Hoofdstuk 7 Bedrijfsprocessen organiseren
Arbeidsindeling = verdelen van werk in bedrijf.
a. Eerst alles opdelen in kleinst mogelijke taken (ramen lappen, toedelen parkeerplaats).
b. Taken groeperen tot functies.
c. Functies groeperen tot afdelingen.
d. Afdelingen positioneren in het bedrijf tot een structuur.
Taken
Taak = bevoegdheid, plicht om activiteit uit te voeren. Bevoegdheid = recht om beslissingen te
nemen die voor uitvoeren taak nodig zijn. de taak moet: op niveau van uitvoerder liggen, logisch
overzichtelijk en afgerond geheel vormen, uitdaging bieden, geen tegenstrijdigheden bevatten.
Frederick Herzberg = 3 manieren motiveren van werknemers door aanpassen taken:
1. Taakverruiming = uitbreiden minder monotonie. (maar is weinig extra uitdaging blijkt uit
praktijk) ook wel job enlargement.
2. Taakroulatie = afwisselen taak met iemand anders (job rotation).
3. Taakverrijking = uitbreiden taken hoger niveau (werkt goed, maar men wil na tijdje
loonsverhoging). Job enrichment.
Functies
Geheel van taken dat iemand moet uitvoeren. Functie analyse: 4 A’s:
1. Arbeidsinhoud = wat iemand moet doen.
2. Arbeidsomstandigheden.
3. Arbeidsverhoudingen = hoeveel macht, aan wie rapporteren, positie in bedrijf.
4. Arbeidsvoorwaarden = salaris, secundaire: pensioen, winstdeling, auto zaak.
Functies kunnen verticaal onderscheiden (hiërarchie). Of horizontaal = organogram. Bij verkoop kom
je vaak indeling: F, P, M, G tegen. Uitleg:
F(indeling) = Functionele indeling, functies groeperen bijv. inkoop, productie, verkoop, directie.
P(indeling) = productindeling, mensen bij elkaar product waarvoor ze werken.
M(indeling) = indeling op basis van markten waarop bedrijf bedient, marktindeling.
G-(indeling) = geografische indeling, omgeving, functies bij elkaar zetten voor verschillende
geografische gebieden (Nederland bij België).
Hierdoor ontstaat een organogram/organisatiestelsel.
Lijnorganisatie = verschillende niveaus met ieder eigen taken. Er is eenheid van gezag: iedereen
heeft maar 1 baas boven zich. Eenheid van bevel is hier ook. Voordelen: simpel, snelle
besluitvorming, eenvoudig verdelen en afbakenen taken, weinig leidinggevende nodig. Nadelen: als
lagen in organisatie stijgen vertraagt besluitvorming, lastig verantwoordelijkheid voor probleem aan
te wijzen, medewerkers weinig zicht en betrokkenheid bij einddoel.
Spanwijdte(span of control) = aantal mensen aan wie manager direct leiding geeft (bijv.
afdelingshoofden).
Spandiepte (depth of control) = alle medewerkers waaraan manager direct en indirect leiding geeft
(alle medewerkers onder de manager).
Omspanningsvermogen(scope of control) = aantal mensen dat leidinggevende aankan, wordt
bepaald door persoonlijkheid, omgeving en aard van het werk. Omspanningsvermogen wordt groter
door bijv. : werknemers doen routinewerk, werken op een locatie, zijn goed getraind weinig sturing