Hoorcolleges EU-recht Vrij verkeer en Mededinging
(onderdeel Europees Economisch Recht/EER)
B3- vak Radb oud Univers iteit – Co llegejaar 2019-2020
Inhoud:
HC1 De interne markt & vrij verkeer van goederen I
HC2 Vrij verkeer van goederen II (Non-tarifaire belemmeringen)
HC3 Vrij verkeer van personen en economisch inactieve burgers van de Unie
HC4 Vrij verkeer van werknemers
HC5 Vrijheid van vestiging en vrij verkeer van diensten
HC6 Richtlijn 2006/123 – Dienstenrichtlijn
HC7 Algemeen systeem Europees mededingingsrecht en art. 101, lid 1 VWEU (Het kartelverbod I)
HC8 Het kartelverbod II
HC9 Misbruik van machtspositie
HC10 Concentratietoezicht en Verordening 139/2004
HC12 Privaatrechtelijke handhaving van het EU mededingingsrecht
HC1 De interne markt & vrij verkeer van goederen I
Literatuur
• Tekst VWEU (Kluwer/SDU etc.)
• Syllabus ‘Europees Economisch Recht: Het Interne Marktrecht van de Europese Unie 2019-
2020’
• W.T Eijsbouts, e.a. Europees Recht. Algemeen Deel, 5e druk, Europa Law Publishing, 2015
• Hoofdstukken op Brightspace uit: J.W. van de Gronden e.a., Kern van het Europees recht, 1e
druk, Boom Juridisch, 2019
• J.W. van de Gronden, Mededingingsrecht in de EU en Nederland, Uitgeverij Paris, 2017
Tentamen
• Twee verschillende data en tijdstippen
• Eerste mogelijkheid IE-recht: 20 december (1.5u)
• Eerste mogelijkheid EU-recht: 20 januari (1.5u)
• Gemiddelde voor beide onderdelen is je cijfer
• Minimaal 5.5 voor ieder onderdeel(!)
Interne markt
• Twee pijlers
- Vier fundamentele vrijheden
- Mededingingsrecht
1
,→ Clip op Brightspace met een schema die voor beide pijlers gebruikt zal worden.
Wat is de interne markt?
- Staat beschreven in art. 26 lid 2 VWEU: vrij verkeer van personen, goederen, diensten en
kapitaal = vier fundamentele vrijheden
- Over het algemeen de vrijheden gericht aan de lidstaten die geen belemmeringen mogen
opleggen
- Er zijn echter ook vrijheden die horizontale rechtstreekse werking hebben. Dat betekent
dat een natuurlijk persoon de bepaling kan inroepen jegens een ander natuurlijk
persoon.
o Art. 45 VWEU heeft horizontale rechtstreekse werking
Naast de vier fundamentele vrijheden hebben we ook het mededingingsrecht. We willen daarmee
voorkomen dat bedrijven belemmeringen opwerpen (zie ook clip Brightspace). Ook in het
mededingingsrecht zijn bepalingen die gericht zijn aan overheden (staatssteun-recht).
Altijd van belang bij vrij verkeer:
• Grensoverschrijdend element
o Bepaalt wanneer het Europees recht of het nationaal recht van toepassing is
o Dit element is er ook bij het mededingingsrecht, maar het heet anders en wordt
anders uitgelegd: het effect op de tussenstaatse handel.
o Heeft betrekking op de goederen, personen, rechtspersonen, diensten of kapitaal die
de grens over gaan. Dan is het Europees recht van toepassing is.
o Toch hoeft er voor het Europees recht niet altijd een grensoverschrijdend element te
zijn, er zijn uitzonderingen op. Eén van de uitzonderingen heeft betrekking op de
Dienstenrichtlijn.
o Maar welke Europese bepaling is dan van toepassing? Het verdrag bepaalt de
algemene bepalingen. Maar als er een specifieke regel (zoals een verordening) is, dan
moet je die toepassen.
• Harmonisatie: Specifieke regelgeving.
o We hebben harmonisatie zodat we niet in 28 landen verschillende regels hebben
want dat is niet handig.
o Voorbeeld: getinte ruiten in auto’s. Je moet anders onderweg drie keer je ruiten
verwisselen.
o Voorbeeld: regels voor eisen aan kinderspeelgoed. Producten moeten anders per
land aangepast worden.
o Als er een specifieke regel is, dan kijk je niet meer naar de bepalingen in het verdrag,
maar je kijkt alleen nog naar die specifieke regel.
o We gaan in deze cursus kijken naar de Burgerschapsrichtlijn, de Dienstenrichtlijn en
Verordening 492/2011
o We bespreken geen Harmonisatieregeling bij vrij verkeer van goederen. Daar kun je
dus altijd het Verdrag toepassen.
Vrij verkeer van goederen
Een goed gaat de grens over. Wat is een goed?
• Goed is een Europeesrechtelijk begrip (anders zijn er weer 28 verschillende definities van een
goed) dat niet is uitgewerkt in een verdrag, maar in jurisprudentie
2
, o Goed = C-2/90 Commissie/België (Waalse stort): Alle op geld waardeerbare zaken die
voorwerp kunnen vormen van een handelstransactie
o Je kunt goederen onderscheiden van diensten omdat ze stoffelijk van aard zijn
▪ Architect maakt een ontwerp van een huis op papier: een goed of een
dienst? Het gaat om het ontwerp dus niet stoffelijk dus een dienst.
▪ Maak op tentamen ook onderscheid tussen goederen en diensten
▪ Bijvoorbeeld een lift is een goed en het later installeren ervan is een dienst.
Je moet dan kijken wat er belemmerd wordt om te kijken om welk vrije
verkeer het gaat.
Bij het behandelen van een casus kijk je dus:
1. Waar is sprake van? Goed, dienst etc.?
2. Grensoverschrijdend element
3. Harmonisatie? (= nee)
4. Welke bepalingen zijn van toepassing?
a. Art. 30 (tarifair)
b. Art. 110 (tarifair)
c. Art. 34 (non-tarifair)
d. Art. 35 (non-tarifair)
• Twee soorten belemmeringen:
- Tarifaire belemmeringen (HC1) = Belemmeringen van financiële aard
o Art. 30 en 110 VWEU
- Non-tarifaire belemmeringen (HC2) = Belemmeringen niet met geld te maken
o Art. 34 en 35 VWEU
Artikel 30 VWEU
• ‘In- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.’
a. In- en uitvoerrechten: douanerechten → hebben we niet meer in de EU
o We hebben in de EU een douane-unie (art. 28 VWEU) dus deze rechten bestaan
niet meer.
o Douane-unie heeft tot gevolg dat we een gemeenschappelijk douane-tarief
hebben dat geldt voor alle goederen die vanuit een derde land de EU
binnenkomt ongeacht in welk EU-land. Daardoor geen douanerechten meer
nodig tussen de lidstaten onderling.
o Consequentie: Alle goederen die rechtmatig de EU zijn binnengekomen, vallen
onder het vrije verkeer van goederen. ‘Rechtmatig’ = het tarief aan de
buitengrens is betaald.
b.Heffingen van gelijke werking (zaak 24/86 Commissie/Italië)
R.o. 9:
▪ Niet relevant of de heffing discrimineert
▪ Eenzijdig opgelegde(2) geldelijke last(1) die wegens
grensoverschrijding(3) op nationale of buitenlandse goederen wordt
opgelegd en geen douanerecht in eigenlijke zin(4) in
(1) Geldelijke last
▪ Maakt niet uit of je veel moet betalen of heel weinig (r.o. 14)
▪ Niet relevant waarom je iets moet betalen (r.o. 7)
(2) Eenzijdig opgelegd
3
, (3) Wegens grensoverschrijding
▪ Maakt het onderscheid tussen art. 30 en art. 110 VWEU
▪ Omdát het de grens over gaat, wordt het geld geheven.
▪ Andere definitie dan bij grensoverschrijding wanneer je kijkt of Europees
of nationaal recht van toepassing is.
▪ Zaak Carbonati: Als je iets buiten de gemeente bracht, moet je ervoor
betalen (gemeentelijke heffing). Hof zei dat hier de grens over gegaan
werd, dus belemmering. Het had met Europees recht te maken omdat
Carbonati ook verkocht aan andere Europese landen. Het maakt dus niet
uit of het gaat om een landsgrens of een andere grens.
(4) Geen douanerecht in eigenlijke zin
Er zijn geen rechtvaardigingsgronden voor art. 30 VWEU (dus niet art. 36 VWEU of the Rule of
Reason). De doelstelling van de heffing is namelijk compleet irrelevant voor het HvJ EU.
• Artikel 30 VWEU niet van toepassing (uitzonderingen):
o Retributie (zaak 133/82 Commissie/België) = een vergoeding voor een geleverde
dienst.
▪ Voorbeeld: Gebruik maken van opslagruimtes over de grens.
▪ Het is dan niet eenzijdig opgelegd, maar je wilt er zelf vrijwillig gebruik van
maken
▪ Het moet gaan om de kosten die daadwerkelijk gemaakt zijn
o Heffingen voor keuringen door het Unierecht voorgeschreven (zaak 46/76 Bauhuis)
▪ Soms worden er keuringen voorgeschreven op basis van het Europees recht,
bijv. een richtlijn die voorschrijft dat vee gekeurd moet worden voordat het
de grens over gaat.
▪ De lidstaat mag deze kosten verhalen op het bedrijf dat dit product wil
uitvoeren
▪ Soms zegt een EU-bepaling dat er gekeurd mag worden, dus niet verplicht.
Dan mogen de kosten niet verhaald worden op het bedrijf.
▪ Het moet wederom gaan om de daadwerkelijk gemaakte kosten en niet
meer dan dat.
o Heffingen die onderdeel vormen van een belastingstelsel
▪ Art. 30 is dan niet van toepassing, maar art. 110 VWEU
▪ Het is dan niet wegens grensoverschrijding geheven, maar het wordt op alle
goederen geheven. Het is dus helemaal geen heffing van gelijke werking.
Art. 110 VWEU
Art. 110 VWEU stelt voorwaarden aan belastingen in de lidstaten. Het betreft indirecte belastingen.
- Directe belastingen: vermogensbelasting of inkomstenbelasting → gaat art. 110 VWEU niet
over
- Indirecte belastingen: BTW of accijnzen → gaat art. 110 VWEU wel over
• Art. 110 VWEU verbiedt niet dat lidstaten belasting heffing.
• Art. 110 VWEU gaat ook niet over verschillende belastingtarieven in verschillende landen
Art. 110 VWEU: “De lidstaten heffen op producten van de overige lidstaten, al dan niet rechtstreeks,
geen hogere binnenlandse belastingen van welke aard ook dan die welke, al dan niet rechtstreeks, op
gelijksoortige nationale producten worden geheven.
4