Week 1: introductie 2
Bruner, J. (1991). The narrative construction of reality 2
Sanders, J., & Van Krieken, K. (2023) Narratieve analyse. 4
Sanders, J., & Van Krieken, K. (2018). Exploring narrative structure and hero enactment
in brand stories 8
Hoorcollege 1 11
Week 2: Narratieven in Organisationele Communicatie 14
Coker, K. K., Flight, R. L., & Baima, D. M. (2021). Video storytelling ads vs argumentative
ads: how hooking viewers enhances consumer engagement. 14
Quesenberry, K. A., & Coolsen, M. K. (2019). Drama goes viral: Effects of story
development on shares and views of online advertising videos. 16
Woodside, A. G., Sood, S., & Miller, K. E. (2008). When consumers and brands talk:
Storytelling theory and research in psychology and marketing. 17
Barker, R. T., & Gower, K. (2010). Strategic application of storytelling in organizations:
Toward effective communication in a diverse world. 20
Hoorcollege 3: narratieve communicatie in reclames 22
Hoorcollege 4 25
Week 3: Cognitieve Verwerking van Verhalen 28
Green, M. C. (2021). Transportation into narrative worlds. 28
Cohen, E. L., Wasserman, J. A., Schlue, L. M., Keely, C., & Russell, A. (2020). Seeing is
believing: The role of imagery fluency in narrative persuasion through a graphic novel. 30
Tukachinsky Forster, R., Walter, N., & Brooks, J. J. (2022). Narrative persuasion across
the aisle: Mechanisms of engagement with discordant characters. 31
Winkler, J. R., Appel, M., Schmidt, M. L. C., & Richter, T. (2023). The experience of
emotional shifts in narrative persuasion. 35
Hoorcollege 5 39
Hoorcollege 6 42
Week 4: Narratieven in Gezondheidscommunicatie 44
Asbeek-Brusse, E. D., Fransen, M. L., & Smit, E. G. (2017). Framing in
entertainment-education: Effects on processes of narrative persuasion. 44
Chen, M., & Bell, R. A. (2022). A meta-analysis of the impact of point of view on narrative
processing and persuasion in health messaging. 47
De Graaf, A. (2023). The role of identification and self-referencing in narrative
persuasion. 49
Boeijinga, A., Hoeken, H., & Sanders, J. (2017). Storybridging: Four steps for
constructing effective health narratives. 51
Week 5: Narratieven in Politieke Communicatie 52
Polletta, F. (2008). Storytelling in Politics. 52
Burgers, C., Fa, M. J. T., & de Graaf, A. (2019). A tale of two swamps: Transformations
of a metaphorical frame in online partisan media. 53
Adriaan Duiveman, KU Leuven, Belgium: Draining the past The Dutch Delta Works as
the Climax of a National Narrative in Johan van Veen’s Water History 55
Hoorcollege 7: narratieven in gezondheidscommunicatie 57
Hoorcollege 8 59
Hoorcollege 9: narratieven in politieke communicatie 61
Hoorcollege 10: waterschappen 63
,Week 6: Eudaimonische Narratieven 64
Fitzgerald, K., Green, M. C., & Paravati, E. (2020). Restorative narratives: Using
narrative trajectory for prosocial outcomes. 64
Hecht, M., Kloß, A., & Bartsch, A. (2022). Stopping the stigma. How empathy and
reflectiveness can help reduce mental health stigma. 69
Ott, J. M., & Slater, M. D. (2022). Postexposure engagement with more and less
eudaimonic films: 10-year patterns of response and the role of parasocial relationship
and retrospective imaginative involvement. 72
Mar, R. A. (2018). Stories and the promotion of social cognition. 74
Hoorcollege 11: eudaimonisch entertainment 75
Week 7: Overzicht en conclusie 79
Valkenburg, P. M., & Peter, J. (2013). The differential susceptibility to media effects
model. 79
De Graaf, A. & Das, E. (under review). Confronting our ultimate fear through narrative:
Eudaimonic entertainment and death acceptance. 81
Hoorcollege 12 85
,Week 1: introductie
Bruner, J. (1991). The narrative construction of reality
Doel: ontdekken hoe we de ‘werkelijkheid’ bereiken, dat wil zeggen hoe we een betrouwbare
kijk op de wereld krijgen.
→ ontdekken hoe mensen de sociale wereld construeren en de dingen die daarin
plaatsvinden.
In tegenstelling tot de constructies die voortkomen uit logische en wetenschappelijke
procedures, kunnen narratieve constructies alleen maar 'waarheidsgetrouwheid' bereiken.
Narratieven zijn dus een versie van de werkelijkheid waarvan de aanvaardbaarheid wordt
bepaald door conventie en ‘narratieve noodzaak’ in plaats van door empirische verificatie en
logische noodzaak.
Tien kenmerken van narratieven:
1. Narratieve diachroniciteit. Een verhaal is een verslag van gebeurtenissen die zich
in de loop van de tijd hebben voorgedaan.
2. Particulariteit. Verhalen nemen als verwijzing bepaalde gebeurtenissen. Maar dit is
als het ware hun voertuig en niet hun bestemming.
3. Opzettelijke toestandsbetrokkenheid. Verhalen gaan over mensen die handelen in
een bepaalde setting, en de gebeurtenissen die hen overkomen moeten relevant zijn
voor hun doelbewuste toestanden met hun overtuigingen, verlangens, theorieën,
waarden, enzovoort.
4. Hermeneutische componeerbaarheid. Het woord hermeneutiek impliceert dat er
een tekst bestaat waarmee iemand een betekenis probeert uit te drukken en waaruit
iemand een betekenis probeert te halen. Dit impliceert dat er een verschil bestaat
tussen wat in de tekst wordt uitgedrukt en wat de tekst zou kunnen betekenen, en dat
er geen unieke oplossing bestaat om de betekenis van deze uitdrukking te bepalen.
Het vertellen van een verhaal en het begrijpen ervan als verhaal hangt af van het
menselijk vermogen om kennis op deze interpretatieve manier te verwerken. Het
gaat om de samenhang tussen delen en geheel. De illusie dat een verhaal 'is zoals
het is' en geen interpretatie behoeft, wordt veroorzaakt door twee verschillende
processen:
- 'narratieve verleiding': Grote verhalenvertellers beheersen de kunstgrepen
van de narratieve werkelijkheidsconstructie zo goed dat hun vertelling tijdelijk
de mogelijkheid van een enkele interpretatie uitsluit.
- 'narratieve banalisering': we kunnen een verhaal beschouwen als zo sociaal
conventioneel, zo bekend en zo in overeenstemming met de canon, dat we
het kunnen toeschrijven aan een goed ingestudeerde en vrijwel automatische
interpretatieve routine.
5. Canoniciteit en schending. een verhaal moet zich richten op het schenden of
afwijken van een impliciet canoniek script op een manier die afbreuk doet aan de
'legitimiteit' ervan. Een verhalenverteller kan buiten de conventionele scripts treden
en mensen aanmoedigen om menselijke gebeurtenissen op een nieuwe manier te
bekijken. De functie van een inventief verhaal is niet zozeer om nieuwe plots te
bedenken, maar eerder om bekende plots onzeker of problematisch te maken,
waardoor lezers worden uitgedaagd tot nieuwe interpretatieve activiteiten.
, 6. Referentialiteit. Narratieve ‘waarheid’ wordt eerder beoordeeld op basis van zijn
waarheidsgetrouwheid dan op zijn verifieerbaarheid.
7. Genericiteit. genre is een eigenschap van een tekst en een manier om het verhaal
te begrijpen. Genres voorzien zowel schrijver als lezer van handige en conventionele
'modellen' om betekenis te geven aan menselijke gebeurtenissen te
vergemakkelijken. Genres zijn dus ook manieren van vertellen die ons vatbaar
maken om onze geest en gevoeligheden op bepaalde manieren te gebruiken.
8. Normativiteit. de 'vertelbaarheid' van een verhaal berust op het doorbreken van
conventionele verwachtingen. De normativiteit van het verhaal is, kortom, niet
historisch of cultureel terminaal. De vorm van het verhaal verandert afhankelijk van
wat op dat moment belangrijk is en de omstandigheden waarin het gemaakt wordt.
9. Contextgevoeligheid en onderhandelbaarheid. Bij het beschouwen van de context
komen de kwesties van narratieve intentie en achtergrondkennis opnieuw naar
voren. Het is onvermijdelijk dat we het verhaal op onze eigen voorwaarden
assimileren. We houden onvermijdelijk rekening met de bedoelingen van de verteller
en doen dit in termen van onze achtergrondkennis.
10. Narratieve opbouw. Hoe kunnen we verhalen samenvoegen tot een geheel? Welke
soorten strategieën kunnen de integratie van verhalen in grotere culturen, tradities of
‘wereldversies’ begeleiden? Eén daarvan is het gevolg van het opleggen van valse
historisch-causale verbanden. De voortdurende constructie en reconstructie van het
verleden biedt precies de vormen van canoniciteit die ons in staat stellen te
herkennen wanneer er een breuk heeft plaatsgevonden en hoe deze kan worden
geïnterpreteerd.
oorspronkelijke uitgangspunt: dat er specifieke domeinen van menselijke kennis en
vaardigheden zijn en dat deze worden ondersteund en georganiseerd door culturele
gereedschapskisten. We moeten erkennen dat de menselijke geest zijn vermogens niet kan
uitoefenen zonder gebruik te maken van de symbolische systemen van de cultuur. Een
ander essentieel domein voor een cultuur om effectief te functioneren, is het domein van
sociale overtuigingen en procedures: onze opvattingen over hoe mensen zijn en hoe ze met
elkaar om moeten gaan. Deze domeinen zijn voornamelijk georganiseerd rondom narratieve
structuren.
Sanders, J., & Van Krieken, K. (2023) Narratieve analyse.
Door narratieve analyse uit te voeren krijg je inzicht in de rollen die verschillende personen
in het verhaal spelen, met hun intenties en ambities en de hindernissen die zij daarbij
moeten overwinnen, en in de keuzes wat betreft tijd, perspectief en citaten waarmee hun
ervaringen en gedachten worden weergegeven. De narratieve analyse brengt deze
aspecten in verband met de beoogde doelgroep van de tekst en de doelen die de tekst bij
deze doelgroep moet bewerkstelliggen.
Verhaal: zender wil een bepaald doel bij de ontvanger bereiken. Dat doel is
contextafhankelijk.