Interculturele Pedagogiek – Cultuur en opvoeding
H1 Inleiding
Intentioneel opvoeden: ouders reflecteren op hun opvoeden handelen en sturend optreden
Functionele opvoeding: de vanzelfsprekende dagelijkse omgang met kinderen
Begrip socialisatie i.p.v. opvoeding
Ecologische benadering: intentioneel en functioneel opvoeden plus de invloed van de wijdere omgeving en de
maatschappelijke context.
o Onderstreept het belang van de sociale omgeving op de opvoeding en ontwikkeling van kinderen
Immigranten = allochtonen
Opvoeding en ontwikkeling van kinderen zijn processen die ingebed zijn in de sociaal-culturele context van de
samenleving.
Verschillen tussen interculturele pedagogiek en andere pedagogische deeldisciplines voortvloeiend uit de
specifieke kenmerken van de doelgroep.
o Andere cultuur (biculturele context)
o Acculturatieproces (o.a. normen en waarden)
o Lage sociale positie in de Nederlandse samenleving
Allochtonen vormen een heterogene populatie met grote verschillen in etniciteit, culturele achtergronden en
migratiegeschiedenis.
Cultureel-ecologisch raamwerk: gaat ervan uit dat de sociale en culturele context in het gezin en de wijdere
omgeving van het gezin grote invloed hebben op de opvoeding van kinderen.
Een belangrijke factor op macroniveau betreft de ideologie van de samenleving, die mede bepaald wordt door
religie of wereldbeschouwing.
H2 Allochtonen in Nederland
Identificatiecriteria
De meest gebruikte criteria om allochtonen in Nederland te identificeren zijn:
o Nationaliteit (CBS)
Problemen: Surinamers, Antillianen en Arubanen hebben de Nederlandse nationaliteit en
registratie van personen met een dubbele nationaliteit
o Geboorteland
Probleem: in Nederland geboren kinderen van immigranten worden niet mee gerekend
o Geboorteland van de ouders
Zelfidentificatie (o.a. in Amerika en Canada): een persoon kan zelf bepalen of hij of zij met een
bepaalde etnische groep geïdentificeerd wil worden.
De omvang van de allochtone populatie in een land is dus afhankelijk van de identificatiecriteria die men
gebruikt. Naarmate een allochtone groepering langer in een land verblijft, wordt het steeds moeilijker deze te
identificeren.
Herkomst en omvang allochtonenpopulatie
1983 Minderhedenbeleid: een specifiek beleid voor etnische/culturele minderheden:
immigrantengroeperingen die gemiddeld genomen een lage positie innemen in onze samenleving en afkomstig
zijn uit een samenleving met een niet-westerse cultuur.
o Immigrante uit de voormalige koloniën
o Buitenlandse werknemers en hun gezinnen uit de landen rond de Middellandse Zee
o Vluchtelingen en asielgerechtigde personen
o Zigeuners en woonwagenbewoners
Voor het vaststellen van de omvang van deze groeperingen worden sinds 1993 uitsluitend objectieve
identificatiecriteria gebruikt (bv. geboorteland)
,Migratie, een proces in fasen
Migratie wordt vaak gezien als een proces dat bepaald wordt door push- en pullfactoren.
Pushfactoren: stimuleren tot emigratie
Pullfactoren: stimuleren tot immigratie
Deze kunnen bestaan uit economische, politieke, sociale en religieuze omstandigheden en zijn zowel op
collectief als op individueel niveau werkzaam (migratietraditie op collectief niveau = pusfactor op individueel
niveau)
De emigratie uit Suriname naar Nederland had aanvankelijk het karakter van een educatieve emigratie
(pullfactor in Nederland), maar kreeg in de jaren rond de onafhankelijkheid een meer politiek en economisch
karakter (pushfactoren in Suriname)
Fasen migratiebeweging uit Marokko en Turkije
o De periode van arbeidsmigratie (investeren in eigen land)
o Gezinshereniging in Nederland
o Vorming van etnische gemeenschappen met eigen voorzieningen (bv. slagerij, moskee, scholen, media)
o Gezinsvorming (vanaf jaren 1980); uithuwelijken
afgenomen sinds 2004; aanscherping voorwaarden voor gezinsvorming)
Verschillen in achtergrond Marokkanen en Turken
o Percentage analfabeten (hoger in Marokko)
o Scheiding tussen kerk en staat en dus ook het burgerlijk recht (in lange tijd Marokko niet gescheiden;
tegenwoordig wel meer gescheiden)
Acculturatie: proces van cultuurverandering (doet/kan zich ook voordoen in het land van herkomst)
Demografische kenmerken
Het merendeel van de allochtone populatie woont in de randstad (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den
Haag: hier heeft dan ook ± 40% van de bevolking een niet-westerse achtergrond) en in de provincies Noord-
Brabant en Gelderland.
± 12% van de bevolking in Nederland behoort tot de niet-westerse allochtonen.
H3 Theoretisch kader
Ecologisch model van Bronfenbrenner houdt te weinig rekening met cultuur en cultuurverschillen in de directe
leefomgeving van kinderen.
Het theoretisch raamwerk van Harkness en Super wordt geïntegreerd (developmental niche) in het
ecologisch model van Bronfenbrenner = het cultureel-ecologisch model
De uitkomst van het acculturatieproces wordt niet alleen bepaald door de attitude van immigranten, maar is
ook afhankelijk van de ideologie en het beleid van de ontvangende samenleving ten opzichte van immigranten
met een andere cultuur.
3.2 Multiculturalisme
Immigranten uit niet-westerse landen = etnische minderheden
1980 Specifiek beleid ten behoeve van etnische minderheden → Nederland multiculturele samenleving.
De aard van multiculturalisme in de samenleving wordt vastgesteld aan de hand van vier dimensies:
1. Objectieve werkelijkheid: de aanwezigheid van etnisch-culturele groeperingen in een samenleving
Een etnische groepering die getalsmatig de meerderheid vormt, heeft niet automatisch meer
politieke macht
2. Ideologie: over de identiteit van de samenleving; verrijking of belemmering?
Assimilatie: de samenleving streeft ernaar om de etnisch-culturele groeperingen in
structureel (sociaal) en cultureel opzicht te absorberen.
Pluralisme: de samenleving vindt het positief en/of wenselijk dat de etnisch-culturele
groeperingen hun eigen cultuur behouden.
, Cultuur pluralisme houdt alleen stand als het ondersteund wordt door eigen
instituties
Tot na WOII was Nederland een plurale, verzuilde samenleving.
Ideologie van de mengcultuur: meltingpot-ideologie gaat ervan uit dat uit het contact tussen
groeperingen met ene verschillende cultuur een mengcultuur zal ontstaan met elementen uit
de verschillende culturen.
Vereist een gunstige getals- en machtsverhouding
De heersende ideologie kleurt ook de terminologie waarmee etnische-culturele diversiteit in een
samenleving wordt beschreven.
In Nederland worden veel problemen geformuleerd in termen van cultuurverschillen i.p.v. racisme en
discriminatie
3. Officieel beleid: sluit idealiter aan bij de heersende ideologie
Immigratiebeleid: primair betrekking op de regels voor het toelaten van vreemdelingen
(im)migrantenbeleid: richt zich op de reeds in een land aanwezige immigrantenpopulatie
In Nederland vooral gericht op integratie (inhalen van sociaal economische
achterstanden en het bevorderen van gelijke kansen)
4. Implementatie van beleid: soms niet door onwil, onkunde of onmacht
Acculturatie is een proces dat enkele generaties duurt.
3.3 Het cultureel-ecologisch raamwerk
Het ecologisch model van Bronfenbrenner (Figuur 3.1 p. 40)
o Omgeving waarin kinderen opgroeien, heeft grote invloed op hun ontwikkeling en gedrag
o Hiërarchie van systemen: het microsysteem, het mesosysteem, het exosysteem en het macrosysteem
Microsysteem: het geheel van relaties tussen een jeugdige en zijn omgeving in een bepaalde
setting (‘opvoedingsomgeving’: familie/gezin)
Mesosysteem: het geheel van microsystemen
Exosysteem: wijdere fysische en maatschappelijke context bestaande uit formele en
informele sociale structuren rond het gezin die met name invloed hebben op ouders (en dus
indirect ook op kinderen)
Werk: beschikbaarheid, aard van het werk (boer vs. ambtenaar) i.c.m. oriëntatie van
de ouders op de wereld en opvoedingsdoelen, gezinsinkomen (→ huisvesting + buurt)
Sociaal netwerk: psychosociale problemen/welbevinden (betekenen nog niet gelijk
steun krijgen)
o Informele bronnen: de natuurlijke sociale omgeving van een persoon zoals
familie, buren, vrienden en leerkrachten
o Formele bronnen: sociale dienst, hulpverlening
Emigratie heeft ingrijpende gevolgen voor het sociale netwerk van gezinnen, omdat
zij vaak een uitgebreid familienetwerk achterlaten.
Etnische of religieuze gemeenschap: kan grote invloed uitoefenen op het opvoedend
gedrag van ouders; sociale controle (kan zowel positief (hulpbieden) als negatief)
De buurt: buitenspelen, contacten
Macrosysteem: is geen concrete sociale structuur, maar heeft betrekking op de cultuur of de
ideologie van een samenleving; de culturele blauwdruk van de samenleving
Komt vaak voort uit de heersende religie of wereldbeschouwing
Macrostructuren: economisch-, rechts-, onderwijssysteem en sociale voorzieningen.
De heersende culturele en religieuze ideologie op macroniveau is van invloed op de lagere
systemen van de ecologische omgeving en uiteindelijk op de opvoeding van kinderen.
o Biedt een geschikt kader voor de beschrijving en analyse van de opvoeding en leefsituatie van
allochtone jeugdigen (sociale omgeving, dubbel referentiekader)
o Veel aandacht voor de fysieke en sociale aspecten van de omgeving van opgroeiende kinderen, maar
weinig voor de culturele dimensie van de opvoeding (alleen macroniveau)
, Developmental niche (Harkness & Super)
o Concentreert zich op de culturele dimensie van de omgeving waarin kinderen opgroeien
o Aanvulling op het sociaalecologisch model
o Opgebouwd uit drie subsystemen (Figuur 3.2 p. 45)
De fysieke en sociale settingen waarin een kind leeft
Cultureel bepaalde gewoontes van verzorging en opvoeding
De psychologie van de opvoeders
De fysieke, sociale en culturele context van het opgroeiende kind
‘Psychologie van de opvoeders’/parental belief systems/parental ethnotheories: theorieën van ouders kunnen
per culturele groep verschillen. Oudertheorieën zijn specifieke culturele denkmodellen, afgeleid uit meer
algemene denkmodellen van een cultuur.
o Zowel een samenhangend geheel van subsystemen dat naar evenwicht streeft als een open systeem
waarbij elk subsysteem onderdeel is van een groter cultureel-ecologisch geheel van waaruit
veranderingen geïnitieerd kunnen worden.
3.4 Cultuur
Er bestaat geen overeenstemming over de inhoud van het begrip ‘cultuur’. Wel bestaat er overeenstemming
over de belangrijkste aspecten van cultuur:
o Cultuur is aangeleerd
Enculturatie (proces), sociale erfenis (cumulatief, evolutionair)
o Interne samenhang
o (cultuur)Verschillen op collectief en individueel niveau
o Continuïteit en verandering (= dynamisch)
Cultuur heeft een functioneel aspect als instrumentarium om op adequate wijze in de samenleving te kunnen
functioneren. Cultuurelementen die in de ene samenleving functioneel zijn, kunnen in een andere
disfunctioneel zijn.
Migratie naar een samenleving met een andere cultuur leidt daarom per definitie tot veranderingen in
cultuur.
Interne samenhang
Er bestaat een zekere mate van samenhang tussen de subsystemen van een cultuur.
o Functionalisme: alle cultuurelementen leveren een bijdrage aan de instandhouding van het geheel
(hebben een functie) met betrekking tot de sociale orde.
Sociaalecologisch model Bronfenbrenner: verondersteld een constante wisselwerking tussen
de verschillende structuren in de ecologische omgeving van een gezin
Developmental niche: een naar samenhangen en naar evenwicht tenderend systeem van
subsystemen.
Cultuurverschillen op collectief en individueel niveau
Collectief: subculturen
Individueel: afhankelijk van speelruimte
o Ascribed status: een persoon krijgt een status toegewezen op grond van criteria waar hij of zij geen
invloed op heeft, zoals sekse, leeftijd of geboorte in een bepaalde klasse, kaste of etnische groepering
o Achieved status: een persoon verwerft status op grond van persoonlijke eigenschappen en
capaciteiten, zoals opleiding en inzet.
o In culturele kennis door het proces van kennisoverdracht en -verwerving = transactioneel proces
waarbij ouders en kinderen elkaar beïnvloeden
o Mate van internalisatie (Spiro)
H5 Maatschappelijke participatie en culturele oriëntatie
De maatschappelijke participatie van immigranten wordt mede bepaald door de ideologie in een samenleving
en het beleid van de overheid.