Bedrijfsrecht Tentamen
Praktisch bedrijfsrecht hoofdstukken 1 (niet §1.3.3), 3, 4, (niet §4.2), 5 en
10
3 Overeenkomst
Een overeenkomst is volgens de wet een meerzijdige rechtshandeling waarbij één of meer andere
partijen een verbintenis aangaan (art. 6:213 lid 1 BW). Door het aangaan van die verbintenis
ontstaan er over en weer rechten en verplichtingen.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217 lid 1
BW).
Herroepen Vervallen
Mondeling aanbod zonder Is mogelijk zo lang niet is Als niet direct na aanbod
termijn aanvaard (art. 6:219 lid 2 wordt aanvaard (art. 6:221 lid
BW) 1 BW)
Mondeling aanbod met termijn Is niet mogelijk (art. 6:219 lid Na afloop termijn
1 BW)
Schriftelijk aanbod zonder Is mogelijk zo lang niet is Na een redelijke termijn (art.
termijn aanvaard 6:221 lid 1 BW)
Schriftelijk aanbod met Is niet mogelijk Na afloop termijn
termijn
Een overeenkomst vereist dat de verklaring overeenkomt met de wil. Er moet
wilsovereenstemming zijn. Art. 3:33 BW
Vertrouwensbeginsel: Als voor de andere partij in de gegeven omstandigheden niet duidelijk was,
en ook niet duidelijk hoefde te zijn, dat de verklaring niet overeenkwam met de wil, dan is er geen
wilsovereenstemming. Art. 3:35 BW.
Aanbod + Aanvaarding = Overeenkomst
Wil + verklaring + Wil + verklaring =
Een overeenkomst kan worden vernietigd als een handelingsonbekwame een overeenkomst sluit
(art. 3:32 lid 2 BW) of als er een wilsgebrek is (art 3:44 BW en 6:228 BW).
Een handelingsonbekwame is een persoon die minderjarig is (art. 1:233, 1:234 lid 1 BW) of een
persoon onder curatele staat (art. 1:378, 1:381 lid 3 BW).
Een overeenkomst die door een handelingsbekwaam persoon gesloten is kan onder
omstandigheden ook vernietigd worden. Er moet in de totstandkomingsfase sprake zijn geweest
van een wilsgebrek. De ene contractspartij (aanvaarder) is onder invloed van de andere
contractspartij (aanbieder) tot een aanvaarding gekomen die onder normale omstandigheden niet
had plaatsgevonden. De wil van de aanvaarder is op een gebrekkige, onzuivere manier gevormd.
Er zijn 4 wilsgebreken:
1. Bedreiging (at. 3:44 lid 2 BW)
Een overeenkomst die tot stand is gekomen door bedreiging kan worden vernietigd. Als iemand tot
het aangaan van een overeenkomst is gedwongen omdat er is bedreigd, kan de overeenkomst
ongedaan gemaakt worden.
2. Bedrog (art. 3:44 lid 3 BW)
Als iemand een ander bedriegt kan de overeenkomst ook vernietigd worden. Bedrog is aanwezig
wanneer iemand een ander opzettelijk onjuiste mededelingen doet of opzettelijk zaken verzwijgt.
3. Misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 4 BW)
Vb.: als een oude weduwe met psychische en financiele problemen haar huis moet afstaan aan
schuldeisers wordt misbruikt door een verzekeraar doordat hij haar vertelt dat ze het huis aan hem
moet overdragen.
4. Dwaling (art. 6:228 BW)
Vb.: als iemand een oud model auto verkoopt en de koper en verkoper er door een keuring achter
komen dat de auto helemaal niet zo oud is.
Voor aanvaarding is er een bepaalde situatie met betrekking tot het onderwerp van de
overeenkomst die anders is dan ten minste een van de contractspartijen veronderstelt. Ze gaan op
,het moment van sluiten uit van een verkeerde voorstelling van zaken. Maar als de werkelijke
situatie bekend zou zijn, dan zou de overeenkomst nooit zijn gesloten.
Dwaling kan op een aantal manieren ontstaan:
- De dwaling is te wijten aan een inlichting van de andere partij (art. 6:228 lid 1 sub a BW)
- De dwaling is te wijten aan het vergeten in te lichten door de andere partij (art. 6:228 lid 1
sub b).
- De dwaling is te wijten aan het feit dat beide partijen uitgaan van een onjuiste voorstelling
van zaken (art. 6:228 lid 1 sub c BW).
Het is van belang dat het gaat om een essentiële eigenschap van het onderwerp van de
overeenkomst.
Overeenkomsten die strijdig zijn met de openbare orde of de goede zegen zijn nietig (art. 3:40
BW). Vb.: drugs verkopen
Soms is een overeenkomst voor meerdere uitleg vatbaar (art. 6:248 BW).
Een rechter die een geschil over een overeenkomst voor zich krijgt, zoekt de oplossing dus niet
alleen in de tekst van het contract, maar hij gaat dat contract ook uitleggen. Bij die uitleg dient de
rechter rekening te houden met het gestelde in art. 6:248 BW:
1. De wet;
Het is mogelijk dat partijen tot bepaalde afspraken zijn gekomen die volgens de wet zijn verboden.
Het is ook mogelijk dat de wet aanvullend werkt op een contract.
2. De gewoonte;
Sommige afspraken worden tussen contractspartijen niet meer gemaakt omdat ze vanzelfsprekend
zijn.
3. De redelijkheid en billijkheid.
Bij de redelijkheid en billijkheid wordt gekeken naar regels van ongeschreven recht. Er wordt
gekeken naar het geheel van feiten en omstandigheden. Vervolgens moet worden bekeken wat in
een specifiek geval rechtvaardig is. De overeenkomst wordt dan als het ware uitgelegd door tussen
de regels door te lezen: wat mochten de contractspartijen redelijkerwijs van elkaar verwachten? Bij
de uitleg van de redelijkheid en billijkheid is een aantal aspecten van belang, zoals de rol van de
contractspartijen zelf, hoe de overeenkomst tot stand is gekomen en de bedoelingen van de
partijen. De redelijkheid en billijkheid kan op deze manier aanvullend (art. 6:248 lid 1 BW) of
beperkend (art 6:248 lid 2 BW) werken. De rechter vult de overeenkomst aan of een artikel wordt
ongeldig verklaard.
Er is sprake van niet-nakoming van een overeenkomst als een van de contractspartijen tekortschiet
in de aangegane verplichting. In principe kan dat op drie manieren:
- Niet-tijdige nakoming: één van de contractspartijen komt te laat na, maar de nakoming is
nog wel mogelijk.
- Ondeugdelijke nakoming: er wordt geleverd, maar dat gebeurt niet op de manier van de
overeenkomstig de inhoud van de overeenkomst.
- Definitieve niet-nakoming: één van de contractspartijen komt te laat na, en nakoming is
niet meer mogelijk.
Het niet-nakomen van de verplichtingen uit de overeenkomst heeft tot gevolg dat de schuldenaar
de schade die de ander lijdt moet vergoeden (art. 6:74 lid 1 BW).
Als de tekortkoming in de nakoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend dan hoeft deze
geen schadevergoeding te betalen.
In art 6:74 BW staat dat een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis een
verplichting tot schadevergoeding met zich meebrengt. Iemand die toerekenbaar tekortkomt,
pleegt een zogenaamde wanprestatie. Een tekortkoming betekent dat er niet wordt nagekomen,
niet op tijd, of ondeugdelijk. Toerekenbaar wil zeggen dat de schuldenaar een verwijt kan worden
gemaakt. De schuldenaar kan een verwijt worden gemaakt als de niet-nakoming zijn schuld is, of
het om de één of andere reden voor zijn rekening komt (art. 6:75 BW). Voordat er daadwerkelijk
een verplichting tot betalen van schadevergoeding ontstaat, moet de schuldenaar in verzuim zijn
(art 6:74 lid 2 BW).
De wet maakt een onderscheid tussen twee situaties: verzuim met ingebrekestelling en verzuim
zonder een ingebrekestelling. Het criterium voor het wel of niet sturen van een ingebrekestelling is
of de prestatie nog mogelijk is.
, - Verzuim met ingebrekestelling: als prestatie (nakoming) nog mogelijk is betekent deze
niet-nakoming niet dat er sprake is van een wanprestatie. De wet geeft een schuldeiser
namelijk de verplichting om, als presteren door de schuldenaar nog mogelijk is, eerst een
ingebrekestelling te sturen (art. 6:74, 6:81 en 6:82 BW). Een ingebrekestelling is een
schriftelijke aanmaning waarin nog een redelijke termijn wordt gegeven waarbinnen de
ander de kans krijgt om alsnog te presteren. Als de termijn van de ingebrekestelling is
verstreken, dan is het pas verzuim.
- Verzuim zonder ingebrekestelling: nakoming is door de schuldenaar niet meer mogelijk
(art. 6:74 lid 2 BW). Als iets bijvoorbeeld niet meer leverbaar is, is nakoming blijvend
onmogelijk, in gebreke stellen heeft geen zin, de verkoper is meteen in verzuim.
Pas na verzuim krijg je je geld terug.
Mogelijkheden voor schuldeiser na verzuim is nakoming OF ontbinding EN aanvullende
schadevergoeding.
De wet geeft een contractspartij vier mogelijke acties als de andere partij zijn deel van de
afspraken niet is nagekomen:
- Nakoming vorderen
Bij een overeenkomst zijn er voor twee partijen rechten en verplichtingen. Als een van die partijen
zijn verplichting niet nakomt, maar die andere partij er nog alle vertrouwen in heeft, dan is er de
mogelijkheid om nakoming te vorderen. De schuldeiser vraagt dan aan de schuldenaar om alsnog
aan de afgesproken verplichting te voldoen.
- Opschorten eigen verplichting
Het opschortingsrecht is geregeld in art. 6:52 BW en regelt dat de schuldeiser niet aan zijn
verplichting hoeft te voldoen zolang de schuldenaar dat ook niet heeft gedaan. Je kunt de betaling
uitstellen tot de andere partij aan zijn verplichting heeft voldaan. Met het opschortingsrecht heb je
een extra stok achter de deur.
- Schadevergoeding
Om voor een schadevergoeding in aanmerking te komen, zal de schuldeiser aan een aantal
voorwaarden moeten voldoen. Allereerst moeten de stappen omtrent het verzuim en de
ingebrekestelling doorlopen moeten worden. Daarnaast moet er uiteraard sprake zijn van schade.
Zonder schade geen schadevergoeding. En tot slot blijkt uit het woord ‘daardoor’ in art. 6:74 BW
dat er een oorzakelijk verband moet zijn tussen de schade en de tekortkoming. Als de schade zich
ook had voorgedaan als de tekortkoming niet had plaatsgevonden, is er geen oorzakelijk verband
tussen die twee en ontstaat er geen recht op schadevergoeding.
- Ontbinding
Het ontbinden van een overeenkomst is geregeld in art. 6:265 BW. Indien de wederpartij een
tekortkoming in de overeenkomst heeft gepleegd, dan heeft zijn contractspartij het recht om de
overeenkomst te ontbinden.
Bij ontbinding hebben de contractspartijen de plicht om de verbintenissen die ze over en weer
waren aangegaan, ongedaan te maken. In het geval dat de schuldenaar niet kan voldoen aan de
ongedaanmakingsverplichting dan pleegt die partij een wanprestatie. Als er ook nog schade is
geleden bestaat er naast ontbinding ook de mogelijkheid om schadevergoeding te eisen.
Het verschil tussen ontbinden en vernietigen is dat bij vernietiging de overeenkomst ongedaan
wordt gemaakt en geacht nooit te hebben bestaan, ontbinding werkt alleen naar de toekomst toe
en heeft geen gevolgen voor het verleden.
Overmacht. Iemand die in verzuim is, pleegt een wanprestatie door toerekenbaar tekort te komen
in de nakoming van zijn verbintenis (art. 6:74 BW). Art. 6:75 BW zegt vervolgens het volgende:
‘Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn
schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn
rekening komt.’
Als de tekortkoming niet de schuld is van de schuldenaar dan is er geen sprake van een
wanprestatie. Onder schuld wordt verstaan verwijtbaarheid. Maar ook als iets niet direct de schuld
van iemand is, kan het toch zo zijn dat de niet-nakoming voor zijn of haar rekening blijft.
Iemand die kan aantonen dat de wanprestatie niet zijn schuld is en niet voor zijn rekening komt,
hoeft dan ook geen schadevergoeding te betalen.