O&O LIT2: PRENATAAL EN VOORSCHOOLSE ONTWIKKELING (0-4 jaar)
LITERATUUR:
Hoofdstuk 8: Back when you where just a fertilized egg: Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The
biology of humans at our best and worst. Penguin.
Perry, B. D., Griffin, G., Davis, G., Perry, J. A., & Perry, R. D. (2018). The Impact of Neglect,
Trauma, and Maltreatment on Neurodevelopment: Implications for Juvenile Justice Practice,
Programs, and Policy. The Wiley Blackwell Handbook of Forensic Neuroscience, 1, 813-835.
H8: Back when you were just a fertilized egg
What role did genes play in causing that behavior?
Genes from the bottom up
Key points:
a. Genen zijn geen autonome agenten die biologische gebeurtenissen beheersen
a. Een gen is in de biologie een discrete eenheid van erfelijk materiaal, waarmee
organismen erfelijke eigenschappendoorgeven aan hun nageslacht. Genen zijn
onderdeel van chromosomen en bestaan uit stukken DNA. Alle genen samen bepalen
het functioneren van de cellen waaruit het organisme is opgebouwd.
b. Een promotor (Engels: promoter) is een DNA-element voor een gen of genen dat de
werking (expressie) van het/de gen(en) reguleert. Het wordt niet afgelezen bij de
transcriptie. --> ‘aan’ knop: gereguleerd door transcriptiefactor
b. In plaats daarvan worden genen gereguleerd door de omgeving, waarbij 'omgeving' bestaat
uit alles, van gebeurtenissen in de cel tot het universum.
c. Veel van je DNA verandert omgevingsinvloeden in gentranscriptie, in plaats van gencodering
zelf; bovendien gaat evolutie vooral over het veranderen van de regulatie van
gentranscriptie in plaats van genen zelf.
a. Transcriptie is in de genetica het proces dat van het DNA van een gen een
complementaire kopie maakt, bestaande uit enkelstrengs messenger-RNA (mRNA).
d. Door epigenetica kunnen omgevingseffecten levenslang of zelfs multigenerationaal zijn.
e. Dankzij transposons (‘jumping genes’) bevatten neuronen een mozaïek van verschillende
genomen
a. Een springend gen (jumping gene) of transposon is een stukje DNA op een
chromosoom, dat in het genoom (Het genoom is de complete genetische
samenstelling van een organisme, cel of virus.) van plaats kan verwisselen: “shuffling
DNA deck”
b. Bij mensen vinden transpositional events plaats in stamcellen in de hersenen
wanneer ze neuronen worden, waardoor de hersenen een mozaïek van neuronen
met verschillende DNA-sequenties worden. Met andere woorden, als je neuronen
maakt, is die saaie DNA-sequentie die je hebt geërfd niet goed genoeg --> ‘jumping
genes’ nodig!
Genes from the top down – behavior genetics
--> tweeling onderzoeken: als een eigenschap meer wordt gedeeld onder identieke (monozygote:
100% vd DNA hetzelfde) dan onder niet-identieke (dizygote: 50% vd DNA hetzelfde) tweelingen,
weerspiegelt die verhoogde mate van delen de genetische bijdrage aan de eigenschap.
--> adoptie onderzoeken: als geadopteerde individuen in bepaalde kenmerken meer overeenkomen
met hun biologische ouders dan met hun adoptieve ouders --> kenmerk door genetische invloeden.
, --> Tweeling onderzoeken en adoptieonderzoeken: (monozygote) tweeling gescheiden sinds
geboorte
Debat over tweeling- en adoptieonderzoeken
Kritiekpunten:
1. “equal environment assumption” klopt niet: deze onderzoeken nemen aan dat MZ en DZ
tweelingen een identieke omgeving hebben, maar niet identieke genetische opmaak hebben
(MZ: 100%; DZ: 50%) --> klopt niet!
Bijv: ouders behandelen MZ meer op dezelfde manier dan DZ
2. MZ-tweelingen ervaren het leven meer op dezelfde manier, begint als als foetussen: delen
placenta, dus delen dezelfde moederbloedstroom meer dan DZ, dus worden blootgesteld
aan meer vergelijkbare niveaus van moederhormonen en voedingsstoffen.
3. Prenatale omgevingseffecten/invloeden bij adoptiestudies (aanname dat overeenkomstige
genen biologische ouders, maar niet zelfde omgeving als biologische ouders): bijv. Invloeden
via moeder --> studie Nederlandse Hongerwinter: ondervoeding derde trimester --> groter
risico ziektes in volwassene periode.
4. Selectieve plaatsing – mogelijke genetische overlap met adoptieouders: Adoptiestudies gaan
ervan uit dat een kind en adoptieouders omgeving delen, maar geen genen, maar plaatsing
adoptiekind vaak niet random: adoptiebureaus geven er de voorkeur aan om kinderen bij
gezinnen met een vergelijkbare raciale of etnische achtergrond te plaatsen als de biologische
ouders, dus kinderen en adoptieouders meestal deel genen op een hoger dan kansniveau
a. (verwaarloosbare factor tho volgens enkele onderzoeken)
5. Adoptieouders vaak ‘beter af’ dan biologische: adoptieouders hebben de neiging om meer
geschoold, rijker en psychiatrisch gezonder te zijn dan biologische ouders - homogener, wat
de mogelijkheid vermindert om omgevingseffecten op gedrag te detecteren.
The fragile nature of heritability estimates
‘heritability score’/erfelijkheidsscore: hoe beinvloeden genen variatie onder mensen in het
niveau van een kenmerk?
o In hoeverre kunnen genen verklaren dat één persoon hoger scoort op een IQ test
dan een ander?
‘fragile nature’ van deze term: niet te verwarren: als genen de gemiddelde niveaus van een
eigenschap sterk beïnvloeden, is die eigenschap sterk geërfd (inherited). Als genen de mate van
variabiliteit rond dat gemiddelde niveau sterk beïnvloeden, heeft die eigenschap een hoge
erfelijkheid (heritability).
Bij onderzoeken kan verwarring hierin zorgen dat er verkeerd wordt geconcludeerd dat genen
individuele verschillen meer beïnvloeden dan eigenlijk het geval is!
Key points:
a. De invloed van een gen op de gemiddelde waarde van een kenmerk (d.w.z. of het
erfelijk/’inherited’ is) verschilt van zijn invloed op de variabiliteit van dat kenmerk bij
individuen (erfelijkheid/’heritability’)
Bijv: heritability score van 50% --> genen verklaren 50% van de variatie bij kenmerk
Voorbeeld lage heritability score: aantal vingers --> gemiddelde is een erfelijk kenmerk,
maar de erfelijkheidsscore is laag: genen verklaren niet veel van de individuele
verschillen --> eerder bijv. Door ongelukken verschil in aantal vingers tussen mensen.