1. Je handelt volgens de beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut.
2. Je legt uit wat de anatomische kenmerken van de enkel-voet regio zijn.
3. Je beschrijft de wijze waarop bindweefsel en zenuwweefsel zich aanpassen aan verschillende
stimuli.
4. Je verfijnt je sensomotore vaardigheden op het gebied van ‘articulair bewegen’, je gebruikt de
interventie ‘oefenen’ op verschillende manieren en je maakt kennis met de interventie ‘massage’
en ‘tapen’, allen gerelateerd aan acuut enkelletsel.
5. Je handelt op een methodische en professionele wijze bij een (simulatie) cliënt met acuut
enkelletsel en gebruikt hierbij de KNGF-richtlijn Enkelletsel.
6. Je gebruikt de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF).
7. Je voert een praktijkgericht onderzoek uit en maakt hierin kennis met de verschillende stappen
van onderzoek.
8. Je houdt een interview met iemand met de ziekte Diabetes Mellitus-type 2 en maakt hierbij
gebruik van het gezondheidsmodel van Machteld Huber.
9. Je maakt kennis met de alledaagse praktijk van een fysiotherapeut en beschrijft het belang van
samenwerking in de beroepspraktijk.
,Boekenlijst:
KNGF Beroepsprofiel Fysiotherapeut
Januari 2014
Cor de Vries, Leo Hagenaars, Henri Kiers, Maarten Schmitt
Hoofdstuk 1
KNGF Beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut.
Barbera Visser, Hans van Slooten, Aad Vis.
Diagnostiek in de fysiotherapie; proces en werkwijze
Boiten et al., 2016
Hoofdstuk 2 en 3
Van contractie naar actie: motorisch leren in dagelijks leven, sport, muziek en revalidatie
Ben van Cranenburgh
Hoofdstuk 2 en 3
Fysiologie: leerboek voor paramedische opleidingen
Marieke v/d Burgt, Wim Burgerhout, Jeroen Alessi, Annemieke Houwink
Hoofdstuk 5 t/m 7 (herhalen van hoofdstuk 2 )
“Vorm en beweging’ Leerboek van het bewegingsapparaat van de mens’ Lohman,
Zuidgeest. Hf 1. Bindweefsel en Kraakbeen, tot Been en algemene Osteologie
KNGF-richtlijn Enkelletsel; Verantwoording en Toelichting
Wees, van der et al., 2017
JESSIE PIEPER
,Inhoudsopgave
MOEILIJKE BEGRIPPEN:.................................................................................................................................. 3
UIT DE BOEKEN:............................................................................................................................................. 4
De mate van gezondheid wordt wel gezondheidstoestand genoemd.................................................................9
Bindweefsel:.......................................................................................................................................................11
Kraakbeen..........................................................................................................................................................13
STRUCTUUR EN FUNCTIES VAN HET ZENUWSTELSTEL:.....................................................................................14
HOORCOLLEGE 1 Methodisch handelen/EPB/ICF:.............................................................................................23
ANATOMIE GERELATEERD............................................................................................................................ 27
OSTEOKINEMATICA............................................................................................................................................27
ARTROKINEMATICA............................................................................................................................................28
ANATOMIE LIGAMENTEN/VOETSPIEREN/SLAGADER/ZENUWEN.....................................................................28
SAMENVATTING ACUUT ENKEL LETSEL......................................................................................................... 35
Inspectie.........................................................................................................................................................36
Differentiaaldiagnostiek (Ottawa ankle rules) (behoort tot screening hierna diagnostisch)........................36
Proliferatiefase (4 tot 10 dagen)....................................................................................................................42
Vroege remodelleringsfase (11 tot 21 dagen)...............................................................................................43
Late remodelleringsfase (3 tot 6 weken).......................................................................................................43
,MOEILIJKE BEGRIPPEN:
Moeilijke begrippen: Vertaling
art. talocruralis Bovenste sprong gewricht
art. subtalaris Onderste sprong gewricht
Inversie Binnen
Eversie Buiten
Pronatie Binnen
Supinatie Buiten
,UIT DE BOEKEN:
Toegepaste fysiologie van het bewegingsapparaat
Basisprincipes van de bindweefselfysiologie:
Welke taken heeft bindweefsel:
- Verbindende functie: Afzonderlijk weefsel worden met elkaar verbonden. De botten worden
bijvoorbeeld door middel van bindweefsel houdende kapsels en banden met elkaar verbonden,
maar ook met behulp van de spieren en pezen die aan de botten inseren.
- Steunende functie: Aangezien botten ook tot het bindweefsel behoren, bestaat er ook een
steunende functie. We zijn daarmee in staat om ons tegen de zwaartekracht in op te richten.
- Beschermende functie: botweefsel beschermd bijvoorbeeld de belangrijke organen in de
borstkas en het bekken en in de schedel tegen krachten van buitenaf. Maar ook andere
bindweefseltypen bezitten belangrijke beschermende functie voor cellen en inwendige organen,
bijvoorbeeld op biomechanische wijze door de absorptieve van krachten.
- Afweerfunctie: In het bindweefsel bevinden zich zeer veel fagocyterende cellen. Zij maken deel
uit van ons immuunsysteem en worden allerlei mogelijke aanvallen op ons lichaam actief.
Daarnaast vormt het bindweefsel een mechanische barrière tegen indringende vreemde
voorwerpen. De matrix vormt daarbij door haar nauwe netwerk een mechanische belemmering
tegen eventuele penetraties van vreemde voorwerpen in het weefsel.
- Informatiefunctie: Bindweefsel en vooral water dat zich daarin bevindt, hebben een belangrijke
taak als informatiedragers en koeriers. In het bijzonder door de onderzoeken van Pischinger en
Heine is deze functie van het bindweefsel en de betekenis daarvan bekend geworden.
- Transport- en voedingsfunctie: In het bindweefsel bevinden zich transportwegen voor de
voedingstoffen, die van de capillairen tot de cellen lopen, en voor de afvalproducten, die van de
cellen naar de aders en de lymfevaten worden gebracht. Door de matrix en haar interstitiële
vloeistof wordt een milieu gevormd, dat met die van één cellige levende organismen in water
vergelijkbaar is. Evenals de eencellige organismen ontvangen ook de bindweefselcellen hun
noodzakelijke voedingstoffen via het medium water.
Bestanddelen van het bindweefsel:
In het bindweefsel kan men in principe cellulaire en extracellulaire bestanddelen onderscheiden. De
cellen van het bindweefsel deelt men in plaatsgebonden of vaste cellen in die altijd in het
bindweefsel aanwezig zijn, en in beweeglijke of mobiele cellen, die in bepaalde situaties door het
bindweefsel kunnen bewegen. Alle extracellulaire bestanddelen van het bindweefsel duidt men als
matrix aan. Ze wordt daarom ook wel extracellulaire matrix genoemd, omdat ze geen specifieke
vorm heeft, wordt ze ook wel amorfe matrix genoemd.
De matrix bevat de volgende componenten:
- Collagene vezels
- Elastische vezels
- Grondsubstantie
- Water (gebonden of ongebonde water)
- Niet – collagene proteïnen
Behalve water worden alle componenten van de matrix door de bindweefselcellen geproduceerd. De
matrix vormt een stabiel netwerk en geeft het weefsel volume. Het netwerk van de matrix
absorbeert belastingen en heeft daarmee een bufferfunctie. Vooral de bestanddelen van de
, grondsubstantie en het gebonden water hebben de functie om gewicht te dragen en stoten te
dempen.
Collageen vezels zijn te vergelijken met staaldraden. Collageen vezels en staaldraden bestaan uit
meervoudige spiraalvormige om elkaar gedraaide enkelvoudige vezels.
Elastische vezels vormen door de sterke interne vertakkingen een stabiel netwerk dat onder
trekbelasting tot 150% verlengd kan worden. Ze zitten vooral in de vaten verhoudingsgewijs is dat
50% en dat is erg hoog.
De collagene vezels van het bindweefsel bestaan uit collage fibrillen, die wederom uit collagene
proteïnen opgebouwd zijn. De elastische vezels bestaan ook uit fibrillen, en zijn uit
structuurproteïnen samengesteld. De grondsubstantie van het bindweefsel bestaan uit
proteoglycanen (PG’s) en glycosamineglycanen (GAG’s) en ook proteoglycaanaggregaten. De
grondsubstantie verbindt cellen en vezels met elkaar en bindt bovendien water. Om deze
verbindingen mogelijk te maken, bevat de matrix ook niet collagene proteïnen, de verbindende en
netvormende proteïnen. De verschillen tussen de afzonderlijke weefsel van het bewegingsapparaat
ontstaan uit de soorten bindweefselcellen en de afzonderlijke extra cellulaire bestanddelen, die door
de cellen geproduceerd worden. De hoeveelheid van synthetiserende componenten wordt daarbij
door een feedbackmechanisme gestuurd: als een cel bijvoorbeeld veel collageen produceert, wordt
automatisch de hoeveelheid van synthetiserende GAG’s en PG’s minder en omgekeerd.
Extracellulaire afscheidingsproducten, dat wil zeggen kleine componenten van het geproduceerde
collageen, geven informatie aan de cel terug. Zo wordt de productiehoeveelheid constant opnieuw
gemeten en gecontroleerde. Ook de productie van elastine, van de PG’s en van GAG’s wordt door
een dergelijk feedbackmechanisme gestuurd.
Plaatsgebonden of vaste cellen:
De cellen ontstaan in het bindweefsel ze leven daar en sterven daar ook af. Ze bezitten geen of
weinig mobiliteit. Alle plaatsgebonden cellen ontstaan embryonaal uit de mesenchymale cellen van
het mesoderm.
Plaatsgebonden of vaste cellen kan men indelen in bindweefselcellen.
- Fibroblasten en fibrocysten; fibroblasten produceren hoofdzakelijk collagene en elastisch vezels.
Daarnaast voegen ze verder de GAG’s en de PG’s, die de grondsubstantie vormen, en de
verschillende niet collagene proteïnen die als verbindende en netvormende proteïnen voor de
stabiliteit van het bindweefsel zorgen. Fibroblasten spelen tijdens de wondgenezing een centrale
rol. Myofibroblasten zijn er tijdens de eerste fase van de wondgenezing ze zijn er voor de
stabiliteit als de collagene vezels dikker en stabieler worden verdwijnen de myfibrolasten.
- Chrondoblasten en chrondrocyten: Deze cellen treft men aan in weefsel met een
laagzuurstofgehalte. Deze weefsels worden niet direct doorbloed. In het kraakbeen treft men
uitsluitend dit soort cellen. Chrondroblasten en chondrocyten worden via diffusie en osmose van
de noodzakelijke zuurstof en voedingsstoffen voorzien. Hun afvalproducten worden op dezelfde
manier afgevoerd.
- Osteoblasten en osteocyten: Deze cellen treft men aan in botweefsel aan. Ze zijn sterk van
zuurstofvoorziening afhankelijk. Daarom bevinden zich er altijd bloedvaten in onmiddelijk
nabijheid. De osteoblast is een botvormende cel en verandert in een osteocyt op het moment
dat ze zich volledig in het botweefsel ingekapseld heeft en tot rust komt.