Elise Salemans Lerarenopleiding Nederlands
Samenvatting Inleiding in de sociolinguïstiek (T. Boves, M.
Gerritsen) GEHELE BOEK
1. Sociolinguïstiek: de studie van taal en sociale groep
1.0 Inleiding
De sterke behoefte om te communiceren komt voort uit verschillende bronnen: we
willen onszelf manifesteren, we willen leren over onszelf en over de wereld om ons
heen, ervaringen delen, ons amuseren, spelen en ontspannen.
Communiceren is essentieel voor onze cognitieve en sociale ontwikkeling.
In het contact met andere mensen ontdekken we onze eigen identiteit en worden we
ons bewust van onze plaats in de wereld.
Deels verloopt de communicatie in gesprekken via gebaren, geuren,
lichaamshoudingen, kleding, sieraden en accessoires → non-verbale component van
de communicatie
Voor een ander deel verloopt de communicatie via woorden → de verbale
component
Voor weer een ander deel verloopt de communicatie via de wijze waarop we onze
stem gebruiken bij het uiten van woorden: toonhoogte, heesheid, luidheid → vocale
component
Taaluitingen hebben meestal meer dan één betekenis.
We zeggen iets over een bepaald onderwerp, de inhoud → de referentiële
boodschap
Daarnaast vragen we de ontvanger iets te doen of te laten → appellerende
boodschap
Tegelijkertijd onderhouden we een relatie met de ander. Dit geeft vorm aan de
relatie met de gesprekspartner en geeft aan hoe de inhoud van onze uiting moet
worden opgevat → relationele boodschap
Daarnaast geeft een uiting een beeld van de spreker van de persoon en diens
gevoelens, normen en waarden → de expressieve boodschap
De sociolinguïstiek is een tak van de taalwetenschap die taal en taalgebruik
bestudeert in de context van de maatschappij en cultuur.
Het beginpunt van de sociolinguïstiek wordt door velen gelegd in een onderzoek dat
William Labov in het begin van de jaren zestig deed op Martha’s Vineyard, een
eilandje voor de oostkust van Amerika. Hij ontdekte dat er tussen groepen bewoners
van het eiland verschillen waren in uitspraken van tweeklanken (diftongen) in
woorden als time en house. Sommigen spraken deze tweeklanken uit als de klinker in
deur, anderen spraken ze op zijn Standaardamerikaans uit: als [ai] en [ou]. De
,Elise Salemans Lerarenopleiding Nederlands
verschillen in uitspraak bleken samen te hangen met de houding van de bewoners
tegenover de toeristen van het Amerikaanse vasteland die in de zomer op het eiland
vakantie vierden. Naarmate de bewoners een grotere hekel aan de toeristen hadden,
week hun uitspraak van de tweeklanken meer af van de Standaardamerikaanse
uitspraak. Zo brachten de bewoners tot uitdrukking dat zij en niet de toeristen op het
eiland thuishoorden (de expressieve boodschap).
Sociaalpsychologische theorieën zijn de laatste jaren steeds invloedrijker geworden,
vooral onder invloed van de Britse psycholoog Howard Giles.
Giles bestudeerde taal vanuit het perspectief van de theorie der sociale identiteit.
Deze theorie is tussen 1971 en 1981 ontwikkeld onder leiding van een andere
psycholoog: Henri Tajfel.
De theorie der sociale identiteit wordt gebruikt om conflicten tussen groepen te
verklaren. Vanuit deze theorie kunnen echter ook sociale verschillen in taalgedrag
goed worden begrepen.
1.1 De theorie der sociale identiteit
1.1.1 Groep en individu
Een groep → een groep is een verzameling individuen die zichzelf tot dezelfde
categorie rekenen en die ook door anderen tot die categorie worden gerekend.
Tussen de leden van een groep bestaat een zekere samenhang. Ze hechten een
zekere emotionele waarde aan het groepslidmaatschap en ze hebben ongeveer
dezelfde ideeën over de waarde en de kracht van de groep. Groepen bieden:
geborgenheid en veiligheid. Daar staat tegenover dat het groepslidmaatschap
naast rechten ook plichten met zich meebrengt – het lidmaatschap is niet
vrijblijvend.
Belangrijke groepen waarvan iedereen deel uitmaakt, worden bepaald door:
etniciteit, nationaliteit, geslacht, leeftijd en sociale klasse.
1.1.2 Intergroepsgedrag en interpersoonlijk gedrag
De communicatie met andere mensen speelt zicht af tussen twee uitersten in het
sociale gedrag: interpersoonlijk versus intergroeps gedrag.
interpersoonlijk gedrag → De interacties tussen leden van dezelfde groep
worden hoofdzakelijk bepaald door hun persoonlijke kenmerken en hun
groepslidmaatschap speelt daarbij vrijwel geen rol.
Intergroepsgedrag → Interacties waarin het lidmaatschap van de groep en de
identificaties met die groep wel een sterke rol spelen. Mensen zien elkaar niet als
individu, maar als lid van een andere groep.
,Elise Salemans Lerarenopleiding Nederlands
1.1.3 Groep en waarneming: stereotypen, etnocentrisme en sociale categorisatie
Stereotypen zijn onterechte (over)generalisaties, die betrekking hebben op
(doorgaans negatieve) groepskenmerken.
Iedereen ziet de eigen groep als centrum van het universum, de spil waar alles
om draait → etnocentrisme
sociale categorisatie → Elke waarnemer ordent de sociale werkelijkheid op
subjectieve wijze in groepen die voor hem functioneel zijn: een studierichting,
jeugdbende, vereniging etc.
Welke ordening functioneel is, hangt af van de persoon en de context. De
categorisaties die we aanbrengen, spelen een rol in de manier waarop we onszelf
waarnemen. Iedereen maakt deel uit van bepaalde sociale categorieën. Sommige
groepen vinden we ‘beter’ dan andere.
sociale identiteit → Een deel van ons zelfbeeld ontlenen we aan het besef dat we
deel uitmaken van bepaalde groepen, waaraan we bepaalde kenmerken
toeschrijven. (Verbinding tussen sociale categorisatie en zelfbeeld.)
1.1.4 Theorie der sociale identiteit: strategieën voor identiteitsverbetering
Groepslidmaatschap heeft een subjectieve waarde. Die waarde stellen we vast
door onze eigen groep te vergelijken met andere groepen (sociale vergelijking).
Volgens de theorie der sociale identiteit is het een onontkoombare drang van
ieder mens om steeds een positief zelfbeeld (positieve identiteit) na te streven.
Twee aannames liggen aan de basis van de theorie:
1. Ieder mens streeft naar een positief zelfbeeld
2. Dit zelfbeeld heeft twee componenten: een persoonlijke en een sociale
Zowel een verbetering van de persoonlijke als een verbetering van de sociale
identiteit leidt tot een verbetering van het zelfbeeld
Als we ons groepslidmaatschap negatief evalueren, ervaren we een negatieve
sociale identiteit.
Als we een negatieve sociale identiteit ervaren, kunnen we twee strategieën
volgen om die te veranderen in een positieve.
1. individuele strategie→ We kunnen een einde proberen te maken aan het
lidmaatschap van de groep die die negatieve sociale identiteit teweegbrengt
, Elise Salemans Lerarenopleiding Nederlands
2. (strategie van) sociale actie → We kunnen proberen de positie of het imago
van de groep in kwestie te verbeteren
Beslissend voor de keuze over te gaan tot individuele mobiliteit dan wel sociale
actie zijn de volgende randvoorwaarden in de samenleving:
1. Is de individuele mobiliteit mogelijk?
2. Hoe scherp zijn de grenzen tussen groepen?
3. Hoe legitiem of rechtvaardig wordt het maatschappelijk systeem beoordeeld?
4. Hoe stabiel is het maatschappelijk systeem?
Wie denkt dat individuele mobiliteit mogelijk is, kan proberen de sociale identiteit
(en dus het zelfbeeld) te verbeteren door uit de groep te ontsnappen. Dat kan op
twee manieren:
1. Via een exit: een geslaagde transfer van de ene groep naar de andere
2. Via een pass: het proberen door te gaan voor een lid van een andere groep,
terwijl ontsnappen eigenlijk niet mogelijk is (Joden in de WO2 bijv.)
Het verbeteren van de sociale identiteit door sociale actie → voice
Voice is een strategie die geen verandering teweegbrengt in de feitelijke
machtsverhouding tussen groepen in de samenleving. Ze oefent slechts invloed
uit op het zelfbeeld van de groep en vormt daardoor alleen een eerste aanzet tot
sociale verandering. Om dat zelfbeeld te verbeteren kan een groep:
- Zoeken naar nieuwe dimensies waarop ze zich vergelijken met een andere
groep;
- De eigen unieke kenmerken positiever gaan waarderen;
- Zich meer gaan richtingen op vergelijking met groepen die er slechter
voorstaan dan de eigen groep.
1. 2 Identiteit, taalgebruik en sociolinguïstiek
Wat heeft dit alles nu toe maken met sociolinguïstiek?
- Taal kan dienen als een groepssymbool, als markeerder van het lidmaatschap
van een etnische of een sociale groep, een uniform.
- Taal speelt daarmee in een rol in het proces van sociale categorisatie.
- Taal is een sterk beïnvloedbare factor.
- Taal is zo flexibel dat ze kan fungeren als indicator voor de mate waarin iemand
verbonden is met een bepaalde groep.
Elke groep streeft ernaar zich op een positieve manier te onderscheiden van
andere relevante groep. Taal, vocabulaire, accent en uitspraak zijn instrumenten
waarmee een positief verschil kan worden gecreëerd.