Aantekeningen Interculturele Pedagogiek
Interculturele Pedagogiek College 1
Tentamen 6/7 vragen. De helft over de artikelen.
Leerdoelen
o Inzicht en kennis: de invloed en werking van cultuur(verschil) en migratie op het opgroeien, opvoeden
en leren van kinderen
o Ontwikkeling van kinderen en jeugd in cultureel diverse samenlevingen
o Aandacht voor vraagstukken in de actualiteit in relatie tot pedagogiek (bv. radicalisering, pleegzorg)
o Culturele responsiviteit en interculturele competenties
Onderwerpen college 1
1. Cultuur (begrip) in relatie tot opvoeding
2. Relatie tussen omgeving en cultuur en wat dit doet met de opvoeding
Ecologisch model van Bronfenbrenner (= BF)
Developmental Niche model van Harkness en Super (=HS) – culturele dimensie
Modellen die ons kunnen helpen kijken naar de omgevingsinvloeden die een rol spelen bij opvoeden
en opgroeien van kinderen
3. (Im)migratie: wat zijn oorzaken/achtergronden van migratie? Waarom migreren mensen?
4. Migranten en hun kinderen in Nederland
5. Stadia van integratie, en factoren die integratie beïnvloeden
Stellingen
o De rol van de eigen cultuur in de opvoeding en onderwijs wordt bij uitstek duidelijk in cross-cultureel
perspectief
Zeker in Noord-Nederland is er toch een behoorlijk mono-culturele context, waarin we in
vergelijking met het westen van Nederland weinig culturele diversiteit hebben. Hierdoor
wordt het lastig om de vinger te leggen op wat nou precies de rol/invloed van de cultuur is op
hoe iemand opgroeit en leeft.
Boek Eldering: Als je de eigen cultuur afzet tegen een andere cultuur, wordt het vaak
helderder wat de invloed van de cultuur is.
o Een DIKKE Nederlandse nationale identiteit beïnvloedt de integratie processen van migranten en hun
kinderen (H. Ghorashi)
Rol van de ontvangende samenleving als het gaat om de mate waarin migranten(gezinnen)
kunnen integreren.
Ghorashi’s overtuiging is dat een dikke Nederlandse nationale identiteit de
integratieprocessen van migranten en hun kinderen beïnvloed als vooral een belemmerende
factor
Wat is cultuur?
Cultuur: gebruiken en gewoonten van een groep, normen en waarden. Als er iets is dat zwaar gekleurd wordt
door cultuur dan zijn dat normen en waarden.
Cultuur heeft de functie van normalisering; groep je op in een cultuur, dan leidt dat er bijna altijd toe dat je
dingen heel normaal gaat vinden en je je niet afvraagt of het wel klopt/goed is.
Sociologie: cultuur als leidraad bij het handelen
Culturele aspecten van het handelen verwijzen naar de doelen en normen die ons handelen richten (Elchardus)
o Normen en normatief kader
Cultuur dat een normatief kader mede vormgeeft.
o Wat is nastrevingswaardig? → de doelen; cultuur geeft ons ook een richting; waar moet het heen en
hoe zou je dit moeten doen?
VB. Amisch: een cultuur die gericht is op een simpel agrarisch leven zonder elektriciteit. Nastrevenswaardig is
hierbij een eerlijk, simpel, agrarische leven zonder elektriciteit en de kinderen worden geacht om hun kinderen
hier ook weer in op te voeden. De opvoeding heeft een sterke sekse dimensie: meisjes worden geacht
huisvrouw te worden en jongens de boerderij over te nemen. Dit komt mede voort uit hun religie.
,Als je cultuur zegt, dan zeg je in heel veel samenlevingen ook gelijk religie.
Antropologie: Cultuur als:
o Gedeeld systeem van kennis en betekenisgeving
o Gedeelde werkelijkheid over wat gewenst is en wat goed is voor een kind
o Cultuur is aangeleerd: gezin verantwoordelijk voor enculturatie (!!)
Cultuur is er niet zomaar opeens, maar is het gevolg van het feit dat opvoeders bewust of onbewust proberen
iets aan te leren: enculturatie: het inleiden/inwijden van een kind in een bepaalde cultuur.
Dit gebeurt vaak helemaal niet zo bewust, maar gebeurt gewoon terwijl het kind opgroeit. Dan krijgt het vaak
al allerlei dingen zoals vragen, gewoontes, traditiegebruik mee, waardoor het zijn of haar cultuur leert. Dit kan
gaan om kleine dingen zoals op de fiets naar school als het regent.
Transmissie van normen via opvoeding
Wat ook een belangrijke eigenschap is als het gaat om cultuur en opvoeding: transmisse en continuïteit.
Culturen hebben sociale structuren nodig om tot stand te komen (ze komen er niet zomaar) = transmissie ; van
ouders op kinderen, door leraren of ander soortige opvoeders.
De sociale structuren zijn nodig (gezind, opvoeders) om cultuur ook te laten voortbestaan. Cultuur moet je zien
als iets dat zowel geproduceerd wordt en vervolgens weer gereproduceerd wordt.
Cultureel antropologen denken heel graag over cultuur in termen van gedeelde kennis/een gedeeld systeem
van kennis/gedeelde betekenisgeving binnen een bepaalde sociale context. Hoe ziet dat er uit en wat heeft dat
voor implicaties voor opvoedingsdoelen en opvoedingspraktijken?
Antropologen stoppen vaak bij de constatering dat cultuur een bron van kennis is, een bepaalde manier van
kijken naar de wereld en die levert dus een gedeelde kijk op de werkelijkheid op. De manier waarop mensen
betekenis geven aan de dingen om hun heen. De pedagoog vraagt zich dan meteen af hoe dat eruit ziet binnen
de opvoeding; wat is daar dan het gevolg van?
Voorbeeld van de invloed van Cultuur op de opvoeding
Onderzoek naar (hetero)seksuele opvoeding van adolescenten door Amy Schalet (Bosten, VS).
o Een cross culturele vergelijking naar de heteroseksuele opvoeding in VS en NL; ‘Not under my Roof’
Parents, Teens and the Culture of Seks
Nederlandse en Amerikaanse ouders uit de middenklasse
o Amy Schalet heeft haar (tiener)jeugd doorgemaakt in Nederland en vervolgens is ze weer terug gegaan
naar de VS. Hier ontwikkelde ze snel oog voor de hele verschillende manier waarop Amerikaanse en
Nederlandse ouders omgingen met de seksuele opvoeding van hun kinderen.
Als je kijkt naar Amerika en het hebt over kennis; wat is nou een gedeelde bron van kennis en betekenisgeving?
o Seks vooral een betekenis als gevaarlijk, want in hun ogen betekend het vooral problemen zoals
tienerzwangerschappen
o Er werd met name benadrukt dat jongens erg gevaarlijk waren, want die waren een soort ongeleide
projectielen die door hormonen voortgedreven werden waar ieder meisje zomaar het slachtoffer van
kon worden.
o Lastig, moeilijk, problematisch thema waar heel veel risico’s, vervelende aspecten en gevaar aan kleeft
o Het wereldbeeld dat daarachter zit is de wereld van chaos en lusten
Tieners zouden geen beheersing kennen en zichzelf niet goed kunnen sturen of aangestuurd
kunnen worden op dat vlak
Dit zie je dan ook terug in de opvoedingspraktijken. Amy Schalet heeft vastgesteld dat die Amerikaanse
middenklasse ouders seks iets vinden dat tieners eigenlijk alleen maar als ze wat ouders worden aan mogen
beginnen (vanaf college). Voor die tijd als ze jonger zijn zal het alleen maar leiden tot inhoudsloze en
betekenisloze seks dat eigenlijk alleen maar over lust gaat (en waar vooral meisjes de dupe van worden).
Hier heeft Amy Schalet de titel van haar boek aan ontleend: ‘Not under my Roof’; Amerikaanse ouders vonden
het onbespreekbaar en ondenkbaar dat als er toch al een vriendje of vriendinnetje in beeld was deze uit te
nodigen om langs te komen en al helemaal om te blijven logeren.
,In Nederland was het heel anders. Nederlandse ouders denken dat het wel kan; die zien seks niet als iets heel
gevaarlijks en risicovols. Zij willen juist het gesprek aan gaan om het zo te kunnen begeleiden en monitoren. Als
je dat goed doet en als je in gesprek gaat met je kind kun je ervoor zorgen dat het niet alleen iets betekenisloos
is. Ouders sturen er op aan dat kinderen eerst een langere relatie hebben, dan thuis langskomen voor
‘goedkeuring’. De Nederlandse ouders staan ervoor open en denken dat het gewoon kan; binnen een
langdurige romantische relatie.
Met dit voorbeeld is te zien dat er zelfs grote verschillen zijn tussen de opvoedingspraktijken in westerse
culturen.
o Cultuur als kennis en betekenisgeving
VS: Seks = gevaarlijk! Vooral bij meisjes
NL: Seks kan normaal onderdeel adolescentie zijn
o Culturen: sociale structuren nodig, transmissie van waarden
VS: Stabiel romantisch samenzijn van tieners bestaat niet
NL: Tienerseks past binnen een langdurige romantische relatie
o Opvoedingspraktijken
VS: Not under my roof!
NL: Seks thuis mag, juist graag thuis (monitoring)
Model van Bronfenbrenner: Ecologisch ontwikkelingsmodel
Bronfenbrenner is vooral bedoelt om ons op scherp te stellen voor
de omgevingsinvloeden die van toepassing zijn of die aan de gang
zijn als kinderen worden opgevoed en opgroeien.
BF heeft kritiek gehad op allerlei stromingen (o.a. psychologie:
keek alleen maar naar het kind), omdat zij niet naar de
omgevingsfactoren keken.
Het model is een soort ui, waarbij iedere laag staat voor een
bepaalde omgevingsinvloed die doorwerkt op (het opgroeien) van
het kind.
Microsysteem: direct contact dat het kind heeft met anderen uit
de omgeving/in zijn microsetting en ook vooral veel aan relaties,
rollen en activiteiten die dat oplevert.
In westerse studies wordt gezegd dat het vooral de ouders zijn die
direct bij het kind in de buurt zijn ten aller tijde. In andere culturen hoeven dit helemaal niet altijd de ouders te
zijn; zo spelen in Curaçaose gezinnen ook de oma en tante een hele grote rol in de opvoeding en dus ook
veelvuldig aanwezig zijn in het microsysteem/setting van het kind.
Bij microsystemen/settingen in Nederland wordt ook vaak verwezen naar de crèche, de school en clubjes. Dit is
best wel uniek en westers fenomenen, veel kinderen groeien op met een heel klein microsysteem (werkcollege
1).
Mesosysteem: het geheel van microsysteem waar een kind deel van uitmaakt en in participeert.
o Bronfenbrenner heeft eigenlijk een beetje een functionalistisch beeld: er moet afstemming en
harmonie zijn tussen alle microsystemen, alleen zo heb je een gezond exosysteem. Als de crèche-
leiding vind dat een kind 3x per dag een stuk fruit moet eten en de anders vinden dit niet, dan is er al
een disharmonie in het mesosysteem.
Exosysteem: formele en informele sociale structuren rond het gezin die vooral invloed hebben op de ouders en
daarmee indirect ook op het kind.
o Dingen zoals sociale netwerken van de ouders, de buurt waar het kind woont, de etnische
gemeenschap; dit kan ook weer zijn wissel trekken op hoe het kind opgroeit.
o Bijvoorbeeld de wereld van het werk: als je bij ons in de schoolvakanties bij de docenten op de gangen
gaat kijken, dan zie je soms ook wel dat er kinderen rondlopen; is dus een erg soepele afstemming
tussen werk en opvoeding, maar dit is lang niet overal zo
, Macrosysteem: Voor pedagogen makkelijk uit het oog te verliezen
o De economie; hoe is deze ingericht; is er voorzien in een compensatie voor kinderopvang?
o Het rechtssysteem van een land (bv. jeugdzorg; hoeveel rechten hebben kinderen die in de jeugdzorg
terecht komen?)
De laatste tijd is er veel te doen over het separeren van kinderen in de jeugdzorg; kinderen
die een gevaar voor zichzelf zouden zijn of voor hun omgeving worden soms een nacht
opgesloten in een separeer cel met een scheurjurk aan zodat ze zichzelf niks kunnen
aandoen: is dat wat we willen als land? Is dat juridisch de richting die wij verstandig achter?
o Ideologie van een samenleving: religie, allerlei religieuze praktijken en voorschriften (bv. besnijdenis
van jongetjes = ingrijpende gebeurtenis in het leven van een kind)
Minuut 30
Harkness en Super – Developmental niche: 3 subsystemen
Harkness en Super zijn twee ontwikkelingspsychologen die kritiek
hebben geleverd op Bronfenbrenner: allemaal wel interessant die
omgevingsinvloeden, maar waar zit nou precies die culturele
dimensie? Bronfenbrenner zijn reactie hierop is dat je deze overal
bij kunt bedenken. Dit vonden de twee antropologen niet genoeg;
dan maak je de rol van cultuur niet expliciet genoeg.
Een model opgezet die uit drie componenten bestaat die sterk
beïnvloed zijn door cultuur
Fysieke settingen waarin het kind leeft: waar beweegt het kind zich
eigenlijk? Waar is het kind de meeste tijd? Ver van huis of dicht bij
huis? Hoe ziet het huis eruit? En de omgeving?
Gewoontes van verzorging en opvoeding: een soort van gezond verstand,
overtuigen waar ouders eigenlijk niet eens zoveel meer over nadenken, wat niet wil
zeggen dat ze niet meer gekleurd worden door cultuur. Het is juist een effect van cultuur dat je dingen heel
normaal en vanzelfsprekend gaat vinden.
o Bv. baby laten slapen in de box: is in Nederland heel normaal en hier denk je niet over na, terwijl
baby’s in India tot 7 jaar bij de moeder in bed liggen.
Psychologie van de opvoeders: denkmodellen (argumentaties) die ouders en opvoeders afleiden uit cultuur.
Doen ze niet altijd expliciet, maar als je ze uitnodigt om daar iets over te zeggen zul je vaak wel op het spoor
komen van die argumentatie.
o Bv. dochtertje groeide erg rustig en timide op en durfde niet voor zichzelf op te komen. De ouders
zette haar op een vechtsport; wij vinden het belangrijk dat ze voor zichzelf op kan komen en niet over
zich heen laat lopen. In de cultuur die wij hier hebben is het de bedoeling dat je als individu sterk staat
om je (eigen) belangen te behartigen = cultureel. Hoe anders zou het zijn geweest als het meisje
opgegroeid was in zuidoost Azië, waar ze de timide eigenschap juist hele mooi vinden?
o Psychologie van de opvoeders is heel erg sterk gekleurd door het culturele kader waarin opgevoed en
opgegroeid wordt.
Overeenkomsten Harkness&Super en Bronfenbrenner
Integratie van HS op microsysteem BF
Cultureel bepaalde fysieke en sociale settingen
In veel niet-westerse landen: baby’s constant in nabijheid moeder
Pedagogische (westerse) vs. pediatrische (niet-westerse) opvoedingsstijl (W vs. NW)
o Vb. baby in Namibië: de baby zit altijd op de rug van de moeder en bevind zich dus altijd in de
nabijheid van de moeder = een kenmerk van de pediatrische opvoeding; het kind verliest zo min
mogelijk warmte/calorieën verliest, want die zijn schaars en er moet dus zorgvuldig omgegaan worden
met de energie.
BF: het microsysteem is vrijwel altijd de moeder, is voortdurend in aanwezigheid van het kind
HS: fysieke setting is de rug van de moeder