Bijzondere delicten
Werkcollege 1
Vandaag gaan we de andere bestanddelen van diefstal langslopen. We gaan het niet
meer hebben over de relaties tussen verschillende vermogensdelicten (zie hoorcollege
1 en literatuur Sinnige). Het gaat met name om diefstal. Tijdens het hoorcollege zijn
we stil gaan staan bij het bestanddeel een goed. We gaan het hebben over het
bestanddeel toebehoren: geheel of ten dele aan een andere toebehoort. Daar hoort een
arrest bij. Vervolgens gaan we stilstaan bij het bestanddeel wegnemen. Daar horen drie
arresten bij. Als je deze bij elkaar neemt zien we misschien een beeld over het
bestanddeel. Afgelopen hoorcollege hadden we het over het functionele begrip van een
goed. Dat zie je ook bij het bestanddeel wegnemen. Tot slot gaan we het hebben over
het bestanddeel oogmerk van wederrechtelijke toe-eigenen. Daar horen ook een aantal
arresten bij.
Het bestanddeel: toebehoren
Het arrest dat hierbij hoort is: diefstal res nullius. Waar ging dit arrest over (kijk in
jurisprudentie-samenvatting)? Een man was aan fietsen en auto’s te rommelen en
rijdt vervolgens op een fiets die niet op slot stond weg. De man was een bekende bij de
politie, dus werd staande gehouden. De politie trof gereedschap aan waarmee sloten
konden worden gebroken. De situatie die wordt geschetst is dus buitengewoon verdacht.
Het kan niet anders zijn dat hij de fiets heeft gestolen, toch? Hij heeft ook gezegd dat hij
de fiets heeft meegenomen.
Er is een probleem met de fiets: er zat geen slot op. Nog verder iets bekend? Hij had een
lekke band. Hij zag er goed uit, alles zat erop en eraan. Een buurtbewoner verklaarde dat
de fiets behoorde tot een familie die een dag eerder was verhuisd.
Komt het Hof tot een veroordeling voor diefstal van deze fiets? Ja. De redenering: het
gaat om de intentie van de verdachte en die wordt centraal gesteld. Het Hof zit ook met
het punt dat ze te maken hebben met een fiets die niet op slot zat, een lekke band had
en de verklaring van de buurtbewoner. Maakt dit uit voor het Hof? Nee. Waarom niet?
Het was niet van belang wat de mensen met de fiets wilden doen, volgens het Hof.
Waarom was dat niet van belang? De verdachte heeft geen rekening gehouden/kunnen
houden met het feit dat de eigenaren de fiets hebben achtergelaten tijdens de
verhuizing: hij dacht dat de fiets van een andere was en had dus kwade trouw. Of het wel
of niet een res nullius was, is voor het Hof niet relevant geweest. Het ging om de intentie
van de verdachte. Omdat verdachte die fiets zich wederrechtelijk wilde toe-eigenen, is er
sprake van diefstal, aldus het Hof. Het feit dat de verdachte de fiets wilde stelen, maakt
dat er sprake is van diefstal.
Wat vindt de A-G? Hij vindt niet dat dit door de beugel kan: het toebehoren is volgens de
A-G een objectief vereiste. Waar leidt hij dit van af? Waarom is dit zo? Hoe weten we of
een bestanddeel objectief is of niet? Je moet kijken naar de delictsomschrijving: de plaats
van opzet in relatie tot andere bestanddelen. Alle bestanddelen die NA het opzet zijn
vermeld, vallen onder het opzet. Alles wat VOOR opzet staat, is daaraan onttrekken: een
objectief bestanddeel/vereiste. Als je dan weet dat opzet in het bestanddeel wegnemen
gelezen moet worden, zie je dat alles wat daar VOOR staat, aan het opzet onttrokken is.
Dus wat je denkt te weten of je goede/kwade trouw, is niet relevant. Het toebehoren is
een objectief vereiste en moet aan de hand van feiten en omstandigheden worden
vastgesteld, lost van wat de verdachte wist of dacht. Dit hoef je niet vast te stellen voor
,een objectief vereiste. Zowel de kwade trouw als de goeder trouw is irrelevant. Een
objectief vereiste betekent dat er feiten en omstandigheden moeten zijn op basis
waarvan je constateert of een goed aan iemand toebehoort. Voorbeeld: fiets staat in de
voortuin/fiets staat op slot. De locatie, de tijdstip etc. dit kunnen allemaal redenen zijn.
Wat is het probleem in deze zaak? Wat zijn de feiten en omstandigheden? De eigenaren
waren verhuisd, ze hadden de fiets zonder slot achtergelaten, er was geen aangifte
gedaan van diefstal, er is een verklaring van de buurvrouw, het is ook geen klein
voorwerp die je even vergeet, etc. Allemaal feiten en omstandigheden waaruit je zou
kunnen afleiden dat de fiets bewust achtergelaten is. Je kunt ook zeggen: laat een
Nederlander een fiets met alles erop en eraan achterlaten? Misschien zijn ze het
vergeten mee te nemen. Daarmee heb je nog niet afstand gedaan van de fiets. Je zou
dus twee scenario’s kunnen bedenken.
Het Hof maakt een keuze: onwaarschijnlijk dat de fiets onbeheerd achter is gelaten en
gelet op de verklaring en intentie van de verdachte is er sprake van diefstal. Gaat de A-G
daarin mee? Nee, het bewijst ontbreekt dat het aan iemand anders toebehoort. De
intentie van de verdachte is niet genoeg en in het dossier bevinden zich allerlei contra-
indicatie die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat de fiets een res nullius is. De A-G
vindt dat de zaak opnieuw moet worden gedaan door het Hof.
Wat zegt de Hoge Raad? Deze gaat mee met de A-G: op basis van datgene wat zich in
het dossier bevindt zou het best kunnen dat het geen res nullius is en dan is het geen
diefstal.
Wat leren we? Res nullius = geen diefstal. De rechter leert beter motiveren. Waarop
baseer je dat het geen res nullius is? Er zit nog een ander punt. Wat blijkt ook uit het
arrest van de Hoge Raad? Het toebehoren moet worden bewezen en is een objectief
vereiste: dus aan de hand van feiten en omstandigheden vaststellen. Je mag daarbij de
intentie van de verdachte niet gebruiken. Toebehoren is een objectief bestanddeel. Stel
dat de verdachte bekend: ja die wilde ik wel stelen. Dat is leuk en aardig, maar als niet
uit het dossier blijkt dat de fiets aan iemand toebehoorde, dan kun je er geen diefstal van
maken.
Student: soms worden meerdere fietsen gestolen. Sommige behoren tot iemand. Dan
wordt alles afgerekend als diefstal, ook als sommige waarschijnlijk niet toebehoren aan
een ander.
Docent: je krijgt dan een soort schakelbewijs.
Het bestanddeel: wegnemen
De arresten die hierbij horen zijn: tanken zonder betalen, diefstal voltooid of niet en
tankpas.
We beginnen bij diefstal voltooid of niet. Wat was de casus (kijk in jurisprudentie-
samenvatting)? De verdachte bevond zich in een woning boven een restaurant.
Verdachte heeft een tas die in het restaurant op een bank stond gevuld met spullen. Die
tas stond open. De verdachte was nog niet weg, hij was op zoek naar wat andere spullen:
hij was nog niet klaar met de diefstal. Hij wilde nog wat meer meenemen. Verdachte
betoogde dat hij de spullen nog niet had weggenomen in de zin van art. 310 Sr. Zijn de
spullen die zich in die tas bevonden wel of niet weggenomen? Hebben we te maken met
, voltooide of onvoltooide diefstal/poging tot diefstal? Wat was ten laste gelegd? De
voltooide diefstal.
Komt het Hof tot een bewezenverklaring van de voltooide diefstal? Ja. Waarom? Omdat
het ging over de feitelijke heerschappij die de verdachte op dat moment had over de
spullen. Hoe legt het Hof het begrip wegnemen uit? Hij gebruikt het woord onttrekken,
maar ook het woord verschaffen. Het aan de feitelijke heerschappij onttrekken ziet op
het slachtoffer. Het verschaffen van die feitelijke heerschappij ziet op wat de verdachte
doet. Zijn die termen, onttrekken en verschaffen, cumulatieve vereisten of alternatieve
vereisten? Alternatief! Het Hof maakt er of van. Het is onttrekken dan wel verschaffen.
Vind het Hof dat daarvan sprake is? Ja. Het Hof maakt ervan dat er sprake is van
verschaffen, want hij heeft het onder zich gehad en de spullen lagen klaar om
meegenomen te worden in die tas. Het maakt dus niet uit dat het volledig aan de
feitelijke heerschappij van het slachtoffer is onttrokken.
Wat zegt de A-G? De eisen van verschaffen en onttrekken zijn cumulatieve eisen en dus
niet alternatieve. Dat verschaffen ziet de A-G, maar het onttrekken niet. Er is nog geen
sprake van onttrekken aan de feitelijke heerschappij van het slachtoffer. Het slachtoffer
kon er nog over beschikken: het lag nog in het restaurant en de tas stond open.
Gaat de Hoge Raad met de A-G mee? Nee. De Hoge Raad gaat mee met het Hof en
maakt er alternatieve vereisten van. Hij doet ook nog iets anders: hij voegt nog een
woord toe. Het gaat niet om het daadwerkelijk en volledig onttrekken of verschaffen,
maar het zodanig onttrekken of verschaffen. Wat wordt hiermee bedoelt? Het hoeft niet
om volledige heerschappij te gaan, maar een zodanige gedraging dat daaruit de
volledige heerschappij door het onttrekken of verschaffen kan worden afgeleid. Dus de
eisen worden niet alleen alternatief, maar ook minder hard.
Het volgende arrest is tanken zonder te betalen. Wat is de casus (kijk in
jurisprudentie-samenvatting)? Een man heeft meerdere keren getankt zonder te
betalen. Hij heeft wel elke keer een bekentenissen afgegeven bij het station. Wat is er
bijzonder aan tanken? Als je gaat tanken is het uitgangspunt dat het meestal
zelfbediening is waarna je betaald. Neem je dan weg op het moment dat je tankt in de
zin van diefstal, of wat anders? Je neemt het onder je. De vraag die bij tanken aan de
orde is: wat is tanken? Is het wegnemen of onder je nemen? Als het wegnemen is en je
betaald het vervolgens niet, wat komt dan in beeld? Diefstal. Als je het onder je hebt en
je betaald vervolgens niet, wat kom dan in beeld? Verduistering. Het feit dat je tank,
betekent dat automatisch dat je diefstal pleegt? Nee, dan zou iedereen die tankt in het
vizier van diefstal komen. Wanneer maakt dat tanken wegnemen? Waar hangt dat van
af? Het oogmerk om het je wederrechtelijk toe te eigenen. Dus bij tanken zonder te
betalen gebeurt iets geks: dat wegnemen, of er daar sprake van is, wordt afhankelijk
gesteld van het oogmerk om dat goed wederrechtelijk je toe te eigenen. Puur feitelijk is
er sprake van het verplaatsen van de benzine. Je wilt echter niet dat alledaagse
handelingen meteen verdacht worden. Het kan wel verdacht zijn als er een bepaalde
intentie achterligt: oogmerk van wederrechtelijk toe eigenen. Het moment waarop dit
ontstaat is dus van belang. Dat oogmerk moet er zijn ten tijde van het tanken om te
kunnen spreken van diefstal. Als je pas na het tanken bedenkt weg te rijden, omdat er
geen bediende is, dan is er sprake van verduistering en niet van diefstal. Je had de
benzine dan namelijk onder je. Op het moment dat je aankomt op het station en bedenkt
dat je gaat tanken zonder te betalen, spreek je van diefstal. Hoe kun je dat constateren?
Valse kenteken, bijvoorbeeld.