MENS EN MAATSCHAPPIJ
DEELTOETS 1
INHOUD
Hoofdstuk 1: De sociologische verzuchting ....................................................................................................... 3
1.1 wat is sociologie? ................................................................................................................................. 3
1.2 wat de sociologie ons leert .................................................................................................................. 3
1.3 Contigent, maar niet arbitrair .............................................................................................................. 5
1.4 Sociale orde......................................................................................................................................... 8
1.5 drie bronnen van het niet-contingente................................................................................................. 8
Hoofdstuk 2: de taak en houding van de socioloog ..........................................................................................11
Taak van de socioloog ..............................................................................................................................11
Houding van de socioloog ....................................................................................................................... 14
HC sociologische verklaringen ........................................................................................................................ 16
Hoofdstuk 3: De ontdekking van de samenleving I: de individualistisch variant ............................................... 18
Opkomst van de sociologie ..................................................................................................................... 18
Utilitaristisch individualisme (HC+boek+Collins) ............................................................................................. 20
Theoretische tradities ............................................................................................................................. 20
Utilitaristisch individualisme (UI)............................................................................................................. 20
Gevolgen van rationeel handelen ............................................................................................................ 21
Het mattheüs-effect ............................................................................................................................... 22
Collectieve actie...................................................................................................................................... 22
rationele-keuzetheorie ........................................................................................................................... 24
Rationeel utilitarische traditie/theorie (COllins) .......................................................................................... 26
paradoxen .............................................................................................................................................. 26
Hoofdstuk 4: De ontdekking van de samenleving II: de collectivistische variant .......................................... 29
Structureel functionalisme (HC3 + libretexts) .................................................................................................. 30
Structureel functionalisme (libretext) ......................................................................................................... 35
Functionalisme theorie ................................................................................................................................ 37
Conflictsociologie (HC3 + Collins + libretexts) ................................................................................................. 39
Conflict perspectief (LIbretext) ................................................................................................................... 40
Conflictsociologie (Collins) .......................................................................................................................... 41
Theorie van sociale klasse ....................................................................................................................... 41
Theorie van ideologie ............................................................................................................................. 42
1
, theorie van politiek conflict ..................................................................................................................... 43
symbolisch interactionisme (HC4) .................................................................................................................. 44
Kritiek SI ................................................................................................................................................. 46
Snow – Blumers principes van symbolisch interactionisme ......................................................................... 48
alle 4 de tradities ............................................................................................................................................ 50
H5: Rol en Zelf + HC + WIllterding ................................................................................................................... 51
Rollentheorie .......................................................................................................................................... 51
HC .............................................................................................................................................................. 52
Willterding et al .......................................................................................................................................... 53
2
,HOOFDSTUK 1: DE SOCIOLOGISCHE VERZUCHTING
1.1 WAT IS SOCIOLOGIE?
Sociologie -> De studie van de samenleving en sociale structuren: menselijk handelen en gedrag.
Overkoepelende thema’s zijn: ongelijkheid, cohesie, cultuur
Raymond Aron (1905-1983) -> heel moeilijk om tot een definitie van sociologie te komen.
Max Weber (1864-1920) -> definitie:
Wetenschappelijke poging om het sociale handelen te begrijpen, met de bedoeling op die manier tot een
causale verklaring van het verloop en de effecten van dat handelen te komen.
2 kanttekeningen bij de definitie:
- De taak die Weber voor de sociologie opeist is ook wat de psychologie, antropologie en de politicologie
proberen te doen.
- De sociologische verklaring moet volgens Weber causaal of oorzakelijk zijn: verklaren neemt de vorm aan
van oorzaak-gevolg relaties.
De definitie is dus te algemeen.
Sociologen proberen te begrijpen…
- Ontstaan gedrag vanuit contextuele condities
- Ontstaan sociale fenomenen vanuit gedrag van individuen.
1.2 WAT DE SOCIOLOGIE ONS LEERT
Belangrijke les van de sociologie:
Sociale verschijnselen/ menselijk handelen = contingent, maar niet arbitrair.
- Het had ook anders kunnen zijn, maar dat maakt het nog niet willekeurig.
Het is sociaal bepaald.
Alles is contigent, maar daarom nog niet arbitrair of willekeurig.
- Wat contigent is, is niet gelijk willekeurig (arbitrair)
Contigent -> iets is contigent als het noodzakelijk nog onmogelijk is en het dus ook anders had kunnen zijn dan
het nu is.
Alles wat in de maatschappij bestaat, had ook anders kunnen zijn.
Manier hoe we verliefd worden, hoe we eten klaarmaken en ons gedragen aan tafel, hoe we wonen
en ons verplaatsen, enz.
Dingen waarvan we aannemen dat ze natuurlijk zijn, hadden zich ook anders kunnen ontwikkelen in de
loop van de geschiedenis.
Sociale wetenschappen, sociologie en de antropologie in het bijzonder, hebben het bewustzijn hiervan
verspreid.
3
, Hebben ons geleerd dat gewoonten en handelingswijzen, opvattingen over gerechtigheid en al de
instellingen die ons vanzelfsprekend lijken, elders vaak totaal anders zijn en zich dus ook op die
manier bij ons hadden kunnen ontwikkelen.
Arbitrair -> willekeurig, eigenmachtig (een arbitraire beslissing is bv willekeurige beslissing).
Contingent: het is afhankelijk van iets anders, veranderlijk over de tijd. Geen natuurlijk verschijnsel.
Niet-arbitrair: er zit regelmaat in, sociale context heeft voor dit verschijnsel gezorgd.
Het is een dubbele les:
Enerzijds een makkelijk gedeelte – ‘alles is contigent’ – anderzijds een moeilijk gedeelte – ‘maar daarom nog
niet arbitrair of willekeurig’.
Voorbeeld huwelijk
Murdock files van antropoloog George Murdock (1897-1985). Zo veel mogelijk info over bestaande en
verdwenen culturen samengebracht in deze files (565 culturen).
Monogamie -> 20%
Polygamie -> 80%
Meeste polygynie (79,3%) en in 4 vd 565 culturen polyandrie (0,7%).
Polyandrie bv doordat vrouwen land erfde of omdat ze alle zonen trouwde om opdeling van
familiegrond te vermijden.
Illustreert 2 zaken:
1) Zelfs iets zo vanzelfsprekend als een huwelijk varieert over cultuur en ruimte (het is in die zin
contingent), maar
2) In die variatie tekenen zich wel degelijk patronen af.
De vorm die het huwelijk aanneemt is in die zin niet-arbitrair maar hang samen met bv de toestand
van de economie of erfrecht.
CONTINGENTIE
Speelt belangrijke rol in sociologie. Komt door de Amerikaanse socioloog Howard Becker (1963).
Afwijkend gedrag wordt door de samenleving geproduceerd.
- Betekend dat de normen die we hanteren om afwijkend en crimineel gedrag te beoordelen van sociale
oorsprong zijn.
Verschillen dus per samenleving en per tijdperk.
- Bedoeld dus niet dat men crimineel gedrag kan begrijpen, bv in termen van moeilijke jeugd.
Sociologie m.b.t. afwijkend gedrag heeft een dubbele taak:
1) Verklaren waarom bepaalde individuen tot afwijkend gedrag komen.
2) Verklaren waarom bepaalde gedragingen in bepaalde samenlevingen afwijkend zijn en in andere niet.
4
, 1.3 CONTIGENT, MAAR NIET ARBITRAIR
Contingent: het is afhankelijk van iets anders, veranderlijk over de tijd. Geen natuurlijk verschijnsel.
Niet-arbitrair: er zit regelmaat in, sociale context heeft voor dit verschijnsel gezorgd.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) -> hoe kan men de mensen de wet kan doen eerbiedigen, als zij er zich
van bewust worden dat zij die zelf hebben gemaakt.
Contrat Social (boek) -> mensen zullen de wetten enkel respecteren en hun plichten enkel naleven als een
religie hen daartoe aanzet en motiveert.
Religies moeten ook doelbewust bijdragen aan burgerdeugd.
Burgerdeugd: goede, degelijke burgers kweken.
Christendom deed dat niet meer
Civiele religies: nieuwe religies die de aandacht voor burgerdeugd wel centraal stelde.
Besef van contingente -> men kan de organisatie van de samenleving (de wetten en de vorm van instellingen
zoals het huwelijk) niet langer op rekening van goddelijke wil of natuurlijke noodzaak schrijven. Wij zijn de
makers ervan.
Karl Marx (1818-1883) -> “mensen maken hun eigen geschiedenis, doch niet onder de voorwaarden die ze zelf
kiezen.”
Inzicht in contingentie van wet, norm en gewoonte is een oncomfortabel bewustzijn.
- Vraag van Rousseau geldt nog steeds.
Hoe kan men de mensen ertoe brengen de wet te eerbiedigen, hoe zijn de rechtstaat en sociale orde
mogelijk als iedereen zich ervan bewust is dat het allemaal conventies en constructies zijn?
- Waarom is contingente niet arbitrair of willekeurig?
VERLICHTING EN TEGEN-VERLICHTING
Na de Franse revolutie 19e eeuw. Discussie tussen vertegenwoordigers van de Verlichting en de Tegen-
Verlichting.
Fundamenten van de sociologie werden in die discussie gelegd.
Vroege 19-eeuwse sociologie kan worden beschouwd om de these van de Verlichting en de antithese
van de Tegen-Verlichting te verzoenen.
Verlichting Tegen-Verlichting
- Verwierp een beroep op religie als handhaver - Redelijk handelen leidt tot egoïsme, sociale
van de orde. ontreddering en vervreemding.
- Goed samenleven was niet meer afhankelijk van - Als mensen niet meer geloofde dat de regels die
het volgen van religie, maar van het volgen van het samenleven mogelijk maakt van god zijn,
de eigen rede en redeneringsvermogen. respecteren ze elkaar niet meer.
- Als mensen redelijk handelen, wordt het - Als regels het nastreven van eigen belang
samenleven door vooruitgang gekenmerkt. belemmeren, zouden mensen zich er niet aan
- De rede en het wetenschappelijk denken geven houden om hun eigen belang na te streven.
maatschappelijke rust, vooruitgang en geluk. - Daarom is er een god nodig en gezag nodig om
het samenleven te regelen.
5