SAMENVATTING OMGANGSKUNDE EN
COMMUNICATIE
HOOFDSTUK 1 OMGANGSKUNDE
Waarom het vak omgangskunde?
Omgangskunde = wetenschap van het omgaan met mensen. Het gaat om het aanleren van goede omgangsvormen en
heeft betrekking op zowel jezelf als een ander.
Zaken die van belang zijn:
Jezelf beter leren kennen in omgangssituaties:
o Leuke en minder leuke ervaringen
o Je mogelijkheden
o Je beperkingen
o Je emoties
o Je behoeften en voorkeuren
o Je opvattingen en houdingen
o Je lichaam en beleving hiervan
Kennis hebben over een ander. Hiervoor zijn van belang:
o Goed opletten (observeren)
o Kijken (waarnemen)
o Luisteren
Het menselijk gedrag gedrag willen verklaren gedragsdeterminanten
Innerlijke factoren van gedrag:
- Lichamelijke invloeden : honger, dorst, pijn etc.
- Sociale invloeden : opvattingen door anderen, groepsgedrag
- Geestelijke invloeden: gevoelens, angst, woede, vreugde etc.
Omgevingsfactoren van gedrag:
- Fysische omgeving: natuur, omstandigheden waarin geleefd wordt.
- Sociale omgeving: mensen om ons heen, woonomgeving etc.
Redenen waarom gedrag van mensen soms moeilijk te begrijpen is:
Mensen geven zich niet makkelijk bloot
Mensen houden lang vast aan een eerste indruk
Mensen zien wat ze willen zien
Mensen spelen vaak in een rol waardoor het werkelijke gedrag anders is dan wat waargenomen wordt.
Omgangskunde en omgangsvormen
Gedragsregels hebben bijvoorbeeld betrekking op:
- Hoe je kennismaakt met anderen
- Hoe je mensen ontvangt
- Kleding die je draagt in bepaalde situaties
- Je gedrag in openbaar vervoer, school, werk etc.
verschilt door gezin en opvoeding.
Manier waarop we met elkaar omgaan afhankelijk van:
De tijd waarin we leven
Onze woonomgeving en cultuur
Onze leeftijd
De situatie waarin we verkeren.
Omgangskunde en sociale vaardigheden
Sociale vaardigheden waarover je moet beschikken als je goed wil leren omgaan jezelf en anderen:
, Een gesprek kunnen beginnen
Goed naar een ander kunnen luisteren
Je kunnen inleven in een ander, empathie tonen
Weten hoe je conflicten kunt oplossen
Kunnen rapporteren
Hulpverlening
Hulp verlenen welzijn van een ander verhogen.
Vervelende uitwerking hulpvrager kan gevoel krijgen afhankelijk te worden van anderen waardoor zelfrespect een
knauw krijgt gevoel hulpeloosheid en minderwaardigheid.
Menselijke behoeften
Rangschikking behoeften volgens Maslow in volgorde van belangrijkheid:
1. Lichamelijke behoeften
2. Veiligheid
3. Houden van en behoren tot
4. Zelfbevestiging
5. Zelfverwerkelijking jezelf ontwikkelen.
De hulpverlener
Jezelf als instrument goed weten wat je goede en mindere kwaliteiten zijn bewust zijn van je eigen normen en
waarden.
Aspecten omgangskunde die in beroepshouding regelmatig terugkomen:
Inlevingsvermogen empathie anderen zo goed mogelijk begrijpen niet teveel want dan ben je niet meer
in staat de juiste hulp te bieden.
Warmte en zorg vriendelijkheid en zorgzaamheid uitstralen glimlachen, oogcontact, attent gedrag toon
betrokkenheid en interesse.
Openheid wekt vertrouwen. Geloofwaardig over komen door houding aan te passen op wat je zegt en denkt.
Belangstelling respecteren en in eigen waarde laten.
, HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELING VAN KINDEREN TOT 12 JAAR
Ontwikkeling: De kans krijgen zich te ontplooien, het verloop van het leven.
Jonge leeftijd fundament voor heel veel latere ontwikkeling.
Ontwikkeling is een voortdurende verandering elke dag nieuwe ervaringen.
Ontwikkelingsfactoren
5 factoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van een mens:
1. Aanleg Uiterlijk van belang voor persoonlijkheidsontwikkeling. Kan gehinderd worden in sociale contacten of
juist zelfvertrouwen opwekken.
2. Omgeving Culturen hebben eigen regels en patronen van normen en waarden, stelt eisen aan individu.
3. Rijping Moment waarop kind is staat is tot iets. Eerst rijpen, dan leren.
4. Leerprocessen Je leert overal andere dingen. Werk, school, omgeving etc.
5. Zelfbepaling keuzes en beslissingen maken invloed rest leven.
De aspecten van ontwikkeling
1. Lichamelijke ontwikkeling Groei organisme, ontwikkeling zintuigen en motoriek.
2. Seksuele ontwikkeling Ontwikkeling geslachtskenmerken en gedrag seksualiteit.
3. Cognitieve ontwikkeling Geestelijke ontwikkeling, alles met taal, leren, denken en geheugen.
4. Persoonlijkheidsontwikkeling Eigenschappen die individu maken tot wie hij/zij is.
5. Sociale ontwikkeling Ontwikkeling in omgang met anderen
Levensjaren Ontwikkeling Levensjaren Ontwikkeling
Conceptie – geboorte Prenatale fase 12-17 jaar Puber
0-1 jaar Baby 17-20 jaar Adolescent
1-4 jaar Peuter 20-65 jaar Volwassene
4-6 jaar Kleuter 65+ jaar Oudere mens
6-12 jaar Schoolkind
Prenatale fase: moment van bevruchting tot en met de geboorte. Onderverdeeld in 3 fasen:
Fase Periode Ontwikkeling
Ovumperiode 0-14 dagen na bevruchting Klompje cellen hecht aan
baarmoederwand
Embryoperiode 2-8 weken na bevruchting Ontwikkeling tot embryo van 3
cm, alle anatomische structuren
in aanleg aanwezig.
Foetusperiode 2e maand tot geboorte Verdere ontwikkeling van
anatomische structuren en
organen
Erfelijke factoren eigenschappen overgedragen door chromosomen en genen
Niet-erfelijke factoren invloed op verdere ontwikkeling kind:
o Slechte leefgewoonten moeder (drank, roken drugs)
o Ziekten moeder (rode hond)
o Vroeggeboorte
Ontwikkelingen in verschillende fases:
Baby Peuter Kleuter Schoolkind
(0-1 jaar) (1-4 jaar) (4-6 jaar) (6-12 jaar)
,Lichamelijke - Geboortegewicht verdrievoudigd
- Lichaamsverhoudingen
- Sterke ontwikkeling motoriek
14 maanden lopen
-Onderlichaam groeit sneller
dan bovenlichaam, 12-15 cm
-Groei verloopt evenwichtig,
maar minder snel
Ontwikkeling veranderen belevingswereld anders. per jaar slankere volwassener verhoudingen.
- Eerste bewegingen zijn reflexen, - Gelijkmatige toename lengte en lichaamsvorm. - Gezicht krijgt expressievere
verdwijnen na 3-4 maanden. gewicht - Begin kleutertijd melkgebit uitdrukking door kaakgroei
- Zenuwstelsel en spieren - Volgroeiing beenderstelsel compleet, eind kleutertijd veroorzaakt door wisselen
ontwikkelen motoriek ontwikkelt botten harder, melkgebit verlies eerste tand. tanden.
-1e maand scheel door gebrek compleet met 3 jaar. - Handelingen steeds beter
controle op oogspieren. 2e maand - Zenuw- en spierstelsel gecoördineerd.
gezichten kijken op 20cm afstand, motorische handelingen beter - Handbewegingen verfijnd
beter scherp stellen, oogcontact coördineren rennen, klimmen, ontwikkeling fijne motoriek.
maken. Voorwerpen volgen, springen. - Waarneming omgeving
contrast donker en licht. 3e maand - Fijne motoriek ontwikkelt zelf verandert door toename
kleur zien. 3e /4e maand eten en drinken zelfstandiger. lengte en ontwikkeling
gezichtsvermogen volledig zintuigen wordt ook
ontwikkelt. preciezer en
gedifferentieerder.
Seksuele -Aanraking met de huid wordt als
prettig ervaren. Het kind wil alles
-Aandacht voor het lichaam
huid en geslachtsdelen bevoelen.
-Meer aandacht voor
geslachtdelen van eigen en
- Seksuele voorlichting
erectie, menstruatie etc.
ontwikkeling in de mond stoppen. Geef -Anale fase aandacht van anderen nieuwsgierig - Eerste verliefdheid
lustgevoel orale fase ontlasting naar verschil jongens en - Trots op lichaam aan
meisjes fallische fase. elkaar laten zien.
Cognitieve 0-6weken huilen 6e week
anders van toon. Ouders stem
- Vooruitgang taalgebruik enorm
grotere woordenschat
-Leren op speelse wijze door
gevaarlijk bezig te zijn.
- Moet schoolrijp zijn
verstandelijke ontwikkeling
ontwikkeling herkennen, onderscheid maken zinnen vormen 3/4 jaar beter - Taal niet langer alleen motoriek, zintuigen e.d.
moedertaal en vreemde taal. leren, denken en waarnemen. communicatief ook voor voldoende ontwikkeld.
6 weken-4 maanden - Ontwikkeling begrip later ervaringen ordenen, - Simpele verbanden leggen
vocaliseren vaker wakker en fijner onderscheid maken redeneren en problemen op zoek naar oorzaken en
rondkijken, geluidjes maken. differentiëren. oplossen waarom vragen verklaringen
Reageren op stemmen van - Beheerst meer begrippen - toename in kennis regels,
anderen. Globaal gaat over in concreet begrippen , symbolen etc.
4-8 maanden brabbelen meer woorden Langere - kunnen op meerdere zaken
uitgebreidere variatie van zinnen. tegelijk concentreren door
vocaliseren, spelen met lippen en -Grote fantasie sneller kunnen wisselen van
tong. 5e maand herkennen manier gevoelsleven ontwikkelt aandachtspunt
van spreken eigen emoties verwerken en - zelf ideeën ontwikkelen
(goedkeurend/verbiedend). 7e inzicht wereld volwassenen. -Geheugencapaciteit wordt
maand woorden imiteren. groter meer onthouden
8-12 maanden praten door langere concentratie
bewust juiste woorden gebruiken - Ontdekkingsdrang
Eerste woordjes tussen 10-20
maanden. Reageren korte
opdrachtjes.
Persoonlijkheid Er ontstaat hechting met de
persoon die het kind verzorgt 4
- Grotere exploratiedrang
grenzen en wensen stellen
-Grote verscheidenheid in
gedrag kleuters beïnvloedt
- Meer behoefte eigen gang te
gaan.
ontwikkeling stijlen zie onderstaand. leren van goed en kwaad door door rijping, imitatie en - Zelfrespect wordt groter
reactie van anderen. identificatie. gevoel van eigenwaarde.
- Zelfstandig ikbesef eigen - Ontwikkeling - Identificatie op basis van
wil ontwikkelt verzetsfase prestatiemotivatie. iemand die het kind
- Identificatie met anderen, eerste -Angst bewondert.
jaren vooral imitatie. afweermechanismen - Ontwikkelen vooroordelen
regressie/projectie gedrag jongens/meisjes
- Objectgehechtheid
- Imiteren gedrag, vooral van
zelfde geslacht.
- Het geweten vormt zich
Sociale Contact d.m.v. brabbelen,
aanraken, glimlachen.
-1,5/2 jaar naast elkaar spelen
i.p.v. met.
-Leren van omgang met
anderen vriendschappen
-Veel nieuwe contacten
- Bij de groep willen horen
ontwikkeling In loop van de maanden - Omgeving ontdekken nieuwe sluiten. plaats in de groep.
ontwikkeling van hechting. Kan vaardigheden herhalen - In staat rekening te houden - Jongens en meisjes meer
eenkennig worden en - Socialiseren wat met elkaar. afzonderlijk spelen
scheidingsangst ontstaan. aanvaardbaar in samenleving. - Naast elkaar spelen wordt - Rages
- Steeds minder moeite met samenspelen.
tijdelijke scheiding. - Prestatiegericht kunnen
- Leren wat wel en niet prettig is niet makkelijk spel
en leren rekening te houden met onderbreken.
een ander. - Tijdsbesef
Verschillende hechtingsstijlen:
1. Zekere stijl zeker van zichzelf, geen twijfels over anderen, interacties met vertrouwen tegemoet.
2. Vermijdende stijl individu zeker van zichzelf, vermijd persoonlijk contact met anderen. Streven naar
onafhankelijkheid.
3. Gepreoccupeerde stijl streeft naar persoonlijk contact met anderen, twijfelt aan zichzelf.
4. Angstige stijl twijfelen aan zichzelf en anderen. Angst bedrogen of gekwetst te worden. Vermijden
persoonlijke contacten.
, Fasen van hechting die invloed hebben op sociale gedrag kind:
1. Pre-attachment Eerste weken baby. Kind kan individuen nog niet onderscheiden, wel gevoelig prikkels.
2. Attachment in wording 5 weken – 5 maanden onderscheid tussen mensen waarmee regelmatig contact.
Herkent stemmen en reageert hierop.
3. Echt attachment 6-7 maanden hechting aan één of meerder personen. Kan eenkennig worden en
scheidingsangst ontstaan.
Verzetsfase bevordert zelfstandigheid kind.
Wijze waarop en mate waarmee agressie tot uiting komt afhankelijk van:
Intensiteit van het motief
Frustratie die kind op doet in de omgeving
Waarneming en imitatie agressief gedrag van anderen
Angst en schuldgevoel, die samengaan met uiten van agressie.
Redenen intense angst bij kinderen:
Te hoge eisen aan kinderen gesteld
Strenge straffen en beperkende opvoeding
Harde, negatieve oordelen van ouders over het kind
Wisselende aanpak kind.
Regressie gedrag vertonen van een fase die een kind eigenlijk al achter de rug heeft.
Projectie handeling aan ander mens of pop of knuffel toeschrijven.
Invloeden op het kind
Factoren die een belangrijke invloed hebben op de sociale ontwikkeling bij kinderen tot ongeveer 12 jaar:
Gezin emotionele geborgenheid. Behoefte niveaus bevredigen afhankelijk van:
o Kind verworpen of geaccepteerd
o Manier leidinggeven gezag
o Goede communicatie
Plaats in de kinderrij plaats rij broertjes/zusjes oudsten kunnen verantwoordelijk voelen voor jongere
kroost, jongsten kunnen langer klein gehouden worden. Geeft wel gelegenheid tot samenspelen, maar kan ook
jaloezie opwekken.
School veel landen kinderarbeid. In NL in derde jaar leerbekwaam zijn.
Leeftijdgenoten omgang van belang voor veel redenen:
o Leert zich meten met anderen, voor zichzelf op komen
o Leren hoe te gedragen in groepen, vriendschappen sluiten
o Identiteit bepalen door reacties leeftijdsgenoten.
Maatschappij cultuur verschillen
HOOFDSTUK 3 ONTWIKKELING VAN PUBERS EN ADOLESCENTEN
Puber (12-17 jaar) Adolescent (17-20 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling - Versnelling groei seksuele rijpingsproces hormoon
stimuleert activiteit geslachtklieren of gonaden
-Voltooiing lichamelijke groei
productie geslachtshormonen.
- Tweede groeispurt groei beenderen en spieren
Jongens: tussen 10,5-16 jaar, gemiddeld 11,5 jaar
Meisjes: tussen 7,5 en 11,5 jaar, gemiddeld 10,5 jaar
Seksuele ontwikkeling Meisjes:
- 8-18 jaar geslachtsrijp
- Behoefte aan vaste relatie, samenwonen, trouwen,
kinderen.
- 8-13 jaar ontwikkelen tepels - Sommigen willen nog niet aan verantwoordelijkheid
- 10-13 jaar schaambeharing denken.
- 8-18 jaar bindweefsel borsten neemt toe ronding -Seksuele voorlichting op scholen meer kennis
- gem. 13 jaar 1e menstruatie (=menarche) anticonceptie.