Literatuur Bestuur en Beleid
Inhoudsopgave
De bestuurlijke kaart van Nederland - Breeman & Van Eijk 1
Hoofdstuk 1: De bestuurlijke kaart van Nederland 1
Hoofdstuk 2: De Nederlandse staat 2
Hoofdstuk 3: De politiek-bestuurlijke instituties 4
Hoofdstuk 5: Nationaal bestuur, het Rijk 9
Hoofdstuk 6: Middenbestuur; provincie en waterschap 14
Hoofdstuk 7: Lokaal bestuur; de gemeente 16
Hoofdstuk 8: Samenwerkend bestuur 19
Hoofdstuk 10: Europees bestuur 23
,De bestuurlijke kaart van Nederland - Breeman & Van Eijk
Hoofdstuk 1: De bestuurlijke kaart van Nederland
Kaartkennis = kennis waar alles in een stad zit
1.1: Wat is openbaar bestuur?
Openbaar bestuur is moeilijk te definiëren, waardoor er een definitieprobleem bestaat.
Openbaar bestuur of privaat?
➢ Publiekrechtelijke grondslag: alle organisaties met een publiekrechtelijke grondslag
tot openbaar bestuur. Dit betekent dat het bestaan van een organisatie wettelijk
vastgelegd is (zoals een gemeente in de Gemeentewet).
○ Verenigingen, stichtingen en vennootschappen zijn juist private organisaties.
➢ Financiering:
○ Door algemene middelen (belastingen, premies en subsidies) = publiek
○ Door contributies en bedrijven = privaat
➢ Doel-/taakstelling:
○ Private organisaties → deelbelang
○ Publieke organisaties → algemeen belang
1.2: Kenmerken Nederlands openbaar bestuur
Nederland onderscheidt zich van andere landen met:
➢ Constitutionele monarchie = koning is het staatshoofd, maar het handelen van de
koning is gebonden aan de grondwet en geschreven constitutie.
➢ Rechtsstaat = overheidshandelen is onderworpen aan regels van het recht, zodat de
overheid niet uit willekeur mag handelen.
○ Legaliteitsbeginsel = de overheid mag alleen handelen op grond van
wettelijke bevoegdheden.
○ Grondrechten = burgers beschikken over grondrechten zoals vrijheid van
alles.
➢ Gedeelde scheiding der machten = de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende
macht zijn in sterke mate onafhankelijk van elkaar en controleren elkaar
➢ Scheiding van kerk en staat = er is geen staatskerk
➢ Parlementair stelsel / representatieve democratie = de bevolking kiest rechtstreeks
het hoogste besluitvormende orgaan, de Tweede Kamer. Hieraan moet de regering
verantwoording afleggen.
○ Ministeriële verantwoordelijkheid = ministers zijn verantwoordelijk voor het
optreden van het staatshoofd en van ambtenaren
○ Vertrouwensregel = ministers worden geacht af te treden zodra zij het
vertrouwen van de volksvertegenwoordiging verloren hebben
○ Dualistisch = volksvertegenwoordiging is onafhankelijk van de regering.
Ministers kunnen geen deel uitmaken van de Staten-Generaal. Hetzelfde
geldt voor gemeenten.
➢ Nederland kiest geen bestuurders: de wethouders en gedeputeerden worden
benoemd en niet gekozen
1
, ➢ Evenredige vertegenwoordiging = het aantal zetels van een partij is respectievelijk
gelijk aan de hoeveelheid aanhang van de partij. Aantal stemmen = aantal zetels.
➢ Geen kiesdrempel
➢ Decentraal bestuur = de macht ligt niet in handen van één persoon of een klein
groepje personen
➢ Geen constitutioneel hof = wetten worden niet getoetst door een rechter om te kijken
of ze voldoen aan de grondwet
➢ Functioneel bestuur = Rijk, provincies, gemeenten, hebben allemaal andere taken
➢ Lid van Europese Unie
Thorbeckes grondwet uit 1848 heeft de grondslag gelegd voor de huidige grondwetten.
Hoofdstuk 2: De Nederlandse staat
Een staat heeft 4 kenmerken:
1) Specifiek grondgebied
2) Er is een bevolking
3) Er is wettelijke ordening en bestuurlijke organisatie die gezaghebbend de wet- en
regelgeving kan handhaven
4) Erkend door andere staten
Staat der Nederlanden = Juridische term voor de Nederlandse overheid. De staat is een
rechtspersoon, wat inhoudt dat de staat, net zoals een individu, bevoegd is
rechtshandelingen te verrichten (zoals koopovereenkomst met burger aangaan, burgers
belasting opleggen etc).
Koninkrijk der Nederlanden = Nederland, maar ook Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
➢ Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn 'openbaar lichaam', dus een bijzondere
gemeente
→ het grondgebied van een staat hoeft dus niet aan elkaar vast te liggen
De Nederlandse koning is het staatshoofd van het gehele Koninkrijk der Nederlanden. In
Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt de koning vertegenwoordigd door een eigen
gouverneur per eiland.
Nederland is sinds de grondwet van 1815 een constitutionele monarchie.
➢ Constitutionele monarchie = staat waarin het koningschap verankerd is in een
constitutie.
○ Constitutie = geheel van geschreven regels en ongeschreven regels met
betrekking tot de organisatie van een staat.
Drie pijlers grondwet sinds Thorbecke:
1) Parlementair stelsel
2) Rechtsstaat
3) Gedecentraliseerde eenheidsstaat
2