Week 1 Rechtsregel
Onderwerp/feiten/rechtsvraag
Sigmacon II De curator oefent zijn taak uit ten behoeve van de
Aansprakelijkheid curatoren. Belastingdienst heeft gezamenlijke schuldeisers, maar zijn taak is daartoe niet
bodembeslag gelegd op goederen van Sigmacon. Deze beperkt. De curator heeft ook rekening te houden met
oederen zijn eerder door Sigmacon aan haar financiers belangen van maatschappelijke aard, zoals de
verpand tot zekerheid van het aan haar verstrekte continuïteit van de onderneming van de gefailleerde en
bedrijfskrediet. De curator heeft de vorderingen van deze de werkgelegenheid. In dit geval was er sprake van een
financiers vervolgens voldaan met een tijdelijk boedelkrediet. juiste maatschappelijke visie. Uit deze
Door deze handeling is het pandrecht van de financiers uitspraak kan geconcludeerd worden dat de curator een
komen te vervallen, evenals het bodembeslag van de belangenafweging dienst te maken en dat dit in
Belastingdienst, waardoor S. weer eigenaar is geworden van bepaalde omstandigheden kan betekenen dat
de goederen. Curator was in staat de goederen te verkopen maatschappelijke belangen boven de belangen van de
en tijdelijk boedelkrediet af te lossen. Belastingdienst individuele schuldeiser mogen prevaleren.
ondervond ernstig nadeel
van deze constructie. De HR overweegt dat de curator bevoegd is de
vorderingen van de zekerheidseigenaar te voldoen. De
Had de curator voor deze handelswijze mogen kiezen of had voldoening heeft in de regel tot gevolg dat: - Het recht
hij ook ander opties die meer tegemoet kwamen aan de van de fiduciaire eigenaar vervalt - De tot zekerheid
belangen van gezamenlijke schuldeisers? overgedragen goederen wederom eigendom van de
schuldenaar worden en - Het bodembeslag alsnog
ingevolge artikel 33 lid 2 Fw vervalt, zodat de goederen
alsnog door de curator kunnen worden geexecuteerd en
de fiscus moet bijdragen in de algemene
faillissementskosten Aan deze rechtspraak ligt ten
grondslag dat het bodemrecht niet tot doel heeft hem,
bij faillissement van de belastingschuldige, de positie te
verschaffen van een schuldeiser die buiten het
faillissement staat, in die zin dat hij het recht heeft om
steeds zelf goederen te gelde te maken en aldus buiten
de omslag vaan de algemene faillissementskosten te
blijven.
Maclou/Curatoren van Schuppen Aansprakelijkheidsnorm voor curatoren. Onder
Aansprakelijkheidsnorm voor curatoren. Faillissement. omstandigheden kunnen belangen van
Overdracht door curatoren aan derde van voorraden waarop maatschappelijke aard voorrang krijgen boven die van
eigendomsvoorbehoud rust. Geen persoonlijke individuele schuldeisers. Zorgvuldigheidsnorm voor
aansprakelijkheid curatoren jegens leverancier. Zijn de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator is dat hij
curatoren persoonlijk aansprakelijk en wat is de norm behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden
hiervoor? (Herhaling van Sigmacon II arrest) verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring
beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid
en inzet verricht.
In de beslissing op deze aansprakelijkheidsstelling heeft
de Hoge Raad als eerste bepaald dat het wel of niet
moeten aanschrijven van schuldeisers over het
faillissement en op welk moment dat zou moeten
gebeuren afhangt van de bijzonderheden van elk geval,
waarbij mede in aanmerking valt te nemen dat aan de
bij de wijze van beheren en vereffenen van de boedel
betrokken belangen van maatschappelijke aard onder
omstandigheden voorrang kan toekomen aan die van de
individuele schuldeisers. De stelling dat "de aan een
faillissementscurator (...) te stellen
zorgvuldigheidsnorm" in beginsel gelijk is aan die welke
geldt voor advocaten en vergelijkbare
beroepsbeoefenaren, kan niet als juist worden
aanvaard. De bijzondere kenmerken van de taak van de
curator (zie het arrest) brengen mee dat zijn eventuele
persoonlijke aansprakelijkheid dient te worden getoetst
aan een zorgvuldigheidsnorm die daarop is afgestemd.
Deze norm komt hierop neer dat een curator behoort te
handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van
1
, een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende
curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet
verricht.
Curator kan persoonlijk aansprakelijk worden gehouden
als hij zijn wettelijke taak tot beheer en vereffening van
een failliete boedel onzorgvuldig verricht. De
aansprakelijkheid wordt niet zomaar aangenomen. Voor
zover de curator voor de uitoefening van zijn wettelijke
taak niet is gebonden aan regels, komt de curator een
grote mate van vrijheid toe. Een curator behoort te
handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van
een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende
curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet
verricht.
Curatoren Mobell/Interplan Het doelmatig afwikkelen van een faillissement is geen
Op 25 juni 1997 werd Mobell BV failliet verklaard. In haar zwaarwegend belang van maatschappelijke aard boven
voorraad lagen zaken van Interplan, die Interplan onder het belang van andere schuldeisers. De curatoren
eigendomsvoorbehoud had geleverd. De facturen waren nog hebben dus onrechtmatig gehandeld jegens de
niet voldaan. Op dezelfde datum is een afkoelingsperiode van leveranciers die hebben geleverd onder EVB.
een maand ingegaan teneinde de mogelijkheid te Aansprakelijkheid q.q. is een boedelschuld. Maatstaf:
onderzoeken van een doorstart van het bedrijf. Op 15 juli curator in uitoefening taak onrechtmatig en
1997 hebben de curatoren in het faillissement van Mobell onzorgvuldig tegen schuldeiser gehandeld.
goederen uit de in de boedel aanwezige voorraden aan een
derde verkocht, onder de voorwaarde dat het op die Een doelmatige afwikkeling van het faillissement
goederen rustende eigendomsvoorbehoud van Interplan behoort in zijn algemeenheid niet tot de zwaarwegende
wordt gerespecteerd. Dat laatste is niet gebeurd en in dit belangen van maatschappelijke aard waaraan de
geding spreekt Interplan de curatoren in hun hoedanigheid curator onder omstandigheden de voorrang mag geven
aan tot schadevergoeding. boven belangen van individuele schuldeisers,
waaronder separatisten.
De Maclou-norm moet worden gelezen tegen de
achtergrond van de eveneens in het Maclou-arrest
gegeven karakterisering van de taak van de curator. Tot
die karakterisering behoort de vaststelling dat de
curator uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen
moet behartigen en ook rekening moet houden met
belangen van maatschappelijke aard.
Week 2 Rechtsregel
Amstelpark Uit de aard en functie van de abstracte bankgarantie vloeit voort dat de uitleg van
de garantie groot gewicht toekomt aan de (strikt te lezen) bewoordingen. kwam het
ook neer op een strikte grammaticale interpretatie en bracht ook gelijk een probleem
met zich: hoe dient een bank zich op te stellen bij een grammaticale bankgarantie
indien een partij beroep doet op een bankgarantie die geen partij is bij de
onderliggende rechtsverhouding.
Hardeveld/Aruba Een professionele kredietverstrekker heeft een bijzondere zorgplicht jegens een
particuliere borg, die ertoe strekt te verzekeren dat laatstgenoemde zich bewust is van
de risico’s die hij aangaat door zich borg te stellen voor een schuld van een derde. De
invulling van deze zorgplicht afhangt van de omstandigheden van het geval en dat
daartoe behoort de aard van de relatie tussen de beoogde borg en de schuldenaar.
Een particuliere borg behoeft, aldus de Hoge Raad, immers bescherming tegen eigen
ondoordachtheid bij het aangaan van een overeenkomst waarvan de financiële
gevolgen vooralsnog uitblijven maar die, als zij zich voordoen, een zware last plegen te
vormen, waarbij de Hoge Raad verwijst naar de memorie van toelichting bij art. 7:857
BW. De omstandigheid dat de borgtocht is aangegaan door een particulier die – zoals
het hof ten aanzien van verzoeker oordeelde – “een ervaren zakenman” is, maakt dit
volgens de Hoge Raad niet anders.
2
, De Hoge Raad tot slot dat een borgstellingsovereenkomst wegens dwaling
vernietigbaar kan zijn, wanneer de borg bij het vormen van zijn oordeel omtrent de
kans dat hij tot nakoming zal worden verplicht, is uitgegaan van een zodanig verkeerde
voorstelling van zaken dat hij, zou hij een juiste voorstelling hebben gehad, niet bereid
zou zijn geweest de borgtocht te verlenen.
Handsteen/Verwiel Het volgende wordt vooropgesteld (zie HR 14 januari 2011, «JOR» 2011/101, m.nt.
JJvH (Aukema/Uni-Invest) en HR 15 november 2013, «JOR» 2014/27, m.nt. JJvH
onder «JOR» 2014/28 (Romania Beheer)). Volgens art. 39 lid 1 Fw kan, indien de
gefailleerde huurder is, zowel de curator als de verhuurder de huur tussentijds door
opzegging doen eindigen op een termijn van in beginsel ten hoogste drie maanden.
Volgens de laatste volzin van art. 39 lid 1 Fw is de huurprijs vanaf de dag der
faillietverklaring boedelschuld. Een opzegging op de voet van art. 39 Fw is een
regelmatige wijze van beëindiging van de huurovereenkomst die jegens de
faillissementsboedel geen recht doet ontstaan op schadevergoeding wegens gemis
van de huur die verschuldigd zou zijn na de datum waartegen volgens dat artikel kan
worden opgezegd, ook niet ingeval deze schadevergoeding contractueel is bedongen.
Art. 39 Fw berust blijkens zijn totstandkomingsgeschiedenis op een afweging van
enerzijds het belang van de boedel bij voorkoming van het oplopen van schulden ter
zake van niet langer gewenste huurverhoudingen, en anderzijds het belang van de
verhuurder bij betaling van de huurprijs. Het resultaat van deze afweging kan niet
worden ontgaan door een andersluidend beding. De bedoelde afweging heeft slechts
betrekking op de verhouding tussen verhuurder en boedel. De op die afweging
berustende regeling van art. 39 Fw strekt niet mede ter bescherming van het belang
van de gefailleerde. Een beding waarbij de huurder zich heeft verplicht tot vergoeding
van de schade die de verhuurder lijdt door een voortijdig einde van de
huurovereenkomst als gevolg van het faillissement van de huurder, is dan ook niet
nietig jegens de gefailleerde huurder zelf. Ingeval de huurovereenkomst wordt
opgezegd op de voet van het artikel heeft dit beding alleen geen effect jegens de
boedel. De daaruit resulterende vordering komt niet in aanmerking voor verificatie in
het faillissement van de huurder en kan evenmin op andere wijze ten laste van de
boedel worden gebracht. Indien een derde de nakoming van de bedoelde vordering
heeft gegarandeerd, brengen het faillissement van de huurder en een opzegging van
de huurovereenkomst op de voet van art. 39 Fw geen verandering in de verplichtingen
uit die garantie, tenzij anders is bedongen. Voor de eventueel uit de nakoming van de
garantie voor de derde voortvloeiende regresvordering op de gefailleerde huurder
geldt dat deze niet kan worden uitgeoefend jegens de failliete boedel van de huurder.
Daarbij maakt niet uit op welke wijze verhaal op de boedel wordt gezocht; de aard van
de vordering staat – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de afweging die aan
art. 39 Fw ten grondslag ligt – eraan in de weg dat deze ten laste van de boedel wordt
gebracht. Indien de voorwaarden van de garantie dat toestaan, kan de garant hieraan
een verweermiddel ontlenen jegens de verhuurder. Uitgaande van de juistheid van de
stelling dat eiseres gerechtigd was de leegstandschade onder de bankgarantie te
claimen, brengt de omstandigheid dat de bank, nadat zij aan haar
betalingsverplichting ter zake had voldaan, verhaal heeft genomen op de boedel van
failliet – dit in weerwil van hetgeen hiervoor is overwogen – en dat de curator zich
hiertegen niet heeft verzet, niet mee dat eiseres ongerechtvaardigd is verrijkt ten laste
van de boedel. De ontvangst van een betaling waarop eiseres (volgens genoemd
uitgangspunt) in haar verhouding tot de bank gerechtigd was, werd immers niet
ongerechtvaardigd doordat de bank verhaal nam op de boedel en de curator dit niet
verhinderde.
Inkoop accountant Volgens art. 1:88 lid 1, aanhef en onder c, BW behoeft een echtgenoot de
toestemming van de andere echtgenoot voor een overeenkomst waarbij hij zich,
anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, als borg verbindt. Art.
1:88 lid 5 BW bepaalt dat de toestemming voor het verrichten van een
rechtshandeling als bedoeld in art. 1:88 lid 1 onder c BW niet is vereist indien die
rechtshandeling wordt verricht door een bestuurder van een naamloze vennootschap
of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die daarvan alleen
of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt en mits die
rechtshandeling geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf
van die vennootschap. Gelet op de parlementaire geschiedenis betekent volgens vaste
rechtspraak van de Hoge Raad niet dat bij borgstelling voor bankkredieten de
uitzondering op het toestemmingsvereiste van art. 1:88 lid 5 BW in beginsel steeds
van toepassing is. De maatstaf voor de toepasselijkheid van art. 1:88 lid 5 BW is of de
3
, rechtshandeling waarvoor de zekerheid wordt verstrekt, zelf behoort tot de
rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van een bedrijf plegen
te worden verricht (vgl. HR 8 juli 2005, «JOR» 2005/233, m.nt. Verdaas (Rabobank/Van
Hees) en HR 18 december 2015, «JOR» 2016/106, m.nt. Bertrams (Nooij/ING)).
Verweerder (in cassatie) heeft zich als enig middellijk bestuurder van Acca borg
gesteld opdat Acca financiering zou verkrijgen teneinde zich te kunnen inkopen in A,
waardoor verweerder zijn werk als accountant binnen A kon uitoefenen. Gelet op
hetgeen hiervoor is overwogen, diende het hof te onderzoeken of de lening waarvoor
verweerder zich aldus borg stelde, behoort tot de rechtshandelingen die ten behoeve
van de normale bedrijfsuitoefening van Acca plegen te worden verricht. In dat
verband zijn de stellingen van de bank van belang, waarin besloten ligt dat de
financiering was vereist om Acca in staat te stellen haar normale bedrijfsuitoefening te
ontplooien, dat de financiering een normale bedrijfshandeling was, en dat aan deze
financiering geen bijzonder risico verbonden was. Het hof had een en ander in zijn
beoordeling dienen te betrekken. Voorts is niet van belang dat er voor verweerder
nog andere manieren waren om zijn beroep als accountant uit te oefenen en dat
inkoop in een bestaande maatschap ook op een andere wijze kan plaatsvinden. Door
te oordelen dat, mede gelet op het bestaan van die andere manieren, het aangaan
van de in het geding zijnde financiering ten behoeve van de inkoop in een maatschap
door betaling van een goodwill-som van € 350.000 ineens, niet kan worden
aangemerkt als een rechtshandeling die kenmerkend is in die zin dat zij ten behoeve
van de normale uitoefening van het beroep van accountant gebruikelijk is en door
daarbij geen kenbare aandacht te besteden aan genoemde stellingen, heeft het hof
dan ook ofwel een te strenge maatstaf aangelegd, ofwel zijn oordeel niet naar
behoren gemotiveerd.
Rollecate Bevestigd dat bij een abstracte bankgarantie de exacte bewoordingen van de
bankgarantie van groot belang zijn. Wordt niet voldaan aan de precieze tekst, dan is
dat veelal een gegronde reden voor de verstrekker van de bankgarantie (meestal de
bank) om niet over te gaan tot uitkering van de bankgarantie aan de begunstigde.
Maatstaven abstracte bankgarantie: Gelet op de aard van een abstracte garantie op
afroep (onder de voorwaarden vermeld in de garantie) en de functie die dergelijke
garanties in het handelsverkeer vervullen, alsmede gelet op de positie van de
garanderende bank, die de belangen in het oog moet houden van zowel degene die de
opdracht gaf tot het stellen van de garantie, als van degene te wiens gunste de
garantie is gesteld, is een strikte toepassing door de bank van de in de garantie
gestelde voorwaarden geboden. Uit de aard en functie van de abstracte bankgarantie
vloeit tevens voort dat bij de uitleg van een dergelijke garantie groot gewicht toekomt
aan de (strikt te lezen) bewoordingen daarvan.
Ontslag uit aansprakelijkheid De door appellanten bepleite, taalkundige uitleg van art. 3.2 van de overeenkomst van
borgtocht kan op grond van de door hen aangevoerde omstandigheden niet worden
aangenomen. Niet ter discussie staat dat de overeenkomst van borgtocht ertoe strekt
het (verhaals)risico dat geïntimeerde liep in het kader van de in 2006 gesloten
overeenkomst van geldlening tot een bedrag van (maximaal) € 600.000 – welk risico
zich door het faillissement van de vennootschap inmiddels heeft gerealiseerd – te
spreiden over alle (zes) aandeelhouders van de vennootschap. Geïntimeerde verkreeg
van ieder van haar vijf medeaandeelhouders (en de achterliggende natuurlijke
personen) immers een borgtocht van € 100.000. De uitleg van appellanten komt erop
neer dat, als geïntimeerde haar rechten jegens een van de borgen geheel of
gedeeltelijk of jegens alle borgen gedeeltelijk zou prijsgeven, zij geen van de borgen
meer kan aanspreken en zij het (verhaals)risico van de geldlening van € 600.000
geheel zelf dient te dragen. Een aannemelijke ratio voor een dergelijk beding is niet
gegeven. Gesteld noch gebleken is dat geïntimeerde door het prijsgeven van (een deel
van) haar rechten jegens de ene borg een van de andere borgen in een ongunstiger
positie zou brengen. Een bepaling als deze wordt veelal in overeenkomsten van
borgtocht opgenomen om de borgen te beschermen tegen een vrijgave van
zekerheidsrechten door de schuldeiser, waardoor de borgen in een ongunstiger positie
komen te verkeren omdat het zekerheidsrechten betreft waarin de borg mag
verwachten door subrogatie – bij de betaling van de schuldeiser – te zullen treden
(vgl. het bepaalde in art. 6:154 BW, dat meebrengt dat een vrijgave van dergelijke
zekerheidsrechten door de schuldeiser in beginsel slechts leidt tot een vordering tot
schadevergoeding van de borg op de schuldeiser). Dat appellanten bij betaling aan
geïntimeerde door subrogatie zou treden in de rechten van geïntimeerde jegens de
4