Handboek methodische ouderbegeleiding 3: opvoedproblemen
nader verklaard door Alice van der Plas
Deel 1 Fabels en feiten
Hoofdstuk 1: Over kinderen
Cijfers
Cijfers zijn lastig te interpreteren omdat ze telkens in anderen vormen worden gegoten;
aantallen per jaar naast aantallen per leeftijdsgroep of voor 0 tot18 jarige en percentages
naast absolute getallen. Zes procent lijkt niet heel veel tot dat je het omrekent, zes op de
honderd, naar een op zestien en dat is heel veel.
Genoemde cijfers (over bijvoorbeeld kindermishandeling met dood tot gevolg) tonen
slechts een glimp van de ziekte en geweldsdrama’s die zich dagelijks afspelen in
honderdduizenden gezinnen. Het is niet alleen omdat we graag geloven dat een lekker
gezond en gelukkig kind ‘gewoon’ is, dat we dit niet weten, of omdat niemand de
bevolking en zeker niet aanstaande of jonge ouders de stuipen op het lijf wil jagen. Het
komt ook omdat cijfers niet de ernst kunnen meten van deze of gene problematiek, en
omdat het moeilijk is cijfers in het juiste perspectief te zien en erachter te komen
hoeveel ouders te maken hebben met hoeveel kinderproblemen op welke verschillende
manieren.
Bv lichamelijke aandoeningen, een op de zestien kinderen dat sterft aaneenziekte gaat
een veelvoud aan meer en minderziekte kinderen schuil met soortgelijke of andere
aandoeningen, maar ineen lichtere vorm of in een ander stadium. Sommige genezen
anderen hebben twee of meer ziektes, weer andere groeien kerngezond op maar krijgen
als tiener opeens aandoeningen. Samen vormen deze aandoeningen het topje van drie
niet-lichamelijke ijsbergen
- invloed die ook een niet-levensbedreigende ziekte heeft op het leven van kinderen en
ouders
- de psychische problemen ten gevolge van een ziekte
-de zorgen, belasting en opvoedpuzzels voor ouders
A. Het scala aan niet-levensbedreigende chronische acute ziektes en afwijkingen is
nauwelijks te overzien, et zo min als hun impact op de levens van kinderen, ouders en
andere gezinsleden. Denk aan doktersbezoeken, wachten en reizen, de tijd die daarmee
heengaat, de onzekerheid, angst, slecht slapen en energie die het kost (gesukkel met
scholen keuringen, verzekeringen en de bijbehorende frustratie).
B. Het kind heeft weet van al deze dingen, heeft besef van het eigen lijf en leidt min of
meer een ‘vreemd’ bestaan. Tussen broers en zussen neemt het een ongewone plaats in.
Het magen kan minder, en hun onderlinge relatie raakt een beetje ontwricht. Emotionele
reacties op dit alles worden weggestopt, om vader en moeder en zichzelf te besparen, of
wordt juist afgereageerd op ouders en andere huisgenoten. Over het algemeen lopen alle
kinderen die op jonge leeftijd veel gezondheidsproblemen hebben een grote kans later
in- of externaliserende problemen te ontwikkelen.
C. Voor de chronisch zieken en verstandelijk gehandicapte kinderen hangt de kwaliteit
van hun leven grotendeels af van hoe ze door anderen worden bejegend. Dat beseffen
ouders, maar ook zij kunnen niet verhelpen dat het zieke kind zich rot voelt en dat het
verstandelijk beperkte kind niet in alles mee kan met andere kinderen. De ouders
moeten hiermee leren leven. De aandoeningen zijn dan wel niet hun schuld maar ze
hebben het kind wel voortgebracht. Ze voelen zichzelf verantwoordelijk daarvoor en
onzeker over zichzelf als ouder. Een kind waar iets mee is, lijfelijk of psychisch, verstoort
hoe dan ook het opvoedevenwicht van ouders. Het vraagt nu eenmaal extra zorg en
aandacht, terwijl er ook eisen en grenzen moeten worden gesteld. Bij gezonde kinderen
vraagt het opvoeden doseren en timen al om gedelibereer; bij een zorgenkind is de kans
, groot dat ouders echt niet weten hoe het moet. Dan worden ze voor ze het weten; over
beschermende ouders zoals hulpverleners dat noemen.
Een totaalcijfer of percentage van ernstige, chronische en soms dodelijke aandoeningen
is lastig te stellen. Wel is duidelijk dat 15 procent 1 op de 6 kinderen er een heeft of
krijgt. Een onbekend veelvoud heeft minder ernstige en minder langdurige
aandoeningen. De populatie van die groep wisselt echter sterk, ener moet rekening
worden gehouden met een overlap; een kind kan zowel astma als voedsel allergie
hebben.
Met de meerderheid van de jeugd gaat het goed, zegt men
Voorgaande onderzoekers hebben over psychiatrische en minder ernstige psychosociale
problemen bij kinderen cijfers gepubliceerd, die stellen dat een kwart van alle jeugdigen
problemen hebben die matig tot ernstig van aard zijn en een derde van deze kwart
ernstige problemen heeft. Dat zijn ongeveer een kwart miljoen kinderen in Nederland.
- Deze cijfers suggereren dat er een groot, stabiel blok van gezonde kinderen bestaat,
dat de meerderheid, naast een beduidend kleiner maar even stabiel blokje licht tot
ernstig gestoorde kinderen zijn. In andere onderzoeken worden kinderen met
lichamelijke aandoeningen gerekend tot de gezonde jeugd en overleden kinderen tellen
niet mee.
- De cijfers zijn gebaseerd op een de jeugdigen op een moment, het zijn kinderen van
nul tot achttien. De problemen komen en gaan, de kinderen die nu depressief zijn, zijn
over vijf jaar 19 en dan zijn er nieuwe kinderen die depressief zijn die dat nu nog niet
zijn. Sommige kinderen komen in de statistieken omdat de ouders hulp zoeken, andere
komen nooit in de statistieken omdat de ouders bekwaam zijn en worden bijgestaan door
een alert sociaal netwerk. Meer kinderen hebben problemen dan op een moment geteld
kan worden.
Er moet rekening gehouden worden met
- minder ernstige problemen die wel het leven van kinderen, ouders en siblings
beïnvloeden.
- het ene probleem, roept het andere probleem op: angst leidt tot slaapproblemen en
vervolgens tot slecht opletten op school tot spijbelen.
- de emotionele, praktische en de opvoedpuzzels voor ouders.
Antisociale gedragsstoornissen
Om de ingewikkeldheid van het fenomeen ‘psychiatrische en/of psychosociale stoornissen
bij kinderen’ te illustreren, als voorbeeld de veel last veroorzakende gedragsstoornissen
van kinderen met een genetisch bepaalde aanleg tot agressiviteit:
- Onvoorspelbaar ontwikkelingstraject:
als baby een 7 onhandelbare kinderen, de dokter stuurt ze terug. Twee jaar later zijn het
alle 7 onhandelbare kleuters, men ergert zich en ouders generen zich voor de kinderen,
de kinderen ervaren de ene na de andere frustraties en mislukking. Misschien krijgen
enkele kinderen ADHD medicatie, volgen moeders een cursus om te leren belonen en nee
zeggen en valt de term gedragsstoornis. In groep 3 zijn 4 van de 7 aardig getemd,
gesocialiseerd oftewel opgevoed. Ouders hebben opvoedstijl aangepast aan de speciale
karakteristieken van dit kind. Voor de andere drie begint het op school pas echt.
Sommige kinderen zullen een cursus krijgen of training in zelfcontrole voor agressief – en
oppositioneel gedag. Maar 1 van de agressieve baby’s ontmoet snel verkeerde vriendjes
en pleegt het eerste delict.
- Combinatie met andere gedragsproblemen: van jongeren die lange tijd in een
jeugdgevangenis verblijven, heeft 90 procent een of meer psychiatrische stoornissen. In
de schoolfase gaat aanleg tot agressiviteit verder, samen in conflicten in de klas,
spijbelen en slecht leren. Schoolverlaten zonder diploma is dan de volgende stap. Dat
ADHD symptomen met delinquent gedrag en middelenmisbruik bekend is, minder bekend