Beleidsvorming
1
,Inhoudsopgave
H1 – Beleid, processen en effecten ......................................................................................................... 3
H3 – Problemen op de agenda ................................................................................................................ 6
H10 – De inhoud van het beleid .............................................................................................................. 8
H4 – Beleidsvoorbereiding: het ontwerpen van beleid ........................................................................ 10
H11 – Beleidsinstrumenten ................................................................................................................... 12
H7 – De uitvoering van overheidsbeleid ............................................................................................... 14
H8 – Naleven en handhaven ................................................................................................................. 17
H9 – Evaluatie van overheidsbeleid ...................................................................................................... 19
2
,H1 – Beleid, processen en effecten
• Beleid is een sleutelwoord in de politiek en het openbaar bestuur, maar ook in het
bedrijfsleven en het particulier initiatief. Het woord beleid heeft in het spraakgebruik
de betekenis van ‘het behandelen of de wijze van behandelen van een zaak’, maar het
betekent ook ‘overleg, bedachtzaamheid en omzichtigheid’. Het betreft de gevolgde
beginselen of gedragslijn en de gewenste richting.
• Beleid is willens en wetens handelen. Het weten – waarvan een beleid gebruikmaakt –
omvat naast kennis uit de maatschappelijke en bestuurlijke praktijk, ook kennis uit de
wetenschap. Deze kennis wordt tot stand gebracht door allerlei disciplines – zoals de
economie door allerlei disciplines – die zich met diverse aspecten van de maatschappij
bezighouden. Daarnaast kan elk beleid ook inzichten putten uit de wetenschap die van
het beleid zelfstudie maak: beleidswetenschap.
• De analyse richt zich vooral – maar niet uitsluitend – op beleid van overheden. Het
overheidsbeleid staat in wisselwerking met het beleid van bedrijven, particuliere
organisaties en individuele burgers. Elk beleid kan in veel opzichten op dezelfde
manier als een overheidsbeleid worden geanalyseerd.
• Beleid wordt omschreven als ‘het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden
met bepaalde middelen en bepaalde tijdskeuzen’. Bij het geven van een definitie van
beleid, komen verschillende vragen aan de orde, zoals:
- Is beleid een plan of een handelen?
- Is beleid een samenstel van doeleinden en middelen?
- Wordt er in de definitie ook tijdkeuzen opgenomen?
• Beleidsdenken of finaal denken is ‘denken in doeleinden en middelen’. Het is een
misverstand dat het omschrijven van beleid in termen van doeleinden en middelen zou
berusten op de gedachte dat beleid altijd rationeel is.
• Rationeel is ‘wat redelijk is of wat op houdbare argumenten berust’. Doelrationeel
betekent: ‘doelgericht, doeltreffend en doelmatig’. Een beleid is niet altijd
(doel)rationeel. Het is juist belangrijk te onderzoeken in hoeverre een bepaald beleid
(doel)rationeel is en hoe dit valt te verklaren. Er zijn echter een aantal obstakels voor
het maken van rationale keuzes, zoals:
- Geldgebrek;
- Tijdsdruk;
- Weerstand uit de samenleving;
- Informatiegebrek of -overschot;
- Padafhankelijkheid; of
- Groepsdunk of -denken.
• Het is van belang dat er in de definitie tijdskeuzen worden opgenomen, omdat de
formulering van doeleinden en middelen veelal impliciet of expliciet naar een bepaald
tijdstip, een bepaalde periode of een bepaalde tijdsvolgorde verwijzen.
• Beleid heeft twee gezichten:
1. Samenstel van doeleinden, middelen en tijdskeuzen; en
2. Een antwoord op een probleem.
• In de hedendaagse, technisch hoog ontwikkelde maatschappij zijn bijvoorbeeld de
milieuverontreiniging, de inkomensongelijkheid, de beperkte integratie van sommige
bevolkingsgroepen en de stijgende kosten van de volksgezondheid aanduidingen van
enkele grote probleemgebieden. Een probleem is ‘een verschil – een afstand – tussen
een maatstaaf, zoals een beginsel of een norm, en een voorstelling van een bestaande
of verwachte situatie’.
3
, • Belangrijk is de relatie tussen een beleid en het deel van de maatschappij waarop het
zich richt: het beleidsveld.
• Een beleid is het resultaat van allerlei maatschappelijke
krachten en het brengt zelf ook maatschappelijke krachten op
gang. Tot die krachten behoren meer blijvende en
gestabiliseerde verhoudingen (structuren) en meer tijdelijke
en beweeglijke verhoudingen (processen).
• Een beleidsproces is het verloop van de gebeurtenissen rond
een beleid. Het is dus het dynamische verloop van
handelingen, argumenten en interacties met betrekking tot
een beleid. Dit kan verwerkt worden in een kringloopschema.
• Kenmerkend voor een proces is:
- Zijn dynamiek, zijn beweging.
- Ook de wederzijdse beïnvloeding of wisselwerking – interactie – tussen de
factoren die tot het proces behoren is een kenmerk.
- Een derde kenmerk is dat er een verloop is, een opeenvolging van
gebeurtenissen.
• In een sociaal proces, zoals beleidsproces, is er niet alleen een wisselwerking tussen
factoren, zoals schaarste en technische kennis, maar ook een wisselwerking tussen
actoren, dat wil zeggen tussen de handelende personen en groepen, zoals ministers,
Kamerleden, ambtenaren en woordvoerders van belangengroepen. Een beleidsproces
is bijna nooit een ‘één-actor-proces’ en vrijwel altijd een ‘multi-actor-proces’.
• Binnen een beleidsproces zijn verschillende deelprocessen te onderscheiden:
- De agendavorming;
- De beleidsvoorbereiding;
- De beleidsbepaling;
- De in- en uitvoering – de implementatie – van beleid;
- De naleving van beleid en de handhaving; en
- De beleidsevaluatie.
• Een beleidsproces dat op een overheidsbeleid betrekking heeft, maakt deel uit van de
politieke kringloop die zich tussen het politieke systeem en zijn maatschappelijke
omgeving afspeelt. Het politieke systeem valt te omschrijven als ‘het geheel van
opvattingen, gedragingen en posities die tot doel hebben de inhoud, processen en
effecten van overheidsbeleid te beïnvloeden’.
• Tot de omgeving van het politieke systeem behoren (inter)nationale samenleving en
natuur. De politieke invloeden die vanuit de (inter)nationale samenleving op het
politieke systeem inwerken, resulteren in een aanvoer, oftewel input.
• Een politieke eis is de claim dat door aanpassing of voortzetting van het beleid een
beter resultaat kan worden geboekt. Politieke eisen komen voort uit behoeften. In het
grensgebied van het politieke systeem en zijn omgeving worden behoeften al dan niet
in eisen omgezet. Een belangrijke rol hierbij spelen de sluis- of poortwachter
(gatekeeper) van het politieke systeem – zoals media, belangengroepen of
adviesorganen.
• Van politieke steun bestaan verschillende vormen, het stellen van vertrouwen in het
kabinet, het stemmen op een politieke partij, het naleven van wettelijke regels, het
betalen van belasting en het uitsteken van de vlag. Het proces van het al dan niet
omzetten van eisen en steun in een overheidsbeleid is het beleidsproces. De genomen
beleidsmaatregelen zijn dan te beschouwen als de beleidsprestaties – output – van het
politieke systeem.
4