Week Stof
1 S: Hoofdstuk 1
2 A: H4, p. 4.5 & H8, p. 8.5
S: H4, p. 4.1- 4.3
3 S: H4, p. 4.4- 4.8
4 S: H5
5 A: 6.5, 6.5.1. t/m 6.5.2.
4 en 6.5.3.1
6 A: 6.5.3.2. t/m 6.7.4
,Hoofdstuk 1
Solidariteit
Het door middel van wetgeving gezamenlijk dragen van de individuele risico’s.
Verzorgingsstaat
De overheid heeft een belangrijke rol bij het opvangen van verschillende sociale
risico’s. De ontwikkeling van de sociale zekerheid kwam na de tweede wereldoorlog.
Dit kwam mede door internationale verdragen.
Inkomenszekerheid:
Als het inkomen wegvalt als gevolg van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid of
ouderdom, dan zorgen de Wet werk en inkomen (WIA), de Werkloosheidswet (WW)
en de Algemene Ouderdomswet (AOW) ervoor dat de uitkeringsgerechtigde kan
terugvallen op een inkomen inde vorm van een periodieke, meestal maandelijkse,
uitkering om het verlies aan inkomen op te vangen. Dit hoeft niet altijd in de vorm
van een uitkering te zijn, maar dit kan ook een tegemoetkoming/bijdrage zijn; zoals
kinderbijslag of een scootmobiel op grond van Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo).
Er bestaat ook zoiets als het sociale minimum: de sociale zekerheid garandeert een
inkomen op minimumniveau als het inkomen lager is dan het geldende minimum. Er
komt dan een aanvulling tot het minimumloon. Als het minimumloon stijgt, dan stijgen
ook de uitkeringen (loonindexering). Dit noemen we de koppeling en is belangrijk om
de armoede te bestrijden. Het sociale minimum is van het wettelijke minimum
afgeleid en bedraagt:
- 100% van het wettelijk minimumloon;
- voor een alleenstaande ouder die de kosten niet met een ander kan delen, 90%
van het minimumloon;
- voor een alleenstaande die de kosten niet met een ander kan delen, 70% van het
minimumloon.
Collectiviteit:
De financiering van werknemersverzekeringen en volksverzekeringen gebeurt door
middel van premieheffing. Het zijn namelijk verzekeringen. De
werknemersverzekeringen worden opgebracht door werknemers en werkgevers en
volksverzekeringen door alle ingezetenen (het volk); althans voor zover iemand
inkosten heeft en inkomstenbelasting betaalt. De sociale voorzieningen worden
betaald uit algemene middelen, de belastingopbrengst (participatiewet, Wmo).
Re-integratie
Doel is om zieke werknemers zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen in ander
of passend werk. Hiervoor bestaat de wet verbetering poortwachter (Wvp).
Privatisering
Af en toe treedt de overheid terug en laat zijn taken achter bij een private partij (bv.
Ziektewet). Een zieke werknemer wordt, in plaats van door een centrale ziekenkas,
betaald door de werkgever voor een bepaalde periode (70% inkomen). Zaken als
,preventie en ziekteverzuimbeleid zouden daardoor meer zichtbaar moeten worden.
Veel werkgevers gingen zich hiervoor verzekeren, zodat bijvoorbeeld Ohra of Delta
dit betaald. Dit wordt herverzekering van arbeidsongeschiktheidsrisico genoemd.
Marktwerking
Met de komst van de Ziekteverzekeringswet deed de marktwerking in de zorg haar
intrede. Het gevolg hiervan is dat ziekenfondsen voorheen nu ook
verzekeringsmaatschappijen zijn geworden (winstgevender).
Sociale partners
Werkgevers- en werknemersorganisaties (vakbonden) worden sociale partners
genoemd, omdat zij overlegpartners zijn in met name de Stichting van de Arbeid
(STAR) en de Sociaal- Economische Raad. Adviezen van deze organisaties kunnen
leidend zijn voor de inhoud van nieuwe wetgeving.
Eigen verantwoordelijkheid
Focus ligt op eigen kracht. De burgers moeten in beginsel hun eigen boontjes
kunnen doppen en als dit echt niet meer mogelijk is, dan pas komt de overheid in
beeld.
Decentralisatie en handhaving
Doel hiervan is dat de overheid haar taken doorgeeft aan bijvoorbeeld de gemeente.
Dit is omdat zij dichter bij de burgers staat en dus beter weten wat zij nodig hebben.
Daarnaast zijn zij beter in staat maatwerk te leveren. Het nadeel hiervan is wel dat er
verschillen ontstaan tussen gemeenten. Met een beroep op de gemeentelijke
autonomie worden deze verschillen echter aanvaardbaar gevonden; de
gemeenteraad wordt direct gekozen.
We maken onderscheid tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en
sociale voorzieningen. Deze driedeling heeft te maken met:
1. De kring van verzekerden: wie is verzekerd en dus rechthebbend;
2. De financiering: wie betaalt;
3. De uitvoering: waar moet men de uitkering aanvragen en wie verstrekt de
uitkering;
4. De voorwaarden: wat is de hoogte ne de duur van de uitkering en kent de
regeling een inkomenstoets en/of een vermogenstoets?
Bij de werknemers- en volksverzekeringen gaat het om verplichte verzekeringen. De
verzekering gaat dan ook automatisch in. Elke burger betaalt mee.
Bij de sociale voorzieningen gaat het niet om verplichte verzekeringen, maar om een
voorziening die betaald wordt uit algemene middelen.
Werknemersverzekeringen
Hieronder vallen de WW, WAO, WIA en ZW. De kenmerken van deze verzekeringen
zijn:
1. Bij een werknemersverzekering zijn werknemers verzekerd;
2. Financiering gebeurt doordat werknemers of werkgevers de premie betalen;
, 3. Uitvoering geschiedt door UWV;
4. Hoogte van de uitkering is afgeleid door het dagloon in beginsel. Dit kent ook
geen inkomenstoets en geen vermogenstoets;
5. Loongerelateerde uitkering is in duur beperkt en meestal afhankelijk van het
arbeidsverleden (WW, WIA).
Volksverzekering
Hieronder vallen de AOW, Wet langdurige zorg (Wlz), Algemene nabestaandenwet
(Anw) en de Zvw. Kenmerken zijn:
1. Alle ingezetenen zijn van rechtswege verzekerd;
2. Worden gefinancierd door iedereen die inkomstenbelasting betaalt;
3. Uitvoering geschiedt door Sociale Verzekeringsbank, zorgkantoren en
zorgverzekeraars;
4. Hoogte is gerelateerd aan het minimumloon en verschaffen geen
inkomenstoets en vermogenstoets;
5. Duur is niet afhankelijk van het arbeidsverleden.
Sociale voorzieningen
Hieronder vallen de bijstand (participatiewet) en de Algemene Kinderbijslagwet
(AKW). Dit zijn algemene regelingen. Daarnaast zijn er nog regelingen met een
bijzondere doelgroep, zoals de wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet IOAW), Toeslagenwet (TW), Wet
werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en de Wmo.
zorgtoeslag en kind gebonden budget kan hieronder ook vallen, omdat dit ook
inkomensondersteuning biedt. Kenmerken zijn:
1. Rechthebbende is iedere nederlander en niet-Nederlander die hier rechtmatig
verblijft;
2. Uitvoering is in handen van de gemeente, UWV (TW en Wajong) en SVB
(AKW);
3. Wordt betaald uit algemene middelen als belasting. Hierom is het dus ook
geen volksverzekering;
4. Hoogte is gerelateerd aan het minimumloon en afhankelijk van gezinssituatie.
Het kent een inkomens- en vermogenstoets. Het wordt ook wel
minimumbehoefteregeling genoemd: de uitkering komt pas in beeld als binnen
het gezin niet voldoende ander inkomen of vermogen aanwezig is. De Wajong
heeft de 2 toetsen niet;
5. Er mag geen recht bestaan op een uitkering op grond van een verzekering, de
uitkering op grond van een volksverzekering of werknemersverzekering gaat
voor (voorliggende voorziening);
6. Duur is beperkt, namelijk zolang het inkomen onder het sociale minimum ligt.