PVHP WG 5.1
1. Bestudeer Los, E. (2012). De canon van het onderwijs. Boom en Ernst Mulder (1998)
Patterns, Principles, and Profession: The Early Decades
of Educational Science in the Netherlands, Paedagogica Historica
Check!
2. Beschrijf in 200 woorden wat de pedagoog Kohnstamm voor de academische pedagogiek
heeft betekend alsook voor de Nederlandse pedagogische beroepspraktijk.
- Kohnstam en de academische pedagogiek: Kohnstam geloofde, ondanks zijn empirische
achtergrond, dat pedagogiek in de eerste plaats een ethische wetenschap is. Dit onderscheidt
pedagogiek van andere wetenschappen. 'Empirisch onderzoek moet altijd de ontwikkeling
van kinderen en hun potentieel dienen. Dit soort educatie vergt altijd morele overwegingen en
vandaar een kijk op de wereld'. Dit zijn de limieten van wetenschappelijk onderzoek (Mulder,
1998).
- Kohnstam en de beroepspraktijk: Kohnstam was dankzij zijn empirisch getest theorie
betrokken op de volgende theoretische conflicten: het conditioneren van een kind versus
educatie, de doceerbaarheid van IQ en het kind als een aparte categorie. Kinderen waren
volgens hem onaf en de mens ontwikkelde zich zijn hele leven lang. De limieten van
ontwikkeling worden bepaald door biologische overerving, de maatschappij en door de kijk
op de wereld. Hij was tegen het idee van gefixeerde, individuele, cognitieve eigenschappen.
In het artikel vind je meer over hoe de pedagogen keken naar Kohnstamm's theorie in het
debat van educatie en habituatie (zie hieronder het idee over opvoeding). Hij was eerst
enthousiast over de IQ test, maar al gauw was hij hiertegen door de meetbare eigenschappen.
Op het einde van het artikel zeggen ze nog iets van Kohnstamm's houding tegenover het
Darwinisme. Hij zag de mens als een superieur wezen t.o.v. dieren, omdat zij wel over een
(aangeleerd) IQ beschikten. Apen konden wel over een IQ beschikken, maar dat kostte
training. Hierdoor negeerde hij een belangrijk deel van de evolutietheorie van Darwin. In de
verzuilde samenleving was hier sowieso weinig aandacht voor door de confessionelen. De
Nederlandse pedagogiek ontwikkelde zo op zichzelf en mist een onderdeel in het bio-
psychologische debat. Pedagogiek blijft zo de studie van hoe volwassenen invloed hebben op
kinderen. (Mulder, 1998).
De pedagogen in Nederland geloofden meer in NURTURE (opvoeding). Kinderen
kregen belangrijke deugden mee in religieuze opvoeding om het karakter te vormen. Hierbij
werden theorieën van habituatie en conditionering aangehangen. Echter geloofde Kohnstamm
er niet in dat het drillen van kinderen kon zorgen voor autonome wezens. Verder deden zij
uitspraken over de belangrijkste taak van school. Dit was zeker een discussie in de verzuilde
samenleving. Volgens hen moest de school het kind dingen leren, die niet geleerd konden
worden in de familie setting. Hierbij kwam het vernieuwingsonderwijs om de hoek kijken.
Zij vonden zelfactiviteit belangrijk, maar ze vonden het onderwijs van Ellen Key weer
overdreven, omdat ze niet vonden dat het kind het onderwijs moest aansturen. Kohnstamm