Beargumenteren van zorg
,Inleiding
De module "beargumenteren van zorg" wordt gezien als eindwerk en wordt getoetst door middel van deze
schri8elijke uitwerking. In deze module staat klinisch redeneren centraal en wordt de theorie en prak=jk
samengevoegd en verantwoordt. Deze module is opgesteld naar aanleiding van de derde prak=jkleerperiode voor de
opleiding Verpleegkundige aan de Hanzehogeschool in Groningen. De prak=jkleerperiode hee8 plaatsgevonden op
het Observatorium in het Mar=ni Ziekenhuis. Hier komen pa=ënten die vanuit de Spoedeisende Hulp zijn opgenomen
en voor maximaal voor vierentwin=g ter observa=e op de afdeling komen. Dit kunnen pa=ënten zijn waarbij het
onduidelijk is wat er aan de hand is, zoals buikpijn of rugpijn. Verder pa=ënten die mogelijk niet langer dan
vierentwin=g uur opgenomen hoeven te worden, zoals bij pijn op de borst die voor vierentwin=g uur geobserveerd
worden of pa=ënten waarbij het specialisme nog niet bekend is, waardoor er nog wel eens van specialisme wordt
gewisseld bij een pa=ënt.
In deze module wordt de casus van meneer Jansen behandeld. Jansen is niet meneer zijn echte naam, maar dit is
gefingeerd vanwege privacy redeneren. De module wordt uitgewerkt met behulp van ProAc=ve Nursing: klinisch
redeneren in zes stappen van Marc Bakker. Dit model bestaat uit zes stappen van het klinisch redeneren, waardoor de
zorg verbeterd en veilig uitgevoerd kan worden. Dit gebeurt door op =jd de juiste interven=es te beginnen, waardoor
poten=ële problemen voorkomen worden. In deze zes stappen van Marc Bakker wordt het verpleegkundig proces
vervlochten, uitgewerkt en onderbouwd met relevante richtlijnen en protocollen. De zes stappen van Marc Bakker
bestaat uit: oriënta=e op de situa=e, klinische problema=ek, aanvullend onderzoek, klinisch beleid, klinisch beloop en
nabeschouwing (Bakker & Van Heycop ten Ham, 2014). Deze stappen zijn per hoofdstuk uitgewerkt, vooraf in het
eerste hoofdstuk wordt de casuïs=ek van meneer uitgewerkt met de mate van complexiteit.
Tijdens de uitvoering van deze module wordt er gewerkt aan de CanMEDS’s rollen: zorgverlener, communicator en
reflec=eve EBP-professional.
De rol van de zorgverlener is het versterken van het zelfmanagement en van mensen in hun sociale context. Verder is
de zorgverlener continue bezig met het klinisch redeneren en verzamelen van gegevens en richt zich op
risicoschatting, vroegsignalering, probleemherkenning, interventie en monitoring. Met de interventies is het
belangrijk dat de zorgverlener bevoegd en bekwaam is in de voorbehouden handelingen volgens de Wet Beroepen in
de Individuele Gezondheidszorg (BIG). In hoofdstuk twee wordt de casuïstiek volgens de Situation, Background,
Assessment, Recommendation (SBAR) methodiek gedaan door de zorgverlener. Verder wordt er tijdens de gehele zes
stappen van Marc Bakker klinisch geredeneerd, omdat dit een continu proces is. Ook wordt er in hoofdstuk zeven bij
de nabeschouwing terug gekeken op het verpleegkundige proces tijdens de zorg bij meneer Jansen. Hierbij heeft de
zorgverlener rekening gehouden met wet- en regelgeving en patiëntveiligheid door middel van het Veiligheid
Management Systeem (VMS). Ten slotte wordt er in hoofdstuk tien het handelen in de praktijk gereflecteerd, waarbij
er gekeken wordt naar de uitvoering van zorg en het eigen leerproces.
De rol van de zorgverlener is gekoppeld aan de volgende drie leeruitkomsten:
- De student laat zien informa=e te kunnen verzamelen en combineren vanuit diverse bronnen in de
verschillende fasen van het verpleegkundig proces binnen authen=eke hoog-complexe context.
- De student stelt op basis van klinisch redeneren het verpleegkundig proces vast binnen een authen=eke
hoog-complexe context.
- De student voert het verpleegkundige proces zelfstandig uit en evalueert het verpleegkundig proces binnen
een authen=eke hoog-complexe context.
De rol van de communicator is het persoonsgericht en professioneel communiceren met de zorgvrager en diens
informele netwerk. Daarnaast is het communiceren met andere collega’s ook zeer belangrijk voor een optimale
informatie-uitwisseling. De communicator richt zich op verbale en non-verbale communicatie en er wordt rekening
gehouden met persoonlijke factoren van de patiënt, zoals leeftijd, culturele achtergrond, taalbeheersing, emoties en
draagkracht. Daarnaast kan de zorgverlener technologische mogelijkheden toepassen om te communiceren. In
hoofdstuk vijf wordt er door gezamenlijke besluitvorming interventies opgesteld, hier wordt nagegaan waar de
patiënt behoefte aan heeft. Verder wordt er in hoofdstuk acht en negen de communicatie geëvalueerd en gekeken
naar technologische mogelijkheden om te communiceren tijdens de zorg.
De rol van de communicator is gekoppeld aan de volgende twee leeruitkomsten:
, - De student communiceert op persoonsgerichte en professionele wijze met de zorgvrager en die diens
informele netwerk, waarbij voor op=male informa=e-uitwisseling wordt gezorgd.
- De student past informa=e en communica=etechnologieën toe als aanvulling op het persoonlijk contact met
de zorgvrager en diens informele netwerk.
De rol van de reflectieve EBP- professional is gaat in op het Evidence Based Practice (EBP) handelen. De
verpleegkundige neemt de kennis van resultaten van wetenschappelijke onderzoeken op en past die toe waar dat
mogelijk is in de praktijk. Daarnaast reflecteert de verpleegkundige continu op het eigen handelen. Dit is toepast in
deze module door gemaakte keuzes te onderbouwen, dit komt voornamelijk naar voren in hoofdstuk vijf, waarbij alle
interventies opgesteld worden. Daarnaast wordt er in hoofdstuk elf een casusbespreking gedaan. Dit is apart van de
casuïstiek van meneer Jansen. Hierbij wordt meneer Meijer in kaart gebracht en interventies onderbouwd met
literatuur.
De rol van de reflectieve EBP-professional is gekoppeld aan de volgende leeruitkomst:
- De student verantwoordt met gebruikmaking van EBP het verpleegkundig proces binnen een authen=eke
hoog-complexe context.
, 1. Casuïs0ek
De 75-jarige meneer Jansen acoms=g vanuit zijn eigen woonomgeving is op de Spoedeisende hulp gezien op 2
oktober in verband met toenemende klachten van dyspnoe d’ effort en een licht gevoel in het hoofd. Een maand
geleden is meneer ook opgenomen geweest ten gevolge van een anemie, waarbij meneer bloedtransfusies gekregen
hee8. Meneer gebruikt eenmaal per maand een erythropoë=ne (EPO) injec=e en driemaal in de week ferrofumaraat
tableeen. Ten sloee hee8 meneer Jansen in het verleden meerdere cerebrovasculaire accidenten (CVA) doorgemaakt
en hee8 nierfalen ontwikkeld.
Conclusie van de Spoedeisende hulp is een anemie zowel ferriprief als renaal. Ferriprieve anemie houdt in dat er een
gebrek aan ijzer is in het lichaam, waardoor er niet voldoende erytrocyten aangemaakt worden of er een verhoogde
agraak is door een bloeding. IJzer is namelijk essen=eel voor de aanmaak van hemoglobine in erytrocyten
(Universitair Medisch Centrum Groningen, 2023). Verder is de renale anemie te duiden door het nierfalen, waarbij de
aanmaak van erytropoë=ne (EPO) verstoord raakt omdat de nieren onvoldoende werken (Zorgins=tuut Nederland,
z.d.-a). Meneer is op het Observatorium opgenomen om drie bloedtransfusies te krijgen met daartussen furosemide.
Verder wordt meneer nuchter gehouden, voor eventuele vervolg onderzoeken morgen op 3 oktober in overleg met
de maag-darm-lever (MDL) arts, zoals een gastroscopie.
Na het eerste zakje bloed begonnen de dyspnoeklachten toe te nemen en daalde de satura=e naar 90%. Hierbij is 2
liter zuurstof aangehangen en kreeg meneer de furosemide zoals voorgeschreven. Ook is de arts op de hoogte gesteld
en moet het tweede zakje bloed langzamer inlopen. Bij het aanhangen van de tweede bloedtransfusie, begon meneer
te reutelen, satura=e daalde naar 85% met 2 liter zuurstof en meneer zat erg onrus=g op de bedrand. De
verpleegkundige in de nachtdienst hee8 opnieuw de arts gebeld, die hee8 meneer gezien. Arts vertelde dat meneer
sterk aan het compenseren is. Er is gekozen om de bloedtransfusie nog langzamer te zeeen, de furosemide is
verhoogd en kreeg meneer een met Venturi-masker 6 liter. Aan het einde van de nachtdienst klonk meneer weer wat
minder vol, maar reageerde nauwelijks op de furosemide en had minimaal geürineerd.
De dagdienst begon ik samen met mijn stagebegeleider. De bovenstaande informa=e is schri8elijk en mondeling is
overgedragen door de nachtdienst. Volgens het beleid zou meneer om acht uur het derde zakje bloed krijgen. Echter
is er gewacht op de artsenvisite, omdat het overvullingsbeeld meer zal toenemen. Bij het kennismaken met meneer,
kwam ook naar voren dat hij de gehele nacht op de rand van het bed hee8 gezeten in verband met dyspnoe.
Argumenta*e complexiteit
In Bijlage A is het instrument “Complexiteit van prak=jksitua=es” beschreven en kan er een inscharng gemaakt
worden van de mate van complexiteit (Haze & Rosmulder, 2022). Ook wordt het instrument ingevuld volgens de
casuïs=ek van meneer Jansen. Hierbij zijn drie elementen naar voren gekomen als hoog-complex. Ten eerste is de
gezondheidstoestand sterk wisselend en onvoorspelbaar, omdat het niet duidelijk is hoe meneer Jansen zijn lichaam
op de furosemide reageert. De gehele dag wordt de zorg geëvalueerd en herzien. Verder is het een hoog-complexe
situa=e, omdat er zich risicovolle situa=es kunnen voordoen, meneer kan verder overvuld raken, maar er kan ook een
sterke bloeddrukdaling komen door al de furosemide. Ten sloee is de gehele situa=e niet stabiel en is het
onvoorspelbaar hoe meneer op de behandeling reageert.