In deze samenvatting wordt er gebruik gemaakt van tekeningen en goed uitgelegde uitleg. Er worden veel begrippen besproken zoals de chemische samenstelling van organismen, organische en anorganische verbindingen, koolstofverbindingen zoals sachariden, polysachariden, lipiden en proteïnen;
organische en anorganische verbindingen samenvatting
Geschreven voor
Koninklijk atheneum Zottegem
wetenschappen-wiskunde
Biologie
Alle documenten voor dit vak (7)
3
beoordelingen
Door: claudiasteuckers • 2 jaar geleden
Door: adamdhn • 3 jaar geleden
Door: kiarawerbrouck • 3 jaar geleden
Verkoper
Volgen
Jo027
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Biologie
thema
2
Chemische
stoffen
in
organismen
1. Chemische
samenstelling
van
organismen
Alle
organismen
bestaan
uit
honderden
verschillende
chemische
stoffen
− Heel
eenvoudige
anorganische
stoffen
− Heel
complexe
organische
stoffen
Al
die
stoffen
dragen
bij
tot
de
opbouw
(anatomie)
en
de
werking
(fysiologie
–
biochemie)
van
het
organisme.
Anorganische
stoffen
Organische
stoffen
(koolstofverbindingen)
• Water
• sachariden
• Minerale
verbindingen
• lipiden
• gassen
• proteïnen
• nucleïnezuren
Verschil
tussen
samenstelling
van
planten
en
dieren:
− Planten
bevatten
veel
sachariden
(stapelen
reserve-‐energie
op
in
de
vorm
van
sachariden
bv.
zetmeel).
Dierlijke
organismen
gebruiken
sacharide
(glucose)
als
directe
brandstof
voor
energielevering.
(reserve-‐energie
slaan
ze
op
in
lipiden).
− Dierlijk
organisme
bevat
meer
proteïnen
omdat
hun
grote
hoeveelheid
spierweefsel
is
opgebouwd
uit
lipiden.
96%
van
de
mens
bestaat
uit
water,
lipiden
en
eiwitten.
(O,C,H,N)
2. Anorganische
verbindingen
in
organismen
2.1. Water
in
organismen
Als
je
verse
massa
in
een
droogoven
steekt
zal
het
water
verdampen
à
droge
massa
Watergehalte=
verschil
tussen
de
verse
en
de
droge
massa.
Water
is
de
belangrijkste
component
van
organismen;
75%
à
planten
60%
à
dieren
65%
à
menselijk
lichaam
intracellulair
water
=
Water
dat
zich
bevindt
in
de
cellen.
intercellulair
water=
Water
dat
zich
bevindt
tussen
de
cellen.
(
hoofdcomponent
van
weefselvocht)
2.2. functies
van
water
in
organismen
• water
is
een
belangrijk
oplosmiddel
chemische
reacties
vinden
alleen
plaats
als
ze
kunnen
bewegen
en
tegen
elkaar
botsen.
à
kan
door
vloeibaar
water
à
water
is
een
polaire
molecule
à
kan
goed
oplossen
in
polaire
moleculen
en
ionen
.
apolaire
moleculen
zoals
O2
lost
slecht
op
dus
ook
in
het
bloedplasma
dat
uit
meer
dan
90%
uit
water
bestaat.
, Zuurstofgas
wordt
gebonden
aan
het
oplosbare
eiwit
hemoglobine
in
de
bloedcellen
en
op
die
manier
kan
het
bloed
optimaal
O2
transporteren.
Zuren
die
on
contact
komen
met
water
ioniseren
(
=
uiteenvallen
in
ionen)
de
concentratie
van
H+
-‐ionen
zorgen
voor
een
bepaalde
zuurtegraad
(pH)
• Water
komt
tussen
in
chemische
reacties
Water
is
in
veel
reacties
betrokken
als
reagens.
Hydrolyse
=
bij
een
splitsing
van
een
verbinding
wordt
een
watermolecule
opgenomen.
Water
is
een
reactieproduct.
Condensatiereactie
=
het
vrijkomen
van
een
watermolecule
bij
chemische
reacties
tussen
moleculen.
• Water
is
een
belangrijk
transportmiddel
Water
is
de
belangrijkste
component
in
de
transportsystemen.
Mens
à
bloedvatenstelsel
en
lymfevatenstelsel
Planten
à
via
transportweefsel
en
via
celwanden
• Water
heeft
een
warmteregelende
functie
Water
heeft
een
hoge
specifieke
warmtecapaciteit.
Het
lichaam
koelt
relaties
traag
af
bij
blootstelling
aan
koude.
Omgekeerd
ook
bij
warmte.
Waterorganismen
ondervinden
kleinere
temperatuurschommelingen
dan
landorganismen,
doordat
water
trager
opwarmt
en
afkoelt
dan
lucht.
Water
heeft
een
hoge
latente
warmte
à
de
hoeveelheid
warmte
die
nodig
is
om
water
van
de
vloeibare
fase
om
te
zetten
in
de
gasfase
(verdampen
en
zweten).
Tijdens
transpireren
verliest
het
lichaam
heel
wat
warmte-‐energie
waardoor
we
zo
onze
normale
lichaamstemperatuur
behouden;
• Water
heeft
een
functie
als
smeer-‐
of
glijmiddel.
Water
vormt
het
hoofdbestanddeel
van
slijm
(mucus)
à
belangrijke
rol
als
smeer-‐,
glijmiddel.
In
de
borstholte
zorgt
het
voor
een
minimale
wrijving
tussen
het
tere
longweefsel
en
het
harde
beenweefsel.
(zit
ook
in
spijsverterings-‐
en
voortplantingsstelsel)
• Organismen
maken
gebruik
van
de
hoge
oppervlaktespanning
van
water.
De
sterke
cohesiekrachten
tussen
watermoleculen
zorgen
voor
een
hoge
oppervlaktespanning.
capillair
effect
=
Door
een
combinatie
van
de
oppervlaktespanning
en
adhesiekrachten
tussen
het
water
en
de
wanden,
wordt
het
water
in
houdvaten
naar
boven
gezogen.
(
kan
hierdoor
tot
in
de
boomtop
geraken)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Jo027. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.