Samenvatting boek Developmental Neuropsychology, A clinical Approach, Auteur: V. Anderson, E. Northam, J. Hendy, J.
Wrennall
Samenvatting boek Developmental Neuropsychology, A clinical
Approach
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1, Child Neuropsychology: Dimensions of theory and practice..............................................................2
Hoofdstuk 2, Cerebral Development (Hersenontwikkeling).....................................................................................6
Hoofdstuk 3, Cognitive development (Cognitieve ontwikkeling)...........................................................................10
Hoofdstuk 4, Recovery from early brain insult: Plasticity, early vulnerabulity, and their neural bases (Herstel van
hersenschade: plasticiteit, kwetsbaarheid en neurale basis).................................................................................13
Hoofdstuk 5, Traumatic brain injury in children. (Traumatisch hersenletsel bij kinderen)....................................16
Hoofdstuk 6, Hydrocephalus and spina bifida (Waterhoofd en open ruggetje).....................................................20
Hoofdstuk 7, Cerebral infections (Herseninfecties)................................................................................................25
Hoofdstuk 8, Endocrine and metabolic disorders (Endocriene en metabole stoornissen)....................................29
Hoofdstuk 9, Childhood epilepsies (Kindertijd epilepsies)......................................................................................33
1
,Samenvatting boek Developmental Neuropsychology, A clinical Approach, Auteur: V. Anderson, E. Northam, J. Hendy, J.
Wrennall
Hoofdstuk 1, Child Neuropsychology: Dimensions of theory and practice.
Kinderneuropsychologie= de studie van de relatie tussen hersenen en gedrag, binnen de dynamische context
van ontwikkelde hersenen.
- Voordeel: Jonge hersenen zijn flexibeler, waardoor functies overgenomen kunnen worden door
andere delen van de hersenen, met als resultaat zo min mogelijk verlies van functies.
- Nadeel: Als jonge hersenen beschadigd wordt, kan het minder goed benodigde aandacht, geheugen
en leervaardigheden ondersteunen om nieuwe kennis te kunnen verwerven, waardoor er een gat kan
blijven bestaan tussen een kind met een aangetast CZS en leeftijdsgenoten.
1.1. Dimensions of Child Neuropsychology (Dimensies van de kinder neuropsychologie)
Kinderneuropsychologie is grotendeels gebaseerd op modellen van volwassen neuropsychologie. Echter zijn
deze modellen niet voldoende om complexe neurologische, cognitieve en psychosociale consequenties te
begrijpen in geval van hersenletsel bij een kind. Ontwikkelingsneurologie en cognitieve psychologie zijn met
name cruciale elementen voor het in kaart brengen van de verwachte veranderingen die zich tijdens de
kindertijd in het CZS voordoen totdat de hersenen relatief stabiel en volwassen zijn.
Een kinderneuropsycholoog moet omgaan met de interacties tussen organische, cognitieve, sociale en
ontwikkelingsfactoren om een begrip te krijgen van hoe deze factoren het kind beïnvloeden.
Er is een verschil tussen ontwikkelingsstoornissen en verworven stoornissen. Het verschil zit hem in de oorzaak.
Bij een ontwikkelingsstoornis (developmental disorders) is het niet bekend, bij een verworven stoornis wel
(aquired disorders).
- Een ontwikkelingsstoornis is bijvoorbeeld ADHD, Autisme, leerstoornissen etc. De oorzaak hiervan is
niet duidelijk te benoemen. Vroegtijdige interventie om ook andere problemen die zich eventueel
kunnen voordoen, dienen te worden geminimaliseerd. Wordt vaak vroeg in de ontwikkeling ontdekt.
- Een verworven stoornis is een stoornis waarbij een oorzaak aan te duiden is waardoor van het ene
moment op het andere moment een intact CZS een blessure oploopt met allerlei consequenties van
dien.
Voorbeeld: Een kind van 8 kleed zich aan, springt op de fiets en kan denken, ruiken en voelen etc. Vervolgens
krijgt het kind een ongeluk en raakt gewond. Het intacte stelsel loopt een ‘blessure’ op met alle gevolgen van
dien. Dit is een voorbeeld van een verworven stoornis. De oorzaak hiervan is bekend (het ongeluk
bijvoorbeeld). Als er sprake is van herstel, verloopt dit anders dan bij een ontwikkelingsstoornis.
Veel stress tijdens de zwangerschap is een link naar ADHD. Daarmee kun je zeggen dat een
ontwikkelingsstoornis omgezet in een verworven letsel. Omdat er een oorzaak bekend is. Kortom, een
ontwikkelingsstoornis kan dus in de toekomst een verworven stoornis worden.
Omdat de diagnose van een ontwikkelingsperspectief anders is dan het stellen van een diagnose bij een
volwassene.
- Leeftijd is hierbij belangrijk. Je gebruikt namelijk daardoor ander testmateriaal, gebaseerd op leeftijd/
gedragsrepertoire (bijv. kind van 1 jaar kan nog niet praten en een kind van 8 jaar wel).
- Kwantitatieve veranderingen: Het gaat steeds beter ( heeft een lineair verband)
- Kwalitatieve veranderingen: Een rups veranderd in een vlinder. Het veranderd in iets anders dat niet
met elkaar meer te meten is.
- Vaardigheden kunnen verdwijnen in de loop der tijd.
- Hetzelfde gedrag kan door verschillende onderliggende mechanismen in de hersenen gestuurd worden.
Dit maakt dat een diagnose stellen lastig is.
Ook een prognose van een stoornis bij een kind is anders dan bij een volwassene. Er zijn positieve en negatieve
consequenties als je het hebt over plasticiteit van de hersenen. Als je het hebt over een negatieve
consequentie, heb je het over ‘’ Crowding’’ (Drukte). In het linker hersenhelft zit het verbaal vermogen en in de
rechterhersenhelft zit de rankoriëntatie. Hierdoor kan het zijn dat bijvoorbeeld een kind van 8 jaar na een
ongeluk het één wel kan, maar het andere niet. Op termijn kan het andere ook afnemen, omdat het veel
‘taken’ heeft overgenomen van de helft die niet meer goed functioneerde. Het gaat dan altijd ten koste van een
andere taak.
2
,Samenvatting boek Developmental Neuropsychology, A clinical Approach, Auteur: V. Anderson, E. Northam, J. Hendy, J.
Wrennall
1.1.1. The ‘’neuro’’ dimension (De ‘’neuro’’ dimensie)
Tijdens de zwangerschap kan het CZS al worden geïdentificeerd, deze ontwikkeling loopt door tot in de
kindertijd. In de prenatale ontwikkeling staat de structurele vorming van het CZS centraal, waarbij de basis ‘de
hardware van het CZS’ wordt vastgelegd. Onderbrekingen van dit proces leiden tot structurele afwijkingen. Een
postnatale ontwikkeling is gericht op de connecties in de hersenen en het CZS. Het heeft betrekking tot
elaboratie ( het kunnen onthouden van dingen); dendritische vertakkingen, myelinisatie en biochemische
veranderingen met de grootste rijping in de anterieure cerebrale gebieden.
Er is sprake van een stapsgewijze ontwikkeling i.p.v. een geleidelijke progressie, met groeispurten in de
kindertijd, rond 7 tot 10 jaar, met als laatst een spurt in de vroege pubertijd. Directe schade aan het CZS,
infecties en omgevingsfactoren zijn factoren die invloed hebben op de ontwikkeling van het CZS.
Gevolgen van beschadiging van het CZS.
Er zijn steeds meer aanwijzingen dat verstoring van de vroege ontwikkeling van het CZS onomkeerbare
gevolgen kan hebben. De aard en ernst van het letsel (het verstandelijk kunnen denken) is belangrijk bij het
bepalen van de schade van het CZS in de kindertijd. CZS- stoornissen in de kindertijd hebben vaak meer een
algemene aard met gevolgen voor het gehele brein (generaliserende problemen). Specifieke aandoeningen zijn
zeldzaam, zoals afasie (taalstoornis) of apraxie (broerte), in tegenstelling tot verstoringen in de
informatieverwerking en in de executieve functies (activiteiten plannen en sturen in je brein). Pediatrisch
onderzoek geeft aan dat de herstelperiode na een letsel in de kindertijd gelijk lijkt, maar op langere termijn zijn
volwassen hersenen in het voordeel als er een letsel ontstaat. Letsel bij kinderen kunnen dus op de langere
termijn gevolgen hebben door de gaande ontwikkeling van de hersenen (= growing into deficit).
Aantonen van beschadigingen van het CZS.
MRI (Magnetic Resonance Imaging) scans kunnen myelinisatie tijdens de kindertijd aantonen (snelheid en de
plek van de ontwikkeling in de tijd). SPECT en PET maken het mogelijk om cerebrale (verstandelijke) activiteiten
bij jonge kinderen in kaart te brengen. EEG wordt meestal gebruikt bij de diagnose voor epilepsie en
slaapverstoringen en ERP focust op disfunctie binnen het sensorische of informatieverwerkingssysteem. Het
EEG coherentie onderzoek van Thatcher suggereert cyclische groeispurten binnen het CZS die beginnen bij 12-
18 maanden en dan 2-4 jaar duren. Ze hebben betrekking op de posterieure tot anterieure cerebrale regio’s als
ook gelateraliseerde volgorde (linker- of rechterhersenhelft krijgt zijn dominantie/ specialisatie).
1.1.2. The ‘’cognitive’’ dimension (De cognitieve dimensie)
Er wordt gezegd dat het afhankelijk van de persoon is hoe snel en hoe men door de ontwikkelingsfasen van
cognitie gaat. Ondanks individuele verschillen moeten alle stadia in volgorde doorlopen worden:
1. Fase 1 (0- 2 jaar): Een fase voor simpele motorische en sensorische activiteiten, maar wordt nog niet
abstract gedacht. Er ontstaat wel objectbestendigheid ( 1 e indicator voor werkgeheugen).
2. Fase 2 (2- 7 jaar): Een fase waarin het kind leert symbolisch te denken.
3. Fase 3 (7 jaar en ouder): Een fase waarin het kind redeneer- en probleemoplossend vermogen
ontwikkeld en de capaciteit om in meerdere dimensies te denken en om mentale transformaties uit te
voeren. Er ontstaan executieve functies (activiteiten in het brein om te kunnen plannen en sturen); dit
is de opkomst van managementvaardigheden.
De uitvoerende functies (bij volwassenen de cognitieve processen), worden vervolgens volledig ingeburgerd in
de overgang naar de formele operationele fase, wat de belangrijkste kenmerken zijn voor verandering en
vooruitgang.
De aanwezigheid van neuropsychologische stoornissen bij kinderen moeten worden afgemeten aan de
verwachtingen per leeftijd. Een kinderneuropsycholoog moet hiervoor de ontwikkeling van de cognitieve
vaardigheden door de kindertijd heen, eerst in kaart brengen. Vervolgens kan hij de afwijkingen vaststellen ten
opzichte van de verwachte ontwikkelingspatronen, om vervolgens een diagnose- en behandelplan op te
kunnen stellen. Hiervoor is het noodzakelijk dat hij inzicht heeft in het proces van de ‘normale’ ontwikkeling
van het kind en dat hij toegang heeft tot geschikte testprocedures die data bevatten wat als ‘normaal gezien
kan worden’ van o.a. de range van individuele variatie binnen een normale kindertijd.
Het interpreteren van een testprestatie als indicatief voor beperkingen in complexere vaardigheden is
problematisch bij kinderen. Er is namelijk een brede reeks aan variaties binnen de leeftijdssplan dat het belang
van het evalueren van de prestatie van een kind binnen zijn leeftijdsgeschikte context benadrukt. Het komt
vaak voor dat kinderen geen cognitieve problemen tonen kort na het trauma, maar dat het kind als het ware in
3
,Samenvatting boek Developmental Neuropsychology, A clinical Approach, Auteur: V. Anderson, E. Northam, J. Hendy, J.
Wrennall
het cognitieve gebrek groeit als het brein verder ontwikkelt, wat leidt tot het niet efficiënt verwerven van
vaardigheden en een langzamere cognitieve ontwikkeling.
1.1.3. The ‘’psychosocial’’ dimension (De psychosociale dimensie)
Het kind leert sociaal gedrag en regels vanuit zijn/haar omgeving (familie). Wanneer het kind de buitenwereld
in gaat, krijgt het kind behoefte om zich onafhankelijk te ontwikkelen. Het egocentrisme trekt zich terug en
kinderen worden beter in staat om samen te werken en rationele keuzes te maken. Tijdens de adolescentie is
er een zoektocht naar onafhankelijkheid en wil men een eigen identiteit ontwikkelen. Er wordt gesteld dat
biologische kenmerken van het individu, de onmiddellijke huisomgeving en de bredere sociale context een
grote rol speelt in sociale ontwikkeling.
Sociale problemen.
Bij een kind met letsel in het CZS kunnen problemen in de psychosociale ontwikkeling ontstaan door de manier
waarop het kind en de familie beïnvloed worden door het letsel. Rutter en collega’s vonden dat psychiatrische
stoornissen 5 keer vaker voorkomen bij kinderen met hersenschade dan bij kinderen met fysieke stoornissen
waarbij het CZS niet betrokken is.
Onderzoek wijst uit dat disfunctionele hersenen direct invloed hebben op gedrag en psychosociaal
functioneren. Een laesie in de rechter hersenhelft is een voorspeller voor meer gedragsproblemen (agressie,
hyperactiviteit, impulsief gedrag, moeite met het uitdrukken en waarnemen van emoties).
Als gevolg van een CZS-stoornis, kan het kind ook last krijgen van andere zaken (sociale achterstand doordat
het kind veel afwezig is op school en weinig kan omgaan met vrienden), scheidingen in het gezin (gezin kan
slecht omgaan met de veranderingen) etc. Het is dus duidelijk dat sociale factoren de gedragsontwikkeling van
kinderen met letsel in het CZS beïnvloed.
De double-hazard hypothese stelt dat kinderen uit lagere sociale milieus meer consequenties ervaren van een
hersenletsel dan kinderen uit een hoger sociaal milieu.
Risicofactoren na het letsel veranderen met de tijd, waar bij het stellen van een prognose
rekening mee gehouden moet worden. Hierdoor kan geen lineair beeld geschetst worden.
1.2. Development of a Theoretical Framework for Child Neuropsychology (Ontwikkeling van een
theoretisch kader voor neuropsychologie bij kinderen)
De fundamentele principes van volwassen neuropscyhologie gelden als basis voor de kinderneuropsychologie.
De ontwikkelings-specifieke kennis dient hieraan toegevoegd te worden.
Het gebied van Broca wordt gezien als de locatie in de hersenen voor taal (expressie). Maar tegenwoordig
wordt gedacht dat cognitieve vaardigheden niet in één enkel hersengebied zit, maar in meerdere geïntegreerde
systemen. Schade aan zo’n gebied kan dan effect hebben op andere functies in andere gebieden.
1.2.1. Developmental neurology: Plasticity and critical periods (Ontwikkeling neurologie:
plasticiteit en kritieke periodes)
Rourke, Fisk en Strang zeggen dat er drie fases zijn in de ontwikkeling van neuropsychologische assessment
praktijken:
1. Eerst was detectie en lokalisatie van hersenlaesies irrelevant voor kinderneuropsychologen.
2. De tweede fase toont een verhoogd bewustzijn van functionele implicaties voor assessment data met
modellen die focussen op het patroon van gebreken, ernst en onderliggende componenten van
beperkingen op prestatie.
3. Als derde werd de detectie van cognitieve krachten en zwakheden benadrukt in relatie met
omgevingseisen.
Er zijn veel onderzoeken die zeggen dat hersenletsel op vroege leeftijd een gunstigere uitkomst heeft dan op
latere leeftijd vanwege de plasticiteit (Kennard principe).
- Kennard principe= Het is beter om een letsel te krijgen als kind, want dan zijn de hersenen meer in staat
om te herstellen dan bij volwassenen. De hersenen van kinderen zijn meer in staat om functies van
andere gebieden over te nemen dan die van volwassenen. Er is niet veel meer over van het Kennard
principe. De huidige experts stellen dat dit niet klopt.
Mogford en Bishop (1993) definiëren een kritieke periode als: "het tijdvenster waarin externe invloeden een
groot effect hebben". Hebb zegt dat de consequenties van hersenletsel afhankelijk is van het tijdstip.
4
,Samenvatting boek Developmental Neuropsychology, A clinical Approach, Auteur: V. Anderson, E. Northam, J. Hendy, J.
Wrennall
Hersenletsel op jonge leeftijd zou schadelijker zijn dan letsel op latere leeftijd, omdat sommige aspecten van
cognitieve ontwikkeling afhankelijk zijn van bepaalde hersenstructuren in een bepaalde fase van de
ontwikkeling.
Verder onderzoek stelt dat er wel functionele plasticiteit is maar dat dit beperkt is en niet perse op een lineaire
manier aan leeftijd gerelateerd is.
Blakemore beschreef een gevoelige periode van de hersenontwikkeling waarin bepaalde ervaringen opgedaan
moeten worden, wil de cognitieve ontwikkeling normaal zijn. Bijv. taalontwikkeling heeft een gevoelige periode
tussen 2 en 5 jaar, als daarin geen taal-stimulatie plaatsvind zal de taalontwikkeling altijd achter blijven lopen.
1.2.2. Neuropsychological theories (Neuropsychosociale theorieën)
Rond 1980 kwamen er twee contrasterende, maar niet tegenstrijdige modellen.
1. Theory of non-verbal learning disabilities door Rourke (theorie voor niet-verbale leeraandoeningen/
syndroom van de non-verbale leerstoornis (NVLD)): Het geeft een beschrijving van neuropsychologische
stoornissen als gevolg van een CZS letsel die plaatsvond voor de geboorte of in de kindertijd. Het moment
waarop het letsel plaatsvind, de mate waarin de witte stof beschadigd is en de aard van het letsel zijn
belangrijke factoren bij het bepalen van de ernst van de schade.
De niet-verbale leeraandoening die Rourke beschrijft heeft een aantal symptomen:
1) Bilaterale tactiele -perceptuele gebreken (tweezijdig; betrekking op het gevoel en zintuigelijk);
meestal links van het lichaam.
2) Verminderde visuele herkenning en discriminatie en vermindering in het zien en verwerken van een
waarneming in de ruimte.
3) Bilaterale (tweezijdig) psychomotorische coördinatieproblemen; meestal links van het lichaam.
4) Moeite met nieuwe informatie beheren.
Deze kinderen hebben vooral moeite met motorische vaardigheden, auditieve perceptie (vermogen om geluid
waar te nemen), uit het hoofd leren, selectieve en blijvende aandacht voor verbale informatie, basis voor
expressieve en receptieve taal, en spellen en lezen van woorden.
Cognitieve ontwikkeling wordt gekoppeld aan onderliggende neurologische verklaringen, the wite matter
hypothetis ( de witte stof hypothese). In de witte stof hypothese wordt aangegeven dat de witte stof
beschadigd is, waardoor moeilijkheden ontstaan bij het verwerken van informatie bij kinderen met een non-
verbale leerstoornis.
Witte massa bestaat uit axonen (zenuwvezels) die de grijze stof met andere onderdelen van het CZS verbind. In
de rechterhersenhelft zorgt het voor de ontwikkeling en het behoud van de functies, terwijl het in de
linkerhersenhelft alleen zorgt voor de ontwikkeling van functies. Om de ernst van de symptomen te bepalen,
dien je te weten wat de mate van de witte massa schade is, de aard van de laesie en de ontwikkelingsfase op
dat moment.
Myeline is een soort ‘tape’ om de axonen heen en zorgt voor isolatie en goede transmissie, dus verminderd
ruis tussen axonen.
Commissoriale vezels verbinden de rechter en linker hemisfeer. Associatie vezels verbinden corticale gebieden
binnen elke hemisfeer en projectie vezelfs koppelen corticale en subcorticale gebieden.
2. Heuristic focus on cognitive development and changes with time door Maureen Dennis: Hoe eerder het
letsel in de hersenen, hoe minder cognitieve vaardigheden al zijn gestabiliseerd hoe groter de invloed op
ontwikkelingsmogelijkheden. Het model definieert drie belangrijke leeftijd-gerelateerde variabelen:
1) Leeftijd bij het letsel.
2) Leeftijd bij het testen.
3) Leeftijd bij de verstreken tijd sinds het letsel.
Niveaus van ontwikkeling van vaardigheden:
1) Emerging: 1e Fase van de vaardigheid waarin deze zichtbaar is maar nog niet functioneel.
2) Developing: 2e Fase waarin de vaardigheid voor een deel verkregen is, maar nog niet volledig
functioneel.
3) Established: 3e Fase waarin de vaardigheid volledig functioneel is.
5
,Samenvatting boek Developmental Neuropsychology, A clinical Approach, Auteur: V. Anderson, E. Northam, J. Hendy, J.
Wrennall
Het model van Dennis is tegengesteld aan de plasticiteittheorieën. Er wordt namelijk gezegd
dat hoe vroeger het letsel, hoe groter de impact is op de ontwikkeling.
Hoofdstuk 2, Cerebral Development (Hersenontwikkeling)
2.1 Introduction (Introductie)
De ontwikkeling van het CZS is een langdurig proces dat tijdens de zwangerschap begint en tot de
volwassenheid doorgaat. Het volgt een aantal series van precieze en genetisch vastgelegde fasen, met
gecompliceerde en overlappende processen.
Kennis over de ontwikkeling van het VZS is belangrijk omdat:
6
, Samenvatting boek Developmental Neuropsychology, A clinical Approach, Auteur: V. Anderson, E. Northam, J. Hendy, J.
Wrennall
- Kennis over biologische processen en timing van de ontwikkeling van het VZS kan leiden tot
identificatie van overeenkomsten tussen fasen in deze ontwikkeling en de ontwikkeling van cognitieve
processen.
- Kennis over de volgorde van de ontwikkeling van het VZS en de timing ervan kan bijdragen aan kennis
in het herstel van letsel aan het CZS.
- Kennis over de invloed van genetische factoren en omgevingsfactoren kan bijdragen aan het
verbeteren van herstel aan het letsel aan het CZS.
2.2 Brain Development: General Principles (Hersenontwikkeling: Algemene principes)
De hersenen ontwikkelen zich het snelst tijdens de zwangerschap. De structuur van de hersenen is na de
geboorte compleet, al wel herkenbaar vanaf 100 dagen zwangerschap, en is voornamelijk genetisch bepaald.
Na de geboorte verviervoudigd de omvang van de hersenen, met een piek tussen de 18 en 30 jaar, waarna de
omvang weer geleidelijk afneemt. De postnatale groei van de hersenen komt voornamelijk door differentiatie
en groei van al bestaande neuronen, inclusief de ontwikkeling van dendrieten en synapsen en aanhoudende
myelinisering. Dit proces lijkt meer beïnvloed door omgeving en ervaring. Tijdens de differentiatie zijn er een
aantal van de overtollige neuronen die doodgaan. Ditzelfde geldt voor synapses die na de geboorte gevormd
worden. De eerste groeispurten ontstaan in de 24/ 25e week van de zwangerschap. Er na in het eerste
levensjaar door de ontwikkeling van dendrieten en synapsen en myelinisatie. Latere groeispurten treden op
tussen 7-9 jaar en rond 16-19 jaar. Hiermee worden sensitieve perioden geassocieerd. In deze kritieke periodes
ondergaan gedragsfuncties een grote progressie.
De ontwikkeling van de hersenen is geen lineaire ontwikkeling. Er zijn 2 processen te onderscheiden:
Simpele opbouwende ontwikkeling: een voortdurende opeenstapeling van groei. Karakteristiek is
hierbij de overproductie, die later gereduceerd wordt. Deze reductie heeft te maken met ‘fine tuning’
van de hersenen waarbij systemen afsterven die niet onderdeel zijn van functionele netwerken.
Groeispurten: Zowel prenatale als postnatale groeispurten, waarin de kritische of gevoelige perioden
voor de ontwikkeling van specifieke vaardigheden ligt.
Hersenen ontwikkelen zich van achter naar voor. Achter zitten de primitieve functies, voor het cognitief
vermogen.
2.3. Influences on Brain Development (Invloeden op de ontwikkeling van de hersenen)
Hersenontwikkeling lijkt een , vast genetisch specifiek patroon te volgen. Maar een aantal
factoren kunnen dit beïnvloeden, wat kan leiden tot abnormale gevolgen voor de
ontwikkeling.
Factoren die van invloed zijn op prenatale Factoren die van invloed zijn op
ontwikkeling: postnatale ontwikkeling:
- Stress en leeftijd moeder. - Complicaties bij de geboorte.
- Gezondheid van moeder; infecties, rode hond, herpes, - Voeding.
aids. - Omgevingsgiffen; lood, straling, trauma.
- Voeding; dieet, ondervoeding. - Herseninfecties.
- Drugs- en alcoholgebruik van moeder. - Omgeving, ervaringen.
- Omgevingsgiffen; lood, straling, trauma.
2.4. Prenatal CNS Development (Prenatale CZS ontwikkeling)
2.4.1. Structural features of CNS development (structurele kenmerken van de ontwikkeling van
het CZS)
De ontwikkeling van het CZS begint met een enkele cel die net als andere cellen na de
bevruchting een specifiek orgaan vormt.
Week v/d Proces
zwangerschap
2e week Door neurolation ontstaat het zenuwstelsel, doordat de buitenste laag van de cel van het
embryo naar binnen vouwt waardoor een neural groove ontstaat.
3e week De neural plate wordt zichtbaar en de neural groove wordt geflankeerd door 2 neural folds.
e
4 week Er is een neural tube ontstaan, de plaats van de neural platse is waar de hersenen zullen
7