ATTITUDES AND EMOTIONS TUTORIAL WEEK 1
VIGNETTE 1
Tentamenvraag: noem 3 verschillen tussen emoties en moods?
WAT BETEKENEN DE GROEN ONDERSTREEPTE WOORDEN? (TRAIT,
EMOTIONAL EPISODES, ATTITUDES, MOOD, EMOTIONS, TEMPERAMENT)
Trait
Long-term individual differences in affective experience. These are stable individual
differences in the tendency to experience a corresponding mood state. 2 belangrijkste
emotionele traits zijn de dispositional counterparts van negatief affect en positief affect. Uit
onderzoek is gebleken dat de persoonlijke eigenschappen ‘emotionele instabiliteit’,
‘extraversie’ en ‘sensatie-zoekend’ een aangeboren basis hebben.
Volgens Goldberg (1994) zijn persoonlijkheidskenmerken consistent in verschillende
situaties en bieden ze tijdelijke stabiliteit. De verschillende situaties moeten echter wel
dezelfde incentive eigenschappen hebben, significante gedragsopties bieden en relevant zijn
aan het doel van de individu. Tijdelijke stabiliteit kan alleen worden verwacht tussen de
perioden van grote gedragsreorganisaties en zal geen andere bronnen van variaties
overschrijven.
Emotional episodes
Frijda (1994) omschrijft emotional episodes als emotionele events die langer duren dan de
normale ‘emotie’ omschrijving maar wel gefocust zijn op een object. Emotionele episodes
duren vaak langer dan een uur. De durations hebben verschillende oorzaken; het kan komen
door de emotie-opwekkende gebeurtenis of de hoeveelheid dat de emotie zich voordoet.
Episodes kunnen in intensiteit verschillen.
Attitudes
Een ander woord voor attitudes is sentimenten. Dit zijn dispositions voor individuelen voor
hun neigingen om affectively te kunnen reageren. Er wordt vaak naar gerefereerd als ‘likes’
of ‘dislikes’ of bij emotie woorden die worden gevolgd door een object naam of algemene
expressie (bv “ik haat pitbull terriers”). Vaak zijn deze attitudes gebaseerd op eerdere
ervaringen, maar ze kunnen ook redelijk voorkomend zijn onder alle mensen en daarmee een
interne aanleg hebben (bv dislike voor zien van bloed). De structuur van
attitudes/sentimenten kan op twee manieren worden beschreven: sentimenten bestaan uit
cognitieve ‘dispositions’ om een object op een bepaalde waarde te schatten. Sentimenten
kunnen worden gezien als cognitieve schema’s. Daarnaast zijn sentimenten dispositions om
het object op een bepaalde manier te behandelen, wat overeenkomst met de ‘action readiness’
tijdens emoties. Attitudes worden ook vaak omschreven als ‘desires’/ verlangens. Belangrijk
is dat zowel emoties als moods als dispositions kunnen fungeren, maar sentimenten zijn de
enige van de drie die echt van cognitieve aard zijn. Sentimenten kunnen worden ontwikkeld
op basis van eerdere emotionele ervaringen of van social learning.
Mood
‘transient episode of feeling or affect’. Moods bestaan maar voor een klein deel uit emoties
(bijv. weinig mensen die de hele dag boosheid, geluk of verdriet ervaren als mood). De
waking consciousness wordt omschreven als een continue ‘stream of affect’, mensen voelen
altijd wel iets maar geen onderscheidbare en sterke emoties. Volgens Watson en Clark (1994)
zijn er 2 mood factors te onderscheiden: negative affect (geeft de mate waarin iemand upset
of distressed is weer, negative mood states) & positive affect (geeft de huidige mate van
plezier en enthousiasme weer, positive mood states). At moderate levels, zijn deze twee
affecten grotendeels onafhankelijk van elkaar. Extreme levels kunnen soms allebei hoog zijn
(bijv achtbaan).
Davidson (1994) zegt dat de voornaamste functie van moods is dat ze de cognitie moduleren
of biassen. Het is het primaire mechanisme to alter information-processing priorities. Het
,accentueert de toegankelijkheid van bepaalde cognitieve content en semantische netwerken
(bv. Depressief persoon heeft eerder toegang tot verdrietige gedachten). Moods zijn altijd
aanwezig. new functional meaning of mood:
Emotions
Distinct, integrated psychophysiological response systems / an emotion represents an
organized, highly structured reaction to an event that is relevant to the needs, goals or
survival of the organism.
Een emotie bestaat uit 3 onderscheidbare componenten: een expressie, patroon van
consistente autonome (lichamelijke) veranderingen en een subjectieve gevoelsstaat (Watson
en Clark, 1994).
Emoties zijn reacties op specifieke situaties en duren vaak maar kort. Volgens Davidson
(1994) is emotie er vooral op gericht om acties te moduleren of biassen. Emoties doen zich
vaak voor in situaties waarin adaptive action nodig is.
Frederickson (2001) geeft aan dat emoties vaak worden gekoppeld aan het concept van
‘specific action tendencies’. Echter zijn de acties too general om specifiek te noemen.
Positieve emoties bevorderen het participeren aan activiteiten en omgeving. Angst is bv.
gekoppeld met de drang om te vluchten en interesse gekoppeld aan bijwonen (“attending”).
Frederickson heeft de broaden-and-build theory ontwikkeld dat beweert dat bepaalde
positieve emoties allemaal de mogelijkheid delen om de thought-action repetoires te
verbreden en om personal resources op te bouwen. Door positieve emoties komen er meer
acties en gedachten in het hoofd op. Bij negatieve emoties komen er juist weinig acties en
gedachten in het hoofd op. Veerkrachtige individuen blijken meer positieve emoties te
rapporteren. Ze kunnen dan ook beter tegen tegenslagen. Echter blijkt ook dat het hebben van
meer positieve gedachten ook leidt tot meer positieve emoties. Undoing hypothese van
Fredrickson is dat positieve emoties de gevolgen van de negatieve emoties ongedaan maken.
Cohn et al. (2009) beweren dat positieve emoties samenhangen met meer ego veerkracht (de
mogelijkheid om boosheid en agressie onder controle te houden). Dit leidt ertoe dat er, ook
bij slechte gebeurtenissen, meer positieve emoties blijven ervaren. Mensen die meer ego
veerkracht hebben, hebben over het algemeen minder gedragsproblemen. Volgens onderzoek
van Cohn et al. (2009) hebben positieve emoties een sterkere voorspelbaarheid op ego
veerkracht hebben dan negatieve emoties. Positieve emoties voorspellen beter dan
levenstevredenheid.
Goldsmith (1994) omschrijft emoties al een ‘sense’ binnen een organisme dat er een
significante verandering si opgetreden in de relatie met het organisme en (fysiek of
symbolisch) de sociale andere. Hij geeft daarbij aan dat emoties daarom over het algemeen
interpersoonlijk zijn.
Temperament
Davidson, 1994: Temperament impliceert dat de individuele verschillen in traits al vanaf de
geboorte bestaan (en dus erfelijk zijn). Ook is temperament breder dan traits. Het komt samen
met cognitieve- en gedragskenmerken. Het negatieve affect wordt vaak verklaard in een
persoonlijke dimensie die ‘neuroticisme’ heet. Mensen die hoog scoren op neuroticisme
ervaren over het algemeen negatievere gemoedstoestanden. Voor het positieve affect wordt
de persoonlijke dimensie van ‘extravert’ genoemd. De twee verschillende dimensies in
temperament reflecteren systematische verschillen in hoe personen reageren op dezelfde
leefomstandigheden. (Watson en Clark, 1994)
Goldsmith (1994) definieert temperament als emotioneel van nature. Temperament
kenmerken worden eerder georganiseerd. Een andere definitie van hem is ‘de
veranderlijkheid in het ontwikkelen van emotie systemen’
WAT ZIJN DE VERSCHILLEN EN OVEREENKOMSTEN TUSSEN DEZE
BEGRIPPEN?
2
,Moods vs Emotions
Moods duren langer dan emoties. Daarnaast Moods seem to lower the threshold for
arousing the emotions. Emotions are hard to modulate if it occurs during a mood. Daarnaast
hebben moods niet hun unieke facial expressions zoals emoties. Moods kunnen voortkomen
uit veranderingen uit de biomedische staat of als er al meerdere keren emoties zijn ervaren
(Ekman, 1994). Davidson (1994) is het hier niet mee eens (tijd, gezichtsuitdrukking en
verschillende oorzaken). Daarnaast zegt hij dat de antecedenten van emoties altijd herkenbaar
zijn, maar die van moods niet. Dit verschil weerlegt hij in z’n artikel weer, omdat uit
onderzoeken is gebleken dat ook emoties kunnen worden geactiveerd zonder herkenbare
antecedenten.
Davidson, 1994: Emoties hebben de primaire functie om acties te modulaten en biassen,
whereas moods de primaire functie hebben om cognitie te modulaten en biassen. Een ander
verschil is dat emoties worden geactiveerd door gebeurtenissen die kort en zonder
waarschuwing zijn, whereas moods zich wat langzamer opbouwen over een langere tijd.
Moods en emoties zijn aan elkaar gelinkt.
Fredrickson (2001): emoties hebben een object (boos zijn op, blij zijn met), moods zijn
object-loos. Hiermee zijn ze intentional (frijda, 1994), moods zijn nonintentional. Echter
argumenteren bv Stumpf (1899) en Reisenzein & Schönpflung (1992) dat moods ook
intentional zijn, omdat ze tijdens het bewustzijn gebeuren. Emoties zijn vaak kort en hebben
zijn multiple-component, whereas moods vaak langer zijn en op hetzelfde level blijven. Tot
slot worden emoties vaak geconceptualiseerd in bepaalde categorieën en moods in 2
dimensies: positief en negatief. Emotions tend to prolong itself into a mood. (Frijda, 1994).
Frijda maakt voor het verschil tussen emoties en moods ook onderscheidt, naast de
intentionality, tussen de acute of dispositional nature van een gebeurtenis. Negatieve moods
zijn geneigd om beoordelingen van levenstevredenheid te biassen. Daarnaast kunnen
veranderingen in overtuiging (belief changes) alleen plaatsvinden bij emoties en niet bij
moods. Frijda (1994) stelt: emoties kunnen overlopen in moods, maar moods kunnen emoties
doen starten, omdat moods de threshold voor specifieke emoties verlaagt.
Frijda (1994): kenmerken van emoties en moods affect (gevoel), appraisal, action readiness,
fysieke respons. Maar emoties hebben hiervoor een object focus. Het is een ander proces tov
moods.
Traits zijn stabiele en individuele verschillen van moods.
Emoties vs attitudes
Verschillende emotionele woorden refereren meer aan sentimenten dan aan emoties, zoals
‘love’ en ‘hate’. Het tijdelijke karakter wanneer iemand zich uitspreekt, betekent een emotie.
Sentimenten zijn de basis voor emoties wanneer er iets gebeurt waar het object bij betrokken
is. Attitudes en emoties zijn daarom heel nauw verbonden. Sentimenten/attitudes kunnen ten
grondslag liggen aan emoties.
Traits vs temperament
Emotional traits stellen dat er individuele verschillen bestaan, maar het maakt geen aannames
wáárom ze bestaan. Het zou aangeboren, aangeleerd of een combinatie hiervan kunnen zijn.
Het concept van temperament impliceert dat deze individuele verschillen (op z’n minst deels)
geërfd zijn en dat ze dus al bij de geboorte bestaan. Hiermee maakt het temperament wel
onderdeel uit van de trait, maar is het dus een genetisch aspect van een trait.
Emoties vs emotionele episodes
Mensen kunnen zelf vaak de emoties niet van emotionele episodes onderscheiden. Mensen
gaan tijdens emotionele episodes verschillende emoties door, maar deze volgen elkaar op.
Tegelijkertijd worden deze emotionele fases niet als onafhankelijk beleefd. In deze fases
worden intense en minder intense emoties met elkaar afgewisseld, ditzelfde geldt voor
3
, acute emoties en minder acute emoties. Zo kan ook lichamelijke opwinding optreden (fight
or flight) tijdens acute emoties en kunnen gevoelens en gedachtes bij minder acute emoties
voorkomen. De minder acute emotie fases kunnen als ‘mood’ worden bestempeld, maar de
focus ligt nog steeds op het object waardoor het een emotie blijft.
Emoties vs moods vs temperament (Goldsmith, 1994)
Onderscheidende features Emoties Moods Temperament
Type entity Korte Lange termijn Aanleg of kenmerk
gemoedstoestand gemoedstoestand
Tijdelijke eigenschappen Duurt seconden Duurt minuten Stabiel, duurt maanden
tot jaren
Cognitieve componenten Elementair of Emotie Beperkt in de vroege
automatisch managementprocessen ontwikkeling, centraal
, attributen wanneer het een
persoonlijkheidskenmer
k wordt
Antecedenten Opvattingen van Kan na-effect van Verschillen in genotype
significante emotionele reactie zijn en/of ervaringen
veranderingen in de
omgeving
Rol van situaties Beperkt tot de Helpt de huidige Aanvullend aan
features van emotie gemoedstoestand te temperament als invloed
uitlokkende stimuli behouden of te op het gedrag
beëindigen
Universeel vs individueel Universeel in Vooral individueel in Individuele verschillen
gebeurtenis, niet in emotie management,
vorm maar zowel universeel
als individueel
Ontwikkelings- Onderscheidbare Zelden bestudeerd: Traits worden
overwegingen reacties duidelijk in verwacht wordt dat georganiseerd en stabiel
het eerste levensjaar moods langer duren op verschillende
voor aantal emoties wanneer de cognitieve momenten, startend in
en in tweede en capaciteiten het eerste jaar
derde levensjaar voor ontwikkelen
andere
VIGNETTE 2
WAT IS DE PLANNED BEHAVIOR THEORIE EN DE RELATIE ERVAN MET
TECHNOLOGY ACCEPTANCE?
Ajzen (1991): De planned behavior theorie is ontwikkeld om het gedrag in specifieke
situaties te voorspellen en te verklaren. Het is een uitbreiding op de theory of reasoned action.
De intentie van het individu is de centrale factor om een bepaald gedrag te vertonen. De
intenties zouden namelijk de motivationele factoren bevatten die het gedrag beïnvloeden. Hoe
sterker de intentie, hoe groter de kans dat het gedrag wordt laten zien. De gedragsintentie kan
alleen plaatsvinden wanneer het gedrag in kwestie onder vrijwillige controle is. Dit houdt in
dat de persoon zelf kan besluiten of het gedrag zal worden vertoond of niet. De uitvoering
van gedrag hangt ook af van de mogelijkheid om het uit te voeren (genoeg hulpmiddelen;
tijd, geld etc). Een gedragsprestatie hangt dus af van intentie en de (waargenomen)
mogelijkheden.
4