Literatuursamenvatting Klinische Psychologie: Diagnostiek en Behandeling
INHOUDSOPGAVE
- Deel 1 & 2 van het boek zijn NIET samengevat
- Hoofdstuk 18 Neurocognitieve stoornissen: dementie, 19 Somatisch-
symptoomstoornis en verwante stoornissen, 21 Seksuele disfuncties, parafilie en
genderdysforie en 22 Slaapstoornissen zijn NIET samengevat
DEEL 3 – DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING PASSEND BIJ VERSCHILLENDE VORMEN
VAN PSYCHOPATHOLOGIE
H9 Angststoornissen 3 - Colin van der Heiden en Erik ten Broeke
9.1 Diagnostiek
9.2 Behandeling
9.3 Paniekstoornis
9.4 Agorafobie
9.5 Sociale-angststoornis
9.6 Specifieke fobie
9.7 Gegeneraliseerde-angststoornis
H10 Stemmingsstoornissen 16 - Manja Koenders en Willem van der Does
10.1 Depressieve stoornissen
10.2 Diagnostiek en behandeling van de depressieve stoornis
10.3 Bipolaire-stemmingsstoornissen
10.4 Diagnostiek en behandeling van de bipolaire-stemmingsstoornis
H11 Posttraumatische-stressstoornis 24 - Ruud Jongedijk en Ellin Simon
11.1 Een beeld van PTSS
11.2 Anamnese bij een vermoeden van PTSS
11.3 Diagnostiek
11.4 Behandeling
11.5 Welke PTSS-therapievormen zijn evidence-based?
H12 Dissociatieve stoornissen 33 - Suzette Boon en Onno van der Hart
12.1 Trauma en dissociatie
12.2 DSM-5 dissociatieve stoornissen
12.3 Vaststellen
12.4 Behandeling
H13 Psychotische stoornissen 42 - Nynke Boonstra, Stynke Castelein en Marieke Pijnenborg
13.1 Klinisch beeld van een psychose
13.2 Clinical staging
13.3 Diagnostiek
13.4 Diagnostiek per fase
13.5 Behandeling
Simon, E., de Hullu, E., Smeets, G., & Van der Molen, H.T. (Eds.), Klinische Psychologie – Diagnostiek en
behandeling, Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv, 2018 (3e druk), ISBN 9789001881474.
,H14 Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen 52 – Henny Visser en Patricia van Oppen
14.1 Klinisch beeld
14.2 Etiopathogenese
14.3 Diagnostiek
14.4 Behandeling
H15 Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen 59 - Farid Chakhssi, Grietje
Schaap en Corine de Ruiter
15.1 Oppositioneel-opstandige stoornis
15.2 Periodiek-explosieve stoornis
15.3 Normoverschrijdend-gedragsstoornis
15.4 Antisociale-persoonlijkheidsstoornis
15.5 Pyromanie
15.6 Kleptomanie
H16 Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen 68 - Reinout Wiers en Maarten Merkx
16.1 Wat is een verslaving? Een korte geschiedenis
16.2 Hoe raakt iemand verslaafd?
16.3 Screening en diagnostiek
16.4 Interventies
H17 Persoonlijkheidsstoornissen 77 - Odette Brand-de Wilde, Hannie van Genderen en Arnoud
Arntz
17.1 Klinisch beeld
17.2 Diagnostiek
17.3 Van diagnostiek naar indicatiestelling
17.4 Behandeling
H20 Eetstoornissen 87 - Anita Jansen
20.1 Voedings- en eetstoornissen
20.2 Cross-over en transdiagnostiek
20.3 Diagnostiek en differentiële diagnostiek
20.4 Behandeling
Simon, E., de Hullu, E., Smeets, G., & Van der Molen, H.T. (Eds.), Klinische Psychologie – Diagnostiek en
behandeling, Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv, 2018 (3e druk), ISBN 9789001881474.
,Hoofdstuk 9 – Angststoornissen
Een angststoornis heeft een levensprevalentie van 1 op 5 en zorgt voor significante
lijdensdruk en beperkingen in functioneren. Bij 50% verdwijnt de stoornis in de loop der
jaren, maar bij de andere helft blijven er afwisselende perioden van heftige, milde en
afwezigheid van klachten.
De separatieangststoornis (= heftige angst gescheiden te worden van huis en/of
belangrijke anderen zoals ouders, partner of eigen kinderen) en selectief mutisme (=
niet in staat zijn te spreken in sociaal situaties waarin dat vereist is, terwijl spreken wel
lukt in andere situaties) zijn toegevoegd aan de angststoornissen in de DSM-5. Voorheen
uitsluitend bij kinderen en jeugdigen gesteld. Nog geen behandelmodel of effectieve
behandelingen bekend voor deze stoornissen.
9.1 Diagnostiek
Gestructureerde klinische interviews voor DSM-classificatie:
- Structured Clincial Interview for DSM-IV-TR Axis I Disorders (SCID-I, First et al.,
2001; NLse versie Van Groenenstijn et al., 1999).
- Anxiety Disorders Interview Schedule for DSM-IV (ADIS-IV, Brown et al., 1994;
NLse versie Bouman et al., 1997).
Er zijn nog geen DSM-5 versies beschikbaar. Voor elke angststoornis wordt een
screeningsvraag gesteld, waarna bij een ‘’Ja’’ stoornis specifieke vragen worden gesteld om
de criteria verder na te gaan. Open, ongestructureerde interviews blijken minder valide.
Zelfrapportage vragenlijsten zijn nuttig voor de ernst en angstgerelateerde symptomen
(zoals lichamelijke klachten). Daarnaast zijn ze goed om de voortgang van de
behandeling te monitoren. Tabel 9.1 toont de meeste gebruikte vragenlijsten.
(Bron: Simon et al., 2018)
,9.2 Behandeling
Zowel farmacologische als psychologische behandelingen, of een combinatie van
beide, zijn effectief. Cognitieve gedragstherapie (CGT) is de eerste keuze voor
angststoornissen.
- Specifieke fobie – Exposure (CGT)
- Paniekstoornis – Combinatie
- Overige angststoornissen – Medicatie of psychologische behandeling
9.2.1 Farmacotherapie
Antidepressiva is de eerste keuze. 2 soorten worden het meest aangeraden:
1) Selective Serotonin Reuptake Inhibitors (SSRI’s) – Normaliseren
serotoninesysteem waardoor de ontregeling van neurotransmittersystemen
betrokken bij angstreacties wordt opgeheven.
o Citalopram
o Escitalopram
o Fluoxetine
o Paroxetine
2) Serotonin and Norepinephrine Reuptake Inhibitors (SNRI’s) – Voorkomen dat
serotonine en norepinephrine opnieuw worden opgenomen, zodat
neurotransmitterniveaus verhogen.
o Venlafaxine
o Duloxetine
➔ SSRI’s en SNRI’s zijn beter dan tricyclische antidepressiva (TCA’s), monoamnie-
oxidaseremmers (MAO-remmers), en benzodiazepines (alprazolam, diazepam,
lorazepam) omdat ze minder bijwerkingen, minder overdosegevaar en minder
verslavingsgevoelig (benzo’s) zijn.
9.2.2. Psychologische behandeling: cognitieve gedragstherapie
Diagnostiek tijdens de behandeling
Registratieopdrachten gedurende de behandeling, met betrekking tot problematisch
gedrag (bijv. vermijdingsgedrag), emoties (bijv. angst) of situaties (bijv. menigtes). Om
aard, frequentie en omstandigheden van de symptomen te concretiseren, voor de
casusconceptualisatie, en omdat zelfregistratie al bijdraagt aan vermindering van angst-
en vermijdingsgedrag.
Binnen de CGT wordt gebruikgemaakt van betekenis- en functieanalyses:
A) Betekenisanalyses (BA) – Problematische situaties (zoals OV, feestjes, honden,
vliegtuigen, enz.) en problematische emoties (angstreacties).
o Klassieke conditionering.
o Begrijpen waarom situaties problematisch zijn geworden en bijhorende
emoties.
, o Onderzoeken ontstaan samenhangen oorspronkelijke neutrale stimulus
(CS, conditioned stimulus) naar betekenisvolle stimulus (US,
unconditioned stimulus), door bepaalde leerervaringen. De ongeleerde
respons (UR, unconditioned response) wordt door de US uitgelokt. De CS
activeert een geheugenrepresentatie van de US en UR (US/UR-
representatie), welke zorgt voor de (CR, conditioned response).
▪ Je zou kunnen stellen dat de CS een trigger is voor iets naars dat
kan gebeuren of ooit is gebeurd (US/UR-representatie), waardoor er
angst ontstaat (CR)
o Situaties of objecten die initieel niet beangstigend zijn, kunnen dit wel
worden door dit associatieve leerproces.
o Voorbeeld (Figuur 9.1) – Na gebeten te worden door een hond (US/UR),
kan de voorheen neutrale stimulus hond (CS), nu angst oproepen omdat
het een voorspeller is geworden (associatie) van gebeten worden (US-UR-
representatie).
o Sequentiële verbanden: De ene situatie/gebeurtenis voorspelt de andere
situatie/gebeurtenis.
▪ Voorbeeld – Sociaal contact (CS) kan angst (CR) oproepen omdat
afwijzing (US/UR-representatie) wordt verwacht.
o Referentiële verbanden: Een situatie zorgt voor de activatie van een
eerdere herinnering. Hierbij gaat het niet om de verwachting dat iets in de
toekomst ook zal gebeuren.
▪ Voorbeeld – Een adolescent met sociale angst kan door contact met
leeftijdsgenoten (CS) herinnerd worden aan eerdere vernedering in de
klas (US/UR-representatie), waardoor diezelfde angst en wanhoop
weer wordt gevoelt.
➔ Sequentieel of referentieel verband heeft implicaties voor de behandeling. Bij
sequentieel wordt vooral exposure toegepast, waarbij voor referentieel wordt ingezet op
herevaluatie van de US/UR-representatie, cognitieve herstructureringstechnieken of Eye
Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR). Sequentieel komt het meest voor.
o De CS kan zelfs zo sterk geconditioneerd zijn dat het het zelfbeeld aantast.