Clinical psychology
Week 2: Anxiety
Hoofdstuk 1
Bij anxiety en fear: beide verhoogd arousel, neg. affect/gevoel, lichamelijke sensaties, onplezierig
gespannen/angstig gevoel, ongemak. Verschillen fear & anxiety:
Fear (bang zijn) Anxiety (angst)
Bron dreiging specifiek identificeerbaar object Bron dreiging moeilijk te identificeren
Reactie op acute nood Staat van constante verhoogde waakzaamheid
Vaak episodisch (bedreiging weg fear weg) Langdurig (bedreiging weg anxiety niet weg) lijkt alsof het
steeds op de achtergrond is en elk moment kan intreden.
Controleerbaar (kan rationeel of irrationeel zijn) Oncontroleerbaar
Cognitieve gedragstherapie effectief. Cognitief oogpunt belangrijk omdat verschillende cognitieve
processen bij angst werken (redeneren, geheugen, waakzaamheid, aandacht).
Aannames fear/anxiety (hoeft niet waar te zijn): 1. anxiety kan gereduceerd worden tot fear en 2. Fear
is beter te behandelen dan anxiety. idee: oorzaak anxiety achterhalen en zo reduceren tot fear (die
beter te behandelen/beheersen is).
De aard van fear
Fear vaak zichtbaarder voor persoon/omgeving (lichaamstaal, mimiek) dan angst omdat gevoel angst
vaag kan zijn en moeilijk te observeren kan zijn voor omgeving.
3 componenten waarmee fear zich onderscheid van anxiety:
- Fysiologische reacties op deze dreiging (trillen, zweten, hartkloppingen) (fysiek)
- Bepaald gedrag om te vermijden en/of gevoel vrees kwijt te raken (gedrag)
- Subjectieve ervaring van dreiging (gevoel/gedachten)
Niet iedereen hoeft deze componenten te ervaren (bijv. wel gevoel, maar kalm van buiten).
Geeft soms problemen bij ontwikkelen effectieve behandeling voor fear, omdat componenten vaak ook
in deze volgorde veranderen en hier ook tijd tussen kan zitten (verbetering zichtbaar is in gedrag,
maar persoon merkt dit nog niet).
Methoden meten fear: zelfrapportage, gedragstest, beoordeling door externe observatoren,
fysiologische metingen. Meerdere middelen handig, want zelfrapportages overschatten vaak angst,
terwijl gedragstest vaak intensiteit angst weer onderschat (zie je niet van buiten).
Hoofdstuk 2: Angst en vermijdingsgedrag
Mowrer’s two-stage theory of fear/anxiety en avoidence: Stage 1 Fear komt door klassieke
conditionering (verbinding stimulus respons). Stage 2: Vermijding komt door operante conditionering
(weggaan van stimulus opluchting want angst weg beloond vermijdingsgedrag). Fear is motivator
die zorgt dat je vermijdingsgedrag gaat vertonen (fear generates the search for safety). Hierin is fear:
balans tussen signalen van dreiging en signalen van veiligheid papierenzak kan veiligheid bieden
doordat je hierdoor naar buiten durft (heb zak bij aanval) Kan goed zijn hierdoor naar buiten. Op
lange termijn houdt angst vermijding in stand in behandeling hierop interveniëren.
Angst is volgens Mowrer causaal in ontwikkelen vermijdingsgedrag zorgt namelijk voor
vermindering angst op korte termijn, waardoor het gedrag versterkt.
Probleem bij deze theorie:
• Gedrag zou minder moeten worden als er geen onplezierige gebeurtenissen meer
voorkomen, en dit gebeurt dus niet (klassieke conditionering uitblijven).
• Theorie gebruikt 2 aannames die niet kloppen: 1. Alle angst is verkregen middels
conditionering 2. Neutrale stimuli kunnen allemaal angststimuli worden.
Kritieken:
• Harlow: Theorie overdrijft motiverende rol van angst in gedrag (veel gedrag ook door bijv.
positieve doelen).
• Seligman: Acties niet alleen bepaald door operante conditionering door gebeurtenissen in
verleden, doelen en gedachten over toekomst.
, • Angst leidt niet causaal tot vermijding kan ook vermijding zonder angst (omdat het toekomst
georiënteerd is).
• Soms moeilijk te bepalen welke stimulus vermeden wordt door de persoon in kwestie.
The golden rule
Was lange tijd gouden regel in veel therapieën: Nooit weg gaan uit situatie tot angst verminderd is.
The over-prediction of fear
Angstige mensen hebben neiging eigen angst te overschatten zorgt voor vermijding. 2 types van
voorspellen 1. Onderschatten angst (vaak groter effect, omdat angst erger is dan verwacht). 2.
Overschatten (op korte termijn functioneel vermijdt stress. Lange termijn houdt angst in stand).
Verschillende soorten fear
• Sociale fear
• Fear voor ongelukken of ziekten
• Agorafobische fear: openbare plaatsen en openbaar vervoer
• Fear voor seksuele of agressieve gebeurtenissen
• Fear voor onschadelijke dieren
Extra info:
• Angsten zijn niet random over mensen verdeeld ene angst komt meer voor dan ander.
• Angsten kunnen voorkomen in omstandigheden waar ze niet verwacht worden
• Sommige meest voorkomende fears (bijv. sociale of angst ziekten) hebben rationele basis,
terwijl minder voorkomende fears (bijv. angst onschadelijke dieren) irrationele basis hebben.
• Sommige mensen voor meer dan 2 dingen bang verwachting: als fear voor 1 wordt
weggenomen, dan toont iemands reactie op andere fear mate van verbondenheid.
• Angsten kunnen ophopen, maakt niet uit of stimuli tegelijk of na elkaar worden getoond.
Hierdoor ondergaan mensen met angst meerdere stimuli meer angst dan voor 1. Maar alleen
als angst voor 2e groter is dan 1e (als 1e groter, dan hopen ze niet op, maar treed vermindering
fear op).
De verschillende angststoornissen
• Paniekstoornis, met/zonder agorafobie: Herhaalde episodes van extreme angst/paniek,
waarvan enkele episodes niet verwacht waren. Vaak combi met agorafobie doordat paniek op
openbare plekken zorgt voor vermijdingsgedrag.
• Agorafobie: Angst openbare situatie waaruit ontsnappen niet mogelijk/makkelijk is, vermijdt
specifiek deze plekken of alle plekken (zonder gs van paniek).
• Sociale fobie: Extreme angst in sociale situaties. Gevoel kritisch onderzocht/beoordeeld te
worden.
• Specifieke fobie: Angst bepaald object/gebeurtenis (vliegangst, spinnenfobie).
• Generalized anxiety disorder: Aanhoudende, overdreven, onrealistisch gevoel voor
mogelijke ongelukken/gebeurtenissen (bijv. verlies geld/persoon, krijgen bepaalde ziekte).
• Obsessive-compulsive disorder: Herhalend intentioneel en stereotyperend gedrag of
ongewenste gedachten om te voorkomen dat er iets ernstigs gebeurt.
• PTSD
• Health anxiety disorder: Angst over eigen/andere huidige/toekomstige gezondheid.
Hoofdstuk 3: Wat beïnvloedt angst?
Het angstmodel/model of anxiety (Verschillende factoren zie plaatje blz. 30)
Kwetsbare mensen kunnen erg waakzaam worden in nieuwe/intimiderende situatie scannen
hierdoor snel omgeving gevolgd door focus op bedreiging als deze wordt gespot (bedreigende
objecten lijken dan nauwer/scherper/groter) detectie triggert inhibitie van gedrag dat bezig is en
activeert relevante cognitieve schema’s (gebruikt om betekenis te geven aan gebeurtenis). Indien
veilig doorgaan met gedrag. Gevaar angst gevolgd door vermijdingsgedrag/coping.
Er zijn ook processen gaande waar de persoon zich niet bewust van is= Pre-attentive processes=
Perceptuele verdediging, impliciet geheugen, onbewuste detectie van auditieve of visuele stimuli.
Kwetsbaarheid
Door individuele verschillen in detecteren van bedreiging zijn er ook verschillen in kwetsbaarheid voor
ervaren van angst. Verschillende determinanten die kwetsbaarheid bepalen:
, • Biologische kwetsbaarheid (temperament, introvert, neurotisch)
• Cognitieve kwetsbaarheid: Priming op bedreigende tekens/signalen detecteren door eigen
ervaringen en gedachten (al voorbereid herinneringen aan eerder pech/angst).
Hierdoor verschillen mensen in: Waakzaamheid, aandacht, perceptuele processen,
verzamelen/gebruiken informatie, beoordelingsvermogen.
State en trait anxiety (Spielberger)
Volgens Spielberger is trait anxiety een eigenschap die je veel ziet bij anxiety.
• State Anxiety: Angst door waargenomen dreiging, neemt weer af als dreiging weg is
• Trait anxiety: Groep mensen die sneller angstig reageren verschillen in manier waarop ze
wereld zien en reageren op wat ze zien. Hoe hoger trait anxiety hoe groter kans dat persoon
(intensere) angst zal ondervinden bij veel situaties. 3 factoren die leiden tot trait anxiety
angstgevoeligheid, ziekte/letsel gevoeligheid, angst voor negatieve evaluaties.
State-trait anxiety inventory (STAI) zelfrapportage om 2 vormen angst te meten (20 items). Lage
score duidt op kalmte en beheersing. Hoge op intense bezorgdheid en angst.
Anxiety sensitivity (hoger bij mensen met angststoornis vooral paniekstoornis)
= angst door verkeerd interpreteren lichamelijke sensaties. Anxiety sensitivity Index (ASI) meer
gevoeligheid voor verkeerde interpretatie van lichamelijke sensatie. Is zelfrapportage methode die
factoren als temperament, minsinterpretatie en niveaus arousel analyseert.
Anxiety sensitivity vaak vergeleken met trait anxiety hoewel ze verschillende betekenis hebben. 1 e
specifieke gevoeligheid voor eigen lichaamsprocessen. 2 e algemene angst potentiële bedreigingen.
Hypervigilance (verhoogde waakzaamheid)
Is kwetsbaarheidsfactor voor angststoornissen. Eysenck: uit zicht op 4 manieren:
• Veelvuldig scannen omgeving op zoek naar potentiële bedreiging
• Neiging selectief zoeken naar bedreigende i.p.v. neutrale situaties/stimuli (selec. aandacht).
• Verbreding van de aandacht voorafgaand aan de detectie van een bedreigende stimulus
• Versmalling van de aandacht als potentieel bedreigende stimulus is gespot.
Vaak bij mensen die hoog scoren op trait anxiety. Komt vooral naar voren tijdens stressvolle situaties.
Bijv. Bij spinnenangst opschikken bij iedere zwarte vlak op de muur.
Consequenties van constante waakzaamheid: 1. Geen aandacht meer hebben voor andere
mensen/stimuli 2. Een verminderde concentratie 3. Vermoeidheid
Context and attention:
Vaak selectieve aandacht (voor bedreigende stimuli) bij angst kwetsbare mensen. Bij OCD weleens
off-duty/on-duty contrast’ gebruikt. Patiënt aangeleerd om voor periodes ‘off-duty’ te gaan: hoeven
ze niet omgeving te scannen en dreigende info te zoeken.
Interpretatie en misinterpretatie
Onjuiste interpretatie van stimuli kan bestaan uit 2 dingen:
• Overdrijven van de mogelijkheid van een negatieve gebeurtenis (kwantiteit)
• Overschatting van de ernst van een bepaalde situatie (kwaliteit)
Hoofdstuk 4: Anxiety, attention, perception, memory and emotional processing
Health anxiety komt voort uit bedreiging eigen/andermans gezondheid. Paar processen hierbij actief:
- Attentional selectivity: selectiviteit van aandacht zorgt dat angstige mensen meer aandacht
hebben voor bedreigende stimuli.
- Self focused attention: versmalling aandacht als reactie op bedreiging (kan intern/extern
gebeuren). Aandacht op interne gebeurtenissen (hartslag, beelden, gedachten) kan leiden
tot misinterpretaties sensaties. Overdreven monitoren van eigen lichaamssensaties kan
paniek/angst verhogen/veroorzaken. Kan ook rol spelen bij andere angststoornissen. Bij veel
therapieën ligt aandacht hierop. Kan ook leiden tot psychologische moeilijkheden alcohol
kan self-focused attention verminderen. Een theorie zegt dat mensen een beperkt limiet
hebben van aandacht, waardoor een overdreven aandacht op jezelf de aandacht weghaalt
van andere externe gebeurtenissen.
- Perceptual factors/frightening distortions (perceptuele verstoringen): Kunnen tijdens
episodes van angst plaatsvinden (brug langer, spin springt vaker). Is waarschijnlijk een
, connectie tussen perceptuele verstoringen en vernauwen aandacht (beiden biases dienen
zelfde psychologische functie: selecteren en aanpakken van mogelijke bronnen van dreiging).
Anxiety and sexual functioning
Stoornissen in seksueel functioneren kunnen komen door biologische of psychologische oorzaken.
Vaak combinatie beiden. Belangrijke predictor prestatie is hoeveelheid irrelevante cognitieve activiteit
(vooral over hoe iemand beoordeeld wordt en mogelijkheid tot falen). Wat er gebeurd: Door angst
vindt shift naar interne aandacht plaats (cognities) verstoord concentratie en leidt tot slechtere
prestatie leidt weer tot versterking self-focused attention.
Niet geheel duidelijk of angst causale rol speelt bij seksuele stoornissen of de gedachten bij die angst
die leiden tot afleiding. Door 2e idee is in therapie meer shirt gekomen van angst verminderende
technieken naar aanpassen cognities. Maar! Dat psychologische factoren niet altijd doorslaggevend
zijn bij seksuele disfunctie bewijst het feit dat bij mannen met een erectiestoornis psychotherapie niet
werkt, maar medicatie (Viagra) wel.
Relatie ook belangrijk in hele proces: Vaak veel vertrouwen nodig in seksuele relatie. Als deze minder
is, is de kwetsbaarheid voor slechter seksueel functioneren groter.
Test anxiety
Test anxiety: Ervaren van intense angst bij maken van formele testen, vooral als je ervoor beoordeeld
wordt. Vaak teveel met zichzelf bezig (lichamelijke gevoelens, verwachting falen etc.) hierdoor meer
irrelevante gedachten en vaak hogere arousel. Werkt 2 kanten op arousel beïnvloedt cognities, die
arousel verhogen). Dit beïnvloedt taak vaak op een negatieve manier.
Anxiety and memory
2 soorten geheugenbias
1. Impliciete: niet bewust van feit dat gerag/cognities beïnvloed worden door negatieve
herinneringen (bijv. bepaalde trigger).
2. Expliciete: bewust oproepen van bedroevende/negatieve gebeurtenissen.
Zijn aanwijzingen dat angstige mensen vooral impliciete geheugenbias hebben hun
gedrag/cognities worden beïnvloed door negatieve herinneringen, maar zijn zich hier niet bewust van.
Of er een geheugenbias is verschilt per stoornis Bij gegeneraliseerde angststoornis moeilijk vast te
stellen, maar bij PTSS juist criterium. Bij OCD geheugen juist heel sterk of heel zwak (vaak in details
herinneren wanneer ze tegen obsessie zijn aangelopen, maar dwangmatigheden worden vergeten
iemand kan herhaaldelijk teruglopen om te kijken of de deur op slot zit, omdat hij of zij zich dat niet
meer kan herinneren). Dus tegenstrijdig bewijs relatie angst-geheugen. Wel relatie angst-stemming
Als iemands stemming gelijk is met stemming die hij/zij had tijdens angstige gebeurtenis, is het
makkelijker deze gevoelens en gebeurtenis op te halen.
Emotional processing
Mensen hebben natuurlijke neiging om emotioneel verstorende gebeurtenissen te absorberen en
verwerken. Als je dit niet doet heb je een problematische emotionele verwerking (niet over praten,
kijken, denken zonder stress). Uit vaak in vervelende gedachten, aanhoudende angst, nachtmerries.
Mee om leren gaan door: Relaxatie technieken, Exposuretechnieken, leren kennen van
misinterpretaties van de bedreiging.
Factoren die gezonde emotionele verwerking in de weg staan: vermijdingsgedrag, onverwachte
herhaalde blootstelling, ongecontroleerde herhaalde blootstellingen, vermoeidheid, aanhoudende
misinterpretaties over aard en consequentie bedreiging.
Hoofdstuk 5: Theories of anxiety
Er zijn 4 belangrijke benaderingen over het ontstaan van angst:
• Leertheorieën (theorie van Eysenck en theorie van Gray)
• Cognitieve theorieën (Beck)
• Psychoanalytische theorieën (freud)
• Biologische theorieën
• Leertheorieën
Angst aangeleerd door o.a. conditionering. Hieruit komt vlucht-vermijdgedrag (verminderd angst korte
termijn bekrachtigd gedrag). Origineel: elke stimulus kan angst stimulus worden, tegenwoordig niet.