Sociale samenhang
Sociale blindheid Het niet toekennen van sociale afhankelijkheden in de
maatschappij
Decentrering Vermijden van sociale blindheid
Functioneel gedifferentieerd Mensen specialiseren zich meer in dingen waarvan ze veel
weten/veel kunnen.
Jobs worden in kleinere eenheden opgedeeld om het zo
efficiënt mogelijk te laten verlopen -> zorgt voor enorm veel
afhankelijkheid
Segmentatie Onafhenkelijke groep (een stam)
Sociologische driehoek Een theoretische driehoek met drie domeinen binnen de
sociologie: theorievorming, sociale sturing en empirisch
onderzoek.
Contingentie De toevalligheid (hoe toevallig/voorspelbaar is iets?
Patronen, regelmaat, wanorde)
Sociale betrekkingen Relaties of verhoudingen tussen verschillende actoren
Sociaal Niet alleen de positieve connotatie het in de volksmond
gebruikt wordt, maar ook de negatieve kant ervan
vb. schieten in de oorlog is een sociale (actie)


Hoofdstuk 2: Ordening en invloed van het sociale

Sociale orde Een gestructureerd sociaal verkeer tussen sociaal ongelijken
Sociaal kapitaal Algemeen vertrouwen in anderen
Sociale rollen Geheel van verwachtingen over het handelen van een
positiebekleder.
Hun gedrag wordt aangepast naarmate welke rollen ze ‘op
zich nemen’
Sociale structuur Een structuur die gevormd wordt door verwachtingen die
verwacht worden.
Globale richtingaanwijzer voor het samenhandelen
Zorgt voor selectieve inperking van
handelingsmogelijkheden van actor
Sociale normen Regels die bindend voorschrijven hoe men in een bepaalde
sociale relatie heeft te handelen
Sociale positie De plaats die iemand inneemt binnen een sociale relatie in
verhouding tot anderen
Positiebekleder Een individu die een sociale positie bezet
Objectieve dimensie (van Financiële middelen, onderwijs, macht
4

,sociale ongelijkheid)
Subjectieve dimensie (van Waardering, prestige, status
sociale ongelijkheid)
De probabilistische of Complementaire sociale rollen, dus elkaar aanvullende
verwachtingsgerichte visie op sociale verwachtingen over het handelen van
sociale orde positiebekleders, structureren het samenleven.
Sociale ongelijkheid Het bestaan van een asymmetrie of hiërarchie tussen
individuele of collectieve actoren
Organisatiegebonden macht Het vermogen om voor andere leden van een organisatie
bindende beslisingen te formuleren, of beslissingen die zij
tot uitganspunt of premisse van hun handelen moeten
nemen.
Verwachtingsverwachting Wanneer iemand verwacht, dat mensen bepaalde
verwachtingen hebben over hun
formele rolverwachtingen Juridisch afdwingbare normen/verwachtingen (bijvoorbeeld
prof: kom op die uren van de dag lesgeven)
Informele rolverwachtingen Niet juridisch afdwingbare normen/verwachtingen
(bijvoorbeeld prof: wees deftig gekleed)
De sociale of maatschappelijke Objectieve dimensie van de sociale ongelijkheid
ladder Een sociale ongelijke verdeling van hooggewaardeerde
zaken als inkomen, vermogenstitels, diploma’s
Sociale stijging wordt positief gewaardeerd
Sociale daling wordt negatief gewaardeerd
Status of prestige ladder Subjectieve dimensie van sociale ongelijkheid
Ongelijke waardering en behandeling van individuen of
algemener, van sociale actoren, beoordelen van mensen
hun status/plaatsen
Sociale mobiliteit Bewegen van individuen op de sociale ladder
Intragenerationele mobiliteit Mobiliteit binnen de individuele levensloop
Intergenerationele mobiliteit Mobiliteit tussen generaties (beter of slechter doen dan je
ouders)
Statusincongruentie of - Het innemen van uiteenlopende posities binnen de
inconsistentie verschillende hiërarchische dimensies die sociaal aanzien,
prestige of status definiëren
Statusonzekerheid De onzekerheid bij statusinconsistente individuen over hun
sociale appreciatie en behandeling
Sociale laag of sociaal stratum Groep van sociale posities die binnen de objectieve
dimensie van sociale ongelijkheid op min of mer dezelfde
hoogte zitten
Sociale stratificatie De opdeling van een maatschappij, vanuit het oogpunt van
de objetieve sociale ongelijkheid, in onderling ongelijke
lagen van vergelijkbare sociale posities.
Sociale ongelijkheid verticaal bekeken.
Convivium Binnen eigen sociale laag staat men met anderen op gelijke
hoogte
Connubium Affectieve banden hebben binnen hun eigen stratum
Sociale klasse In algemene zin: Een sociaal stratum van onderling
5

, vergelijkbare beroepsposities
In specifieke zin: relatief duurzaam sociaal stratum van
huishoudens die vergelijkbaar zijn vanuit het oogpunt van
de objectieve sociale ongelijkheid
Klassenpositie in algemene zin: een beroepspositie binnen een bepaalde
klasse
in specifieke zin: de positie van een leefeenheid binnen een
bepaalde klasse
Martsituatie Focus op inkomsten (hoogte van inkomen, mate van
economische zekerheid, mogleijkheden tot promotie en
hoger inkomen)
Werksituatie Focus op macht (autonomie in job, gemiddelde positie van
beroepscategorie)
Methodologisch nationalisme Cijfers organiseren op landgrenzen
Methodologsich Cijfers organiseren op wereldniveau
kosmopolitisme
Etnie Een sociaal verband waarbinnen en zeker wij-gevoel leeft
vanwege gemeenschappelijk cultureel erfgoed
Ethnische stratificatie Etnische opdeling van groepen en de rangschikking van die
groepen op basis van fysiologische kenmerken (huidskleur,
haar, …) gewoonten en cultuur
Geslachtsstratificatie De veelvormige objectieve sociale ongelijkheid tussen
mannen en vrouwen
Schaduwarbeid De onbetaalde en laaggewaardeerde want meestal
routineuze arbeid dat vaak sociaal onopgemerkt gebeurt
(kuisen, koken, voor de kinderen zorgen…)
Patriarchaat Duurzame mannelijke overheersing in een samenleving
Sekse Biologische, anatomische en hormonale verschillen tussen
mannen en vrouwen
Geslacht of gender Brede zin: De gevarieerde en complexe arrangementen
tussen mannen en vrouwen die de organisatie van de
reproductie, de seksuele arbeidsdeling en culturele
definities van vrouwelijkheid en mannelijkheid omvatten
Specifieke zin: de sociaal dominante definities van
mannelijkheid en vrouwelijkheid of geslachtsidentiteiten
Zelfbeheersing of zelfdwang Drift- en affectcontrole
Om sociaal wenselijk over te komen
Reflexieve zelfdwang Met zelfbesef (bewust naleven van sociale verwachtingen)
Automatische zelfdwang Zonder zelfbesef (onbewust sociale verwachtingen naleven)
Controlled decontrolling Geremd ongeremd
De zelfcontrole wordt op een gecontroleerde manier
versoepeld (bijvoorbeeld in de vrijetijdssfeer)
Internalisering Verinnerlijking; het zich eigen maken van wat voorheen
vreemd was voor die persoon
Socialisatie Belerende actoren die een lerend individu sociaal maken
Samenahandelen aanleren
Socialisatieproces Het leerproces van zelfdwang
6

,Socialisatieverhouding of Actoren die een afhankelijkheidsverhouding hebben door
socialisatieverbinding socialisatie; belerend en lerend individu
Primaire socialisatie de eerste belerende instanties (gezin en familie)
Primaire habitus Het eerst verworven geheel van neigingen of disposities om
zus en niet zo te handelen, denken, te waarderen, zelfs waar
te nemen.
Secundaire socialisatie Gericht en expliciet georganieseerde manier van het
bijbrengen van vaardigheden en kennis (vaak formeel,
onderwijs, zelfgekozen peergroups)
Peergroup Groep van gelijken
Positietoewijzing of positie- Toewijzing/verdeling van sociale posities over individuen,
allocatie toewijzing van beroepsposities staat centraal
Reproductie van sociale In stand houden van generatie op generatie van de sociale
ongelijkheid stratificatie, dus van de verschillen tussen de sociale
klassen; tussen hoger en lager geplaatsten op de sociale
ladder (onbedoeld gevolg)
Primaire socialisatie in sociaal ongleijke milieus stuurt dus
tot op grote hoogte de kansen binnen de secundaire
socialisatie, die op haar beurtde toegang tot
beroepsposities regelt en zo ook tot de diverse treden van
de sociale ladder.
Certificeren Een behaald diploma zorgt voor een hogere ‘status’ en een
hoogstwaarschijnlijk ook hogere klasse
Inclusieve functie Met diploma krijg je toegang
Exclusieve functie Zonder juiste diploma uitgesloten van bepaalde
beroepsposities
Tertiare socialisatie Socialisatieprocessen die naast de primaire en secundaire
socialisatie plaatsvinden (informeel bijvoorbeeld hobby op
latere leeftijd)
Anticiperende socialisatie Voorbereiden van opgenomen worden in een sociaal
verband, socialisatieproces zelf al initiëren (etiquette leren
voor naar een bal te gaan, enkel voor terieaire socialisatie) )
Pedagogische driehoek Beste situatie is: schoolcultuur, thuiscultuur en peergroup
cultuur hebben een match (zo heeft men het minst last van
verschillende soorten samenhandelen en socialisatie)
Vaak is er geen match tussen bijvoorbeeld schoolcultuur en
thuiscultuur: moet zich anders gedragen in verschillende
situaties/op verschillende plaatsen
Persoonlijke identiteit Het individuele zelfbeeld dat een antwoord geeft op de
vraag “Wie ben ik?”
Interne collectieve identiteit Een binnen een groepering of sociaal verband relatief sterk
gedeeld wij-gevoel
Externe collectieve identiteit Een zij-beeld (of zij-beschrijvingen) van een groepering of
sociaal verband dat breed wordt onderschreven door niet-
leden of buitenstaanders
Looking glass self We zien onszelf in de ogen van een ander
(spiegelbeeld) Het inbeelden van onze verschijning aan de andere, het

7

, inbeelden van zijn beoordeling van die verschijning
Homogenisering Persoonlijke verschillen worden uitgevlakt door
gemeenschappelijke kenmerken
Hybride persoonlijke identiteit Een mix van identificaties met niet naadloos op elkaar
aansluitende collectieve identiteiten
Identificatie Het eigen maken van collectieve identiteiten (beeld van een
groep)
Sociale constructies Selectieve uitvergrotingen van bepaalde groepskenmeken
door binnen- en buitenstaanders
Verbeelde gemeenschap Imagined community; leden van grote sociale veranden
kennen elkaar niet en iedere voorstelling van hun eenheid is
sowieso verbeeld
Idealisering Ideaalbeelden: geflatteerde collectieve zelfportretten;
wanneer leden van een groep zichzelf hoge eigenschappen
toewijzen, terwijl ze vaak minder hoge eigenschappen
hebben.
Individualiseringsprocessen Individu ziet zichtzelf als uniek en relativeert het belang
collectieve identieit
Negatieve zelfdefiniëring Een sociaal verband of groepering identificeerd zichzelf dan
op een positieve manier door aan een ander collectief exact
de omgekeerde dus negatief gewaardeerde eigenschappen
toe te wijzen
Essentialisering Het voorstellen van een collectieve identiteit als wezenlijk of
primordiaal voor alle leden van het betrokken collectief
Identiteitspolitiek Het thematiseren van collectieve identiteiten binnen de
publieke arena
Creëren van een nieuw wij-beeld met oog op succes
Desidentificatie Sterk gekleurde afwijzingen ten opzichte van ander
collectieven
Endogamie Huwen binnen eigen groep (<> exogamie)
Kastensysteem Gesloten stelsel van sociale strata, toewijzing op basis van
afkomst en in stand gehouden via endogamie


Hoofdstuk 3: Het hedendaagse samenleven

Sociale-tijdsdiagnose vraag In welke maatschappij leven wij nu?
Structuurkenmerk Een essentiële eigenschap van een sociaal verband (de
samenleving)
Taakdifferentiatie Arbeidsindeling; taken die worden gesplitst
Sociale differentiatie Het bestaan van verschillen tussen sociale eenheden die
aan de hand van een eenduidig principe kunnen worden
gedefinieerd
Verticale sociale differentiatie Stratificatie van de samenleving in verschillende lagen die
een hiërarchie bevatten, verschillende lagen boven op
elkaar
Ongelijke sociale eenheden
8

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper amaura. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,96. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 71250 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis

Laatst bekeken door jou


€6,96  4x  verkocht
  • (1)
In winkelwagen
Toegevoegd