OWG 2.4
OWG 2.4
Leerdoelen
1. De VIO benoemt de anatomie van de spieren. (Macro/micro)
- Opbouw skeletspieren
- Opbouw gladde spieren
- Opbouw uterus spieren
2. Fysiologie van de spieren
- Skeletspieren
- Gladde spieren
- Uterus
3. Hoe worden de spieren aangestuurd? (Zenuwstelsel/ hormoonstelsel)
4. De VIO kan dissimulatie kort uitleggen. (Verzuring) (Waarom wordt je hart niet moe maar
je benen wel?)
5. Contracties van de spieren (effect van de uteruscontracties)
,De VIO benoemt de anatomie van de spieren.
(Macro/micro)
5 primaire functies van skeletspierweefsel
Skeletspieren = organen die voornamelijk uit spierweefsel bestaan. Ze bevatten daarnaast ook bindweefsel,
zenuwen en bloedvaten. Deze spieren zijn direct of indirect aan de beenderen van het skelet gehecht. Het
spierstelsel bestaat uit circa zevenhonderd skeletspieren die de volgende functies hebben:
1. Het skelet bewegen. Wanneer skeletspieren zich samentrekken, trekken ze aan pezen, waardoor de
beenderen worden verplaatst. Deze contracties kunnen tot een eenvoudige beweging leiden, zoals bet
strekken van de arm, of tot zeer complexe bewegingen, zoals zwemmen, skiën of typen.
2. Handhaven van houding en lichaamspositie. De Lichaamshouding wordt door voortdurende
spiercontracties gehandhaafd. Zonder deze constante activiteit zouden we niet rechtop kunnen zitten
zonder in elkaar te zakken, of rechtop kunnen staan zonder om te vallen.
3. Ondersteunen van weke delen. De buikwand en de bodem van de bekkenholte bestaan uit lagen
skeletspierweefsel. Deze spieren dragen het gewicht van de organen in buik en bekkenholte en
beschermen onze inwendige weefsels tegen beschadiging.
4. Openen en sluiten van in- en uitgangen. De toegang tot het spijsverteringskanaal en de urinewegen is
met ringen van skeletspierweefsel omgeven. Dankzij deze spieren kunnen we het slikken, de stoelgang
en het plassen bewust aansturen.
5. Handhaven van de lichaamstemperatuur. Bij spiercontracties wordt energie verbruikt en telkens
wanneer in het lichaam energie wordt gebruikt, word. Een deel van deze energie in warmte omgezet.
Door de warmte die werkende spieren afgeven, blijft de lichaamstemperatuur binnen de grenzen die
nodig zin om normaal te kunnen functioneren.
Om te kunnen begrijpen hoe skeletspieren samentrekken, moeten we de structuur van een skeletspier
bestuderen. We gaan eerst de spier op orgaanniveau bekijken, voordat we de bouw op celniveau gaan
beschrijven. In dit hoofdstuk zul je vaak de Griekse woorden sarkos (vlees) en mys (spier) tegenkomen als
woord-stam bij de beaming van de structurele kenmerken van spieren en hun onderdelen.
Bindweefselorganisatie
3 lagen bindweefsel bestaat elke spier uit.
1. Epimysium
2. Perimysium
3. Endomysium
Spier is omgeven door het epimysium, een laag collagene vezels die de spier scheidt van de omringende
weefsels en organen. Perimysium verdelen de skeletspier in afzonderlijke bundels van spiervezels. Bundel
fasciculus of spierbundel genoemd. Binnen spierbundel is elke skeletspiervezel omgeven door endomysium
een bindweefselvlies dat rond elke individuele spiervezel ligt. Stamcellen die verspreid liggen tussen de vezels,
spelen een rol bij het herstel van beschadigd spierweefsel. Het endomysium bevat capillairen die de spiervezels
van bloed voorzien en de zenuwvezels (axonen) die de spieren aansturen. Aan het uiteinde van de spier komen
de collagene vezels van alle 3 de lagen samen en vromen een bundel, pees, of een vrede plaat di een
aponeurose wordt genoemd. Verbinden verschillende skeletspieren. De vezels van de pees zijn met het
beenvlies van het bot verweven, waardoor een stevige hechting wordt verkregen. Elke samentrekking van de
spier oefent een trekkracht op zijn pees uit en op zijn beurt op het aangehechte bot.
Bloedvaten en zenuwen.
Het bindweefsel van het epimysium en het perimysium vormt een doorgang voor de bloedvaten en zenuwen
die noodzakelijk zin voor het functioneren van spiervezels. Bij spiercontracties wordt veel energie verbruikt.
Een uitgebreid netwerk van bloedvaten levert de noodzakelijke zuurstof en voedingsstoffen en voert ook de
afvalstoffen af die door actieve skeletspieren bij de stofwisseling worden gevormd. Skeletspieren trekken alleen
samen wanner ze door het centraal zenuwstelsel worden gestimuleerd. Axonen (zenuwvezels) lopen door het
epimysium heen, vertakken zich door het perimysium en komen het endomysium binnen om afzonderlijke
spiervezels aan te sturen. Skeletspieren worden vaak willekeurige spieren genoemd, omdat ze zich onder
invloed van onze wil samentrekken. Veel skeletspieren kunnen ook op onbewust niveau worden gereguleerd.
Skeletspieren die betrokken zijn bij de ademhaling, zoals het diafragma (middenrif, werken bijvoorbeeld
meestal zonder dat wil ons daarvan bewust zin.
, Het sarcolemma en de transversale tubuli
De basale structuur van een spiervezel is afgebeeld in figuur 7-2a°. Het plasmamembraan of het sarcolem. ma
(sarkos, vlees en lemma, omhulsel) van een spiervezel omgeeft het cytoplasma of sarcoplasma. Openingen die
verspreid zijn over het oppervlak van het sar-colemma zijn verbonden met en netwerk van smalle buisjes, de
zogenoemde transversale tubuli of T-tubuli. De I-tubuli zin gevuld met extracellulaire vloeistof en vormen
doorgangen door de spiervezel, zoals tunnels door een berg. De I-tubuli spelen een belangrijke rol bij de
gelijktijdige contractie van alle delen van de spiervezel. Een spiervezelcontractie vindt plats door de
gecoördineerde interactie van elektrische en chemische gebeurtenissen. Elektrische impulsen die door het
sarcolemma worden geleid, veroorzaken een contractie door chemische veranderingen teweeg te brengen in de
gehele spiervezel. De elektrische impulsen bereiken de binnenkant van de cel via de transversale tubuli die tot
diep in het sarcoplasma van de spiervezel doorlopen.
Myofibrillen
In elke spiervezel liggen de vertakkingen van T-lbuli rond cilindervormige structuren, de zogenoemde myo-fibrillen
(figuur 7-2a °). Een myofibril heeft een diameter van 1 tot 2 men is even lang als de gehele spiervezel. Elke
spiervezel bevat honderden tot duizen-den myofibrillen. Myofibrillen zijn bundels van myo-filamenten,
(eiwitfilamenten) die voornamelijk uit de eiwitten actine en myosine bestaan (figuur 7-2a°). Ac-tinemoleculen
bevinden zich in dunne filamenten en myosinemoleculen in dikke filamenten. Myofibrillen kunnen zich actief
verkorten. Wanner ze dit doen, brengen ze een contractie van de spiervezel te-weeg. Doordat de myofibrillen aan
beide viteinden van de cel aan het sarcolemma zin vastgehecht, word de hele cel korter wanner de fibrillen zich
samentrekken. Verspreid tussen de myofibrillen liggen mitochondrien en glycogeenkorrels die tot glucose kunnen
worden af-gebroken. Bij de afbraak van glucose en de activiteit van de mitochondriën komt adenosinetrifosfaat
(ATP) vrij dat de energie levert voor de spiercontracties.
Het sarcoplasmatisch reticulum
Het sarcoplasmatisch reticulum (SR) (figuur 7-2a®) is een gespecialiseerde vorm van glad endoplasmatisch
reticulum. Het sarcoplasmatisch reticulum vormt een buisvormig netwerk rond elk van de myofibrillen en is stevig
aan de T-tubuli gebonden. Verbrede compar-timenten van het sarcoplasmatisch reticulum, de zo-geheten
terminale cisternen (enkelvoud cisterna) liggen aan beide zijden van de T-tubuli die een myofibril om-geven en
vormen een triade. De concentratie calciumionen in de terminale cisternen is hoog. De concentratie calciumionen
in het cytosol van alle cellen wordt heel laag gehouden. De meeste cellen, met inbegrip van skeletspiervezels,
pompen cal-ciumionen door hun plasmamembraan naar buiten, de extracellulaire vloeistof in. In skeletspiervezels
worden calciumionen echter ook actief naar de terminale cis-ternen van het SR getransporteerd. Een
spiercontractie begint wanner de opgeslagen calciumionen vanuit de terminale cisternen naar het cytosol van het
sarcoplas-ma worden algegeven.
Sarcomeren
De myofilamenten (dunne en dikke filamenten) War. uit myofibrillen bestaan, zin georganiseerd tot zich
herhalende functionele eenheden, die sarcomeren worden genoemd (sarkos, vlees en meros, deel) (figur
7-26•). Elke myofibril bestaat wit circa tienduizend sarcomeren die van het ene uiteinde naar het andere lopen. De
sarcomeer is de kleinste functionele eenheid van de spiervezel. Interacties tussen de dikke en dunne filamen. ten
van sarcomeren zijn verantwoordelijk voor spiercon-tracties. Door de rangschikking van dike en dunne filamenten
binnen een sarcomeer krijgt spierweefsel een gestreep uiterlijk (figuur 7-2a °).In figuur 7-2b e is een schema
afgebeeld van de uitwen-dige en inwendige structuur van een enkele sarcomeer. Elke sarcomeer heeft in rust
een lengte van circa 2 um. Geen van beide typen filament overspant de gehel lengte van een sarcomeer. De
dikke filamenten (paars) liggen in het midden van de sarcomeer. Dunne file: menten (rood) aan beide witeinden
van de sarcomeer zUn vastgehecht aan onderling verbonden eiwitten die de Z- linen vormen, de uiteinden van
elke sarcomeer. Vanuit de 2-ljinen lopen de dunne Flamenten in de richting van het centrum van de sarcomeer en
issed de dilkke filamenten in de overlappingszone. Sirens Van een ander eiwit (titine) lopen vanaf de Z-lijnen
Take deuiteinden van de dikke hamenten en houden belik civen lamenten op hun plane be thin bested it eriten
die de centrale gedeelen van elks dilk filament met de naastgelegen filamenten verbindt. H-band omvat een M-lijn
en lichte gebieden aan beide zijden van de M-lijn. Hij bevat alleen dikke filamenten. De relatie tussen Z-lijnen en
M-lijnen. De donkele A-band is het gebied dat de dikke filamenten bevat. I-band = het ichte gebied tussen 2
opeenvolgende filamenten.
Dunne filament gedraaide streng van actine.
Dikke filament bestaat uit myosinemoleculen, elk met een staart en een bolvormige kop. Liggen aan de
buitenkant.
Glijdende filament en kruisbruggen
Glijdende filamenten bestaan uit de binding van myosinekoppen van dikke filamenten aan actieve plaatsen op de
dunne filamenten. Als de myosinekoppen tijdens de contractie tot interactie komen met de dunne filamenten,
worden de myosinekoppen kruisbruggen genoemd. Bind een kruisbrug zich aan een actieve plaats, draait deze in