Hoorcollege 1 (4 september ’24): Minderjarigheid
Jeugdrecht
Het jeugdrecht betreft in Nederland een rechtsgebied dat heel klein is begonnen (Kinderwet),
maar inmiddels is het uitgegroeid tot iets wat heel veel omvat. Het is het deel van rechtsregels
dat de relatie van en tot minderjarigen beheerst en soms niet alleen minderjarigen, maar ook
meerderjarigen tot 23 jaar. Het jeugdrecht kan je globaal in twee categorieën uiteen halen. Je
hebt in de eerste plaats heel veel recht dat betrekking heeft op ieder kind in normale situaties.
Denk hierbij aan minderjarigheid, naam, nationaliteit, afstamming, adoptie, gezag, deelgezag
(bestaat niet, maar willen wel veel mensen), participatierecht (verdragsrechtelijke recht om
mee te mogen doen als er een beslissing over je wordt genomen, hoorrecht is hieruit afgeleid).
We hebben ook nog een enorm samenstel van regels dat betrekking heeft op kinderen in een
abnormale situatie. Daarbij moet je denken aan het kinderbeschermingsrecht en het
jeugdsanctierecht/jeugdstrafrecht. Al die regels komen ergens vandaan, in onze nationale
wetgeving is bepaald niet de enige en zeker niet de belangrijkste bron. Veel regels komen
voort uit internationale verdragen, internationale standaarden en vooral veel jurisprudentie die
door het EHRM is ontwikkeld.
- Jeugdrecht omvat alles wat verdrag en wet regelt ten aanzien van minderjarigen en
jongmeerderjarigen en soms ten aanzien van meerderjarigen tot 23 jaar;
- Jeugdrecht is ingewikkeld technisch recht; maatschappelijk zeer relevant;
- In deze cursus is er een afbakening tot het verdragsrecht, het Burgerlijk Wetboek, het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
- De Jeugdwet, het Wetboek van Strafrecht en de daarbij behorende
uitvoeringsregelingen;
Samenvattende terugblik op de ontwikkeling van het jeugdrecht
Aan het einde van de 19e eeuw vond er een versnelde ontwikkeling plaats in het denken over
kinderen en hun rechtspositie. Die aandacht gaat dan vooral nog uit naar het verwaarloosde
kind. Je moet dan denken aan een in 1986 voorgestelde wijziging van het BW om tot
invoering van een Kindbeschermingsmaatregel te komen. De aandacht voor de rechtspositie
van kinderen staat dus volledig nog in het teken van: hoe voorkom je dat kinderen
strafschuldig/crimineel worden? Hoe haal je het kind uit de verwaarloosde opvoedingssituatie
om zo criminaliteit te voorkomen. Dat is de grondslag om bijvoorbeeld het volwassenrecht
niet meer van toepassing te verklaren op kinderen. Deze gedachten passen in de tijd, zie ook
Oliver Twist van Charles Dickens waarin hij beschrijft hoe de workhouses eigenlijk de
vooropleiding voor criminaliteit betrof. Die ideeën over hoe je kind uit die verwaarloosde
opvoedingssituatie kan halen en het niet toepassen van het volwassenenstrafrecht en het idee
om iets te doen aan kinderbescherming is overgewaaid uit Amerika. Daar liep men op ons
vooruit met de zogeheten ‘Juvinile Courts’, die eind 19 e eeuw zijn opgericht om als een soort
ouders van de natie te waken over de afhankelijke en hulpbehoevende jeugd en die ook zou
moeten ingrijpen als er misbruik van gezag wordt gemaakt of in zorg van de kinderen ernstig
werd tekortgeschoten.
- De rol van de “Juvenile Courts” aan het eind van de negentiende eeuw in Amerika
- Die als “parens patriae” zouden moeten waken over afhankelijke, hulpbehoevende en
onaangepaste jeugd;
- Niet zozeer uit compassie, maar om de samenleving te beschermen tegen criminaliteit
door die in het latere leven van de jeugdige;
Invloed Amerikaanse Juvenile courts
,Die invloed moet niet worden onderschat, het heeft de basis gelegd van de eerste
kinderbeschermingsmaatregel die in Nederland in 1922 is ingesteld, de ondertoezichtstelling.
En met de invoering van de ondertoezichtstelling werd ook het instituut de kinderrechter
ingevoerd. Daarmee is in Nederland de basis gelegd voor het jeugdrecht. De ontwikkeling
daarvan heeft eigenlijk tot ver in de vorige eeuw in de handen gelegen van de kinderrechter.
Dat kwam omdat die kinderrechters niet alleen rechtsprekende taak hadden (nemen van
beslissingen), maar ook uitvoerende taak (ze bepaalden wat de genomen maatregel inhield.
Dat is heel lang doorgelopen en is eigenlijk wel heel vreemd, want als je kijkt naar de
problematiek zoals hij nu in het jeugdrecht vooral vooropstaat dan zien we hele andere
problemen dan in de vorige eeuw. Nu worden kinderbeschermingsmaatregelen veelal
genomen tegen de achtergrond van scheidingsproblematiek van ouders, de zogeheten
copingproblematiek (hoe gaat een kind om met stress en emotie doordat de ouders gaan
scheiden en evt. nieuwe gezinnen gaan vormen?). Die problematiek kenden we niet in de
vorige eeuw. Het is heel bijzonder dat we nog steeds in een stelsel wat begin vorige eeuw is
ontwikkeld nu jeugdrecht toepassen, jeugdrecht in de zin van kinderbeschermingsrecht. Dat
betekent niet dat het jeugdrecht niet is gewijzigd, vooral in de tweede helft van de vorige
eeuw ontwikkelde zich inzichten over mensenrechten in het algemeen.
- Het is de invloed van wat in Amerika aan gedachten en opvattingen is ontwikkeld, die
mede verklaart dat de wetgeving aan het einde van de 19e en begin 20e eeuw zich
richt op het beëindigen beperken van wat nu het ouderlijk gezag;
- Illustratief is de invoering van de maatregelen van de “ontheffing en ontzetting” uit het
“vaderlijk gezag” in 1901 en bijvoorbeeld de beperking van dat gezag door de
“toevertrouwing” en bijvoorbeeld de dissertatie van J.A. Verschuer,
“Kinderrechtbanken”, dissertatie, Utrecht 1912, p. 277 e.v.
- Daarin wordt gepleit voor een “speciale kinderrechter” die ambtshalve bevoegdheden
en de leiding krijgt over de ondertoezichtstelling;
- Wat leidt tot de wet van 5 juli 1921 waarin die kinderrechter er komt en zo ook de
ondertoezichtstelling die het gezag van ouders over hun kinderen beperkt;
Tweede helft vorige eeuw
Die inzichten waren bepalend voor hoe we ook naar kinderen gingen kijken en hun
ontwikkeling. Je ziet dat het jeugdrecht veel meer is gaan omvatten dan alleen het nemen van
kinderbeschermingsmaatregelen. Dat komt met name omdat de samenleving is gewijzigd na
WOII. De samenleving veranderde snel en daarbij viel op dat de overheid in toekomende
mate greep kreeg op het alledaagse leven van burger. Daar getuigd ook veel wetgeving van,
de overheid regelde bijvoorbeeld de rechtsverhouding tussen scheidende echtgenoten, de
rechten die na scheiding ontstaan als het gaat om gezag en opvoeding van kinderen, etc. Die
invloed leidt ook tot een tegenreactie, die wordt meest zichtbaar bij hippiecultuur eind jaren
‘60 (tegen kapitalistische samenleving). Niet alleen in VS maar ook in Nederland ontstaat een
tegencultuur, een maatschappij kritische houding. De toegenomen welvaart maakt het
mogelijk dat volwassenen financiële ruimte en daarmee meer tijd krijgen om na te denken en
kritischer te worden. Dit samenstel van factoren leidt tot een algemene roep om begrenzing
van de steeds toenemende invloed en aanwezigheid van de overheid. Die roep zie je terug in
de ontwikkeling van het EVRM en vooral de interpretatie daarvan van EHRM. De invloed
van de rechtspraak van het EHRM moet niet worden onderschat, zeker niet als het gaat om de
bescherming tegen overheidsinmenging in het gezinsleven. Het gaat om rechtspraak die
bijvoorbeeld leidt tot het inzicht dat het nemen van kinderbeschermingsmaatregelen ingrijpt in
het leven van ouders en dat je ouders misschien moet betrekken in het strafvorderingsproces
en later ook tot het inzicht dat je misschien kinderen in het besluitvormingsproces moet
betrekken. Verdragsrechtelijk blijft het niet bij het EVRM. We krijgen ook nog het IVRK.
,Ook dat verdrag heeft betekenis voor de rechtsontwikkeling, zij het in veel mindere mate dan
het het EVRM dat kennelijk veel eerder wordt aangegrepen door rechters.
- Een snel veranderende samenleving, spanningsveld tussen een overheid die meer grip
krijgt op het leven van individuen;
- De tegenreactie jaren zestig en zeventig, met als gevolg een sterk veranderend denken
over gezag, hiërarchie, instituties, en maatschappelijke verhoudingen in het algemeen;
- De opkomst van het EVRM en de rechtspraak van het EHRM leidend tot begrenzing
van de toenemende invloed van de overheid;
Invloed EVRM en EHRM
Als je het hebt over de invloed van het EVRM en de rechtspraak van het EHRM (geldt ook
voor het IVRK) dan moet je goed voor ogen houden dat Nederland een land is dat een open
houding inneemt ten aanzien van internationaal recht. Dat zie je terug in art. 93 en 94 Gw, die
met zich brengen dat dit soort verdragen inherent onderdeel worden van de Nederlandse
rechtsorde, ze hebben directe werking, een burger kan er een beroep op doen.
- Invloed EVRM en EHRM is groot. Leidt tot bijvoorbeeld tot het inzicht dat ouders en
kinderen betrokken moeten worden in het beslissen, bijvoorbeeld over het nemen van
kinderbeschermingsmaatregelen;
- Waarom is invloed verdragsrecht in Nederland zo groot
Ontwikkelingen deze eeuw
Als we kijken naar deze eeuw dan hebben we totaal nieuwe ontwikkelingen die ook bepalend
zijn voor hoe het jeugdrecht zich heeft ontwikkeld. Het gaat dan bijvoorbeeld om het
onderkennen en erkennen van andere dan traditionele gezinssituaties. Het zijn allemaal
voorbeelden een enorme impuls hebben gegeven tot heel veel nieuwe wetgeving. Het zijn
ontwikkelingen die die anders dan de tweede helft van de vorige eeuw niet voorkomen uit het
internationale recht en het denken over mensenrechten, het zijn typisch Nederlandse
ontwikkelingen. Het zijn tegelijktijdig wel opvattingen die niet voortkomen uit het
internationale recht, maar waarvan iedereen wel vindt dat ze op grond van internationale recht
tot wetgeving zouden moeten leiden.
- Het jeugdrecht volgt maatschappelijke ontwikkelingen. Het is daardoor een dynamisch
rechtsgebied. Daarvan getuigt veel relatief recente en aankomende wetgeving;
- Bijvoorbeeld de Wet lesbisch ouderschap (2014); Jeugdwet, (2015); Wet herziening
kinderbeschermingsmaatregelen(2015); Wet tegengaan van huwelijksdwang (2015);
De Wet zorg en dwang en de Wet verplichte ggz (2020); de wet Introductie
gecombineerde geslachtsnaam (2024)
- De ontwerpwetsvoorstellen draagmoederschap en deelgezag, en de transgenderwet;
Internationale normen
- Het mondiale Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK)
Burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten
- Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met name art. 1 jo. art.
1 Eerste Protocol, 2, 6 en 8:
Respect voor het (privé)leven, familie-en gezinsleven, woning en
correspondentie, toegang tot de rechter, verbod discriminatie; restrictief en
proactief overheidsingrijpen, bescherming eigendom
- Verhouding tot nationale wetgeving: art. 93, 94 en 120 Gw
Het IVRK
, We hebben allereerst het wereldwijd geldende IVRK. Dat is een bijzonder verdrag, het omvat
namelijk veel meer dan we in traditionele verdragen zien. Het IVRK is veel anders, dat komt
omdat het allerlei verplichtingen oplegt aan eenieder, niet alleen aan de overheid. Als je kijkt
naar hoe het kinderrecht zich heeft ontwikkeld dan zie je dat die rechten altijd werden gezien
als een soort afgeleide van de rechten van de ouders. Dat is in het IVRK wezenlijk anders. Het
is het enige verdrag dat het kind ziet als rechtssubject, het maakt geen onderscheid tussen
meer- en minderjarigheid. Het kind kan net als een volwassene drager zijn van eigen rechten
en plichten. Dat maakt het een moeilijk verdrag, ook omdat het daardoor allerlei normen en
opvattingen als bepalingen neerlegt die wij als juristen niet meteen kunnen plaatsen. Een
belangrijke bepaling in dat verband is art. 3. Dat regelt dat je bij iedere beslissing over een
kind of die een kind kan raken het belang van het kind een overweging van de eerste orde is.
We hebben ons in Nederland heel lang ertegen verzet dat die bepaling directe werking zou
krijgen, want het is zo’n open norm die daarom lastig is toe te passen. Wat is het belang van
het kind?
- Geldt in Nederland sinds 8 maart 1995;
- Bevat eenieder verbindende bepalingen en gaan voor nationale wetgeving (art. 93 en
94 Gw), met name: art. 3, 5, 7 t/m 9, 12 t/m 14, 16, 37 en 40 lid 2.
- Niet alleen de burgerlijke en politieke rechten, maar ook de economische, sociale en
culturele rechten.
- Art. 3 IVRK: belang van kind vormt bij maatregelen betreffende kinderen altijd de
eerste overweging
- VN-Comité voor de Rechten van het Kind dat ‘General Comments’ geeft. Dat is ‘Soft
law’, dat een verhelderende en sturende invulling geeft aan normen en vanwege hun
gezag, rechtsgevolg hebben. ‘Soft Law’ is niet juridisch bindend
Het EVRM
Dit is een veel traditioneler gedrag. Het komt uit de tijd dat kinderen bepaald niet werden
gezien als rechtssubject, het woord kind komt niet voor in dat verdrag. Die rechtsontwikkeling
was toen nog niet voltooid. Dat is vreemd, want het EVRM is eigenlijk allesoverheersend in
de ontwikkeling van het jeugdrecht. Dat komt door het EHRM. Het EHRM interpreteert de
bepalingen uit het EVRM en dat doet ze in een bepaalde richting. Als het gaat om
kinderrechten dan incorporeert het EHRM het IVRK. Dat is eigenlijk een kindspecifieke
interpretatie zoeken van heel algemene bepalingen uit het EVRM aan de hand van bepalingen
uit het IVRK.
- Vanaf 4 november 1950 open voor ondertekening en dus geschreven in een tijd dat
kinderen nog niet werden gezien als rechtssubject of houders van individuele rechten.
De opstellers hadden kinderen niet in gedachten en kinderen werden toentertijd gezien
als dragers van specifieke rechten, afgeleid van de rechten van hun ouders;
- Daarom is rechtspraak van het EHRM belangrijker dan de tekst van het verdrag;
- IVRK werkt door in de rechtspraak van het EHRM, doordat het hof bij de interpretatie
van het EVRM veelal uitgaat van de bepalingen uit het IVRK;
- De rechtspraak van het EHRM in de afgelopen zeventig laat een rechtsontwikkeling
zien van het kind als drager van specifieke rechten naar een kind als volwaardig
rechtssubject
Minderjarigheid
Minderjarigheid na geboorte
Wie is minderjarig?
- Van 25 naar 23 (1809) naar 21 (1901) naar 18 jaar (1988, art. 1:233 BW);