Toets POIB
Hoofdstuk 3. ADHD
Kenmerken
ADHD is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, die in hoge mate erfelijk is.
De pijlers zijn: aandachtstekort, hyperactiviteit en impulsiviteit. Verscheidene
symptomen moeten voor het 12e jaar aanwezig zijn en te zien zijn in meerdere
situaties; thuis, op school, met vrienden of bekenden of bij andere activiteiten.
Ook moeten de symptomen lange tijd aanhouden. ADHD wordt ook wel een
rijpingsstoornis genoemd. Als er geen sprake is van hyperactiviteit, maar vooral
van aandachtsproblemen, gebruikt men de term ADD.
Je kunt ADHD in drie gradaties hebben:
- Licht: niet of nauwelijks meer symptomen dan vereist zijn om de
classificatie te kunnen toekennen, zijn aanwezig en de symptomen leiden
slechts tot lichte beperkingen in het sociale of beroepsmatige
functioneren.
- Matig: er zijn symptomen of functionele beperkingen tussen ‘licht’ en
‘ernstig’ aanwezig.
- Ernstig: veel meer symptomen dan vereist zijn om de classificatie te
kunnen toekennen zijn aanwezig, of verschillende bijzonder ernstige
symptomen zijn aanwezig, of de symptomen leiden tot duidelijke
beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren.
Kernproblemen
Wetenschappers zien in grote onderzoeken dat het brein van mensen met ADHD
er ‘anders; uit ziet: sommige gebieden zijn afwijkend qua formaat, in andere
gebieden is de connectiviteit anders. Het zijn minieme verschillen en men heeft
nog nauwelijks een idee wat voor effect die afwijkingen hebben.
Volgens Barkley is het kernprobleem een gebrekkige inhibitie, dat wil zeggen: het
niet kunnen remmen van gedrag. Deze gebrekkige inhibitie zou volgens nieuwe
wetenschappelijke inzichten ook met motivatie te maken kunnen hebben.
Kinderen die extra beloond worden op een bepaalde test, maakten hem beter,
ondanks hun zwakke inhibitie.de extra beloning laat dit probleem dus gedeeltelijk
verdwijnen.
Bij kinderen met ADHD functioneert het filter (van prikkels) minder goed: hierdoor
komen álle prikkels binnen. Iemand met ADHD kan zich daardoor minder goed
concentreren op een gesprek of een uitleg. Daarnaast is het terughalen van
specifieke informatie voor kinderen met ADHD lastiger, omdat hun brein moeite
heeft relevante informatie te filteren uit alle binnenkomende informatie. Wat
betreft emotionele vaardigheden blijken jongeren met ADHD minder goed in staat
om emoties bij anderen, aan de hand van gezichtsexpressies, te herkennen. Ook
blijken ze minder goed in emotieregulatie.
,ADHD en gedrag
De sterke kanten zijn:
- Het zijn vaak heel enthousiaste kinderen;
- Ze hebben tomeloze energie;
- Ze zijn vaak dol op sport en beweging;
- Ze kunnen zich in bepaalde gevallen heel sterk concentreren
(hyperfocussen);
- Ze zijn vaak spontaan en open;
- Ze zijn vaak heel zorgzaam;
- Ze zijn heel ondernemend;
- Ze hebben vaak veel fantasie;
- Ze hebben een zeer sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel.
Kinderen vallen ook op in de klas. Ze vertonen acting out-gedrag. Jet ziet het, je
hoort het. ADHD wordt daarom ook wel een externaliserende stoornis genoemd.
De kinderen hebben er last van, maar de omgeving lijdt vaak mee. Veel
gedragingen hebben te maken met gebrekkige werkende executieve functies; dat
zijn kort gezegd de processen in de hersenen die je gedrag aansturen en
controleren.
Kinderen die later ADHD blijken te hebben, vallen in groep 1 en 2 al op. Het
drukke, onrustige, impulsieve gedrag is soms zelfs tussen kleuters opvallend. Er
wordt soms besloten deze kinderen een jaar extra te laten kleuteren. Het
argument is dan dat het kind nog erg onrijp is en dat het drukke gedrag een jaar
later licht ‘beter’ is. Bij kinderen met ADHD is het echter geen kwestie van
onrijpheid.
Een aantal specifieke gedragingen van kinderen met ADHD:
- bewegingsdrang: kinderen met ADHD zijn beweeglijk en kunnen heel
moeilijk op hun plaats blijven zitten. De innerlijke drang om te bewegen
merk je vooral bij kleuters. Tegen de brugklas is de bewegingsdrang
afgenomen, maar merk je wel dat ze vaak willen friemelen als zij op hun
plek zitten. Ze kunnen blijven wiebelen en praten veel.
- Impulsiviteit: kinderen met ADHD zijn vaak drukke praters. Ook roepen ze
vaak voor hun beurt door de klas. Dat komt door hun gebrekkige inhibitie
en door het niet goed kunnen inschatten van hun eigen functioneren in
een sociale situatie. Ze dringen zich op in de bezigheden van andere
kinderen en verstoren die dus. Dat leidt tot problemen met
leeftijdsgenoten en heeft tot gevolg dat andere kinderen hen op een
bepaald moment gaan afwijzen en mijden.
- Lage frustratietolerantie: deze kinderen zijn vaak gauw gefrustreerd als
iets niet lukt. Dat komt omdat ze niet of nauwelijks kunnen omgaan met
uitstel. Alles moet nu meteen. Als er iets in de weg staat van dat ‘meteen’,
worden ze boos of raken geïrriteerd.
- Aandacht: kinderen met ADHD missen regelmatig een deel van je uitleg
doordat het hun niet lukt om hun aandacht lang vol te houden. Ze hebben
moeite met het richten en vasthouden van aandacht.
, - Leerprestaties: kinderen met ADHD presteren meestal slechter op school
dan kinderen zonder ADHD. Doordat kinderen met ADHD hun aandacht
moeilijk bij de les houden, missen ze logischerwijs nogal wat leerstof. Als
het kind redelijk intelligent is, kan hij dit gemis een tijd compenseren. Op
een bepaald moment, vaak in de bovenbouw, kan hij echter vastlopen,
omdat hij last krijgt van kennishiaten. Kinderen met ADHD hebben
eveneens moeite met automatiseren, door een minder goed functionerend
werkgeheugen.
- Emotieregulatie: kinderen met ADHD hebben een slechtere
emotieregulatie dan andere kinderen. Zelf geven deze kinderen aan
overspoeld te worden door emoties. Het komt nogal eens voor dat de
uitbarsting van een bepaalde emotie voor ons gevoel buiten proportie is.
Logischerwijze komen ze hierdoor vaak in conflict met hun omgeving. De
emoties kunnen elkaar ook heel snel opvolgen. Ze reageren vaak primair,
en dat komt niet alleen door de verminderde remfunctie maar ook doordat
ze minder interne spraak hebben. Om te besluiten iets te doen of te laten,
overleggen mensen met zichzelf over mogelijke te volgen acties. Dat noem
je interne spraak en die is bij kinderen met ADHD minder ontwikkeld.
Hierdoor kiezen zij eerder een verkeerde oplossing.
- Zelfbeeld: kinderen met ADHD hebben een complex zelfbeeld. Er is vaak
sprake van een lage eigenwaarde door alle negatieve sociale interacties
die ze al hun hele leven meemaken. Toch overschatten sommige kinderen
hun vaardigheden behoorlijk. Waarschijnlijk hopen ze zo dat anderen hen
aardiger vinden en positiever beoordelen.
- Taakvermijdend gedrag: kinderen met ADHD vermijden of hebben een
afkeer van raken die langdurige geestelijke inspanning vereisen, dus
moeilijke en/of saaie opdrachten. Je kunt goed zien wanneer het
taakvermijdende gedrag begint. Het kind gaat dan bijvoorbeeld praten, of
naar het toilet. Vaak gebeurt dat direct na de deels gemiste uitleg.
- Risicogedrag: wat kan wel, wat kan niet? Alle kinderen experimenteren
graag. Handelingen die risicovol lijken, willen ze uitproberen. Kinderen met
ADHD proberen iets als ze aangemoedigd of uitgedaagd worden. Door hun
experimenteergedrag gaan ze verder dan andere kinderen. Ze zullen
dingen doen zonder na te denken over gevaren. Ze leren heel weinig uit
eerder opgedane ervaringen; ‘misschien lukt het vandaag wel’.
Kinderen met ADHD zijn vaak op zoek naar sterke prikkels. Een van de
theorieën is dat een lage activiteit in de prefrontale cortex ervoor zorgt dat
deze kinderen prikkels gaan zoeken.
Een ander mogelijke oorzaak voor risico-zoekend gedrag is dat ze worden
afgewezen door leeftijdsgenoten. Door stoer en gevaarlijk te doen,
proberen ze indruk te maken op anderen om er zo weer bij te horen.
- Motivatie: de innerlijke motivatie om door te werken is bij kinderen met
ADHD over het algemeen kleiner dan bij andere kinderen. Dit is geen
bewuste keuze. Motivatie wordt geregeld in je hersenen, maar kinderen
met ADHD hebben en mindere dopamine-afgifte. De beloningscircuits in