Nieren en urinewegen HC’s
Hoorcollege 1 2
Hoorcollege 2 & 3 7
Hoorcollege 4 12
Hoorcollege 5 16
Hoorcollege 6 20
Hoorcollege 7 29
Hoorcollege 8 33
Hoorcollege 9 37
Hoorcollege 10 41
Hoorcollege 11 51
Hoorcollege 12 56
Hoorcollege 13 62
1
,Hoorcollege 1
Bouw nieren en urinewegen
De nieren hebben meerdere functies:
Excretie
- metabolieten
- medicijnen, toxinen
Homeostase
- volume (bloeddruk)
- osmolariteit
- elektrolyten
- bloed pH
Endocrien
- erytropoëtine
- renine (RAAS)
- prostaglandine
- calcitriol (vit D)
De nieren ontwikkelen eerst in de meest craniale regio, de cervicale regio van de pronefros.
De pronefros wordt wel aangelegd, maar wordt niet functioneel bij zoogdieren. De aanleg is
nodig om allerlei andere ontwikkelingsstappen te induceren, maar het wordt geen
functionele nier. Het mesonefros, dit wordt ook wel de oernier genoemd, en deze wordt
embryonaal wel functioneel, deze maakt dus wel urine tijdens het embryonale leven.
Vervolgens wordt de ontwikkeling van de nieren afgesloten, met de definitieve nier, dus als
de embryonale fase voorbij is, dat is de metanephros en die ontstaat meer in het
bekkengebied. De metanephros vormt de definitieve nier als je het hebt over zoogdieren en
vogels. Bij de amfibieën en vissen speelt de mesonephros een veel belangrijkere rol, maar
eigenlijk hebben vissen en amfibieën een opistonephros wat een tussenvorm is van de meso
en metanephros.
De mesonephros heeft ook een eigen afvoergang, deze heet de ductus mesonephricus.
Metanephros krijgt een afvoerbuis en deze heet de ureter.
2
,De ductus mesonephricus gaat aansluiten op de cloaca, wat ervoor zorgt dat de cloaca zich
opdeelt in een anale opening en een urogenitale sinus. Uit de urogenitale sinus gaat de blaas
ontstaan.
Wanneer de ductus mesonefros de cloaca raakt ontstaat er een reactie, er worden allemaal
signaalstoffen door het cloaca (endoderm) gestuurd, waardoor er een ureterknop ontstaat.
Een mesodermale structuur gaat zich aansluiten op een endodermale structuur, wat leidt tot
reacties en dus het aanzetten van de ductus mesonephricus tot het maken van een
ureterknop.
Uit de ureterknop groeit een buisje, die richting het gebied van de metanephros en deze buis
vormt de ureter (urineleider).
Zodra de ureterknop bij het metanephros weefsel aan komt, het weefsel wordt ook wel
metanefrogeen blasteem genoemd, dan ga je inductie zien en dan worden er signalen
afgegeven dat de knop moet gaan vertakken. Uit al die vertakkingen ontstaan die
nierbuisjes/nefronen. Een deel van de nierbuisjes ontstaat uit de ureterknop, en een deel uit
het metanefrogeen blasteem. Alle vertakkingen van de ureterknop induceren ook dat er
buisjes worden gevormd in het weefsel, en deze
buisjes vormen weer nefronen en uiteindelijk
ook het kapsel er om heen.
De nieren ontstaan in het metanefrogeen blasteem, in het bekkengebied. Het embryo gaat
groeien en de nier gaat dan migreren, dit is een passieve migratie. De nier beweegt niet actief
naar voren, maar blijft eigenlijk zitten en het caudale deel van het embryo gaat groeien,
waardoor de nieren steeds relatief meer naar voren gaan. De nieren ontwikkelen dus in het
bekkengebied, maar liggen uiteindelijk veel cranialer in de buikholte.
Ze ontstaan dus retroperitoneaal en dorsaal, maar komen relatief gezien steeds verder
craniaal te liggen. Bij de meeste diersoorten ligt de rechter nier net wat meer naar craniaal
dan de linker nier.
Bij het rund worden de nieren een klein beetje verschoven door de grote pens, de linker nier
komt veel verder naar rechts te liggen.
3
, De nieren zien er in het begin heel gelobd uit, omdat om al die vertakkingen een bolletje
weefsel om heen. Hoe erg dit later nog verdwijnt, dus hoe minder gelobd het blijft is
diersoort afhankelijk. De lobben kunnen van buiten naar binnen gaan fuseren. Er kan dus
een glad oppervlak zijn, maar dan zie je van binnen misschien nog wel die verdeling. Bij de
meest extreme gevallen van fusie is ook de binnenkant gefuseerd.
Bij zeezoogdieren lijkt de nier een beetje op de embryonale nier zoals bij alle dieren, deze is
dus nog erg gelobd.
Het zeezoogdier, rund, varken en
mens hebben een multipapillaire
nier, de lobben zijn niet volledig
gefuseerd.
Het paard, de vleeseters, kleine
herkauwers en ratten hebben
unipapillaire nieren, deze lobben
zijn wel volledig gefuseerd. 1 papil
= crista renalis.
De nefron is de functionele eenheid van de nier, die alle functies van de nier uit kan voeren.
In de nier zitten veel nefronen, hoeveel nefronen is diersoort afhankelijk.
De nefron bestaat uit een nierlichaampje, en dit is de glomerulus, en de glomerulus is een
kluwen van haarvaten, met daaromheen een soort trechter en dat is het kapsel van
Bouwman. De trechter vervoert het filtraat naar de
proximale tubulus, en dit is redelijk gekronkeld, en
dan komt de Lis van Henle en de distale tubulus, en
dit alles samen is het nefron.
Nefron: nierlichaampje (met glomerulus en kapsel
van Bowman), proximale tubulus, lis van Henle en
distale tubulus.
Het nefron sluit aan op zo’n verzamelbuis, en deze
verzamelbuis verzamelt alle urine die gemaakt wordt
door de nefronen.
In de medulla van de nier liggen vooral de Lissen van
Henle en de verzamelbuizen, en in de cortex liggen de nierlichaampjes en de proximale en
distale tubuli.
De aanvoerende arteriole is de afferente en de afvoerende arteriole is de efferente. De
endotheelcellen van de kluwen bij de glomerulus, zitten allemaal gaatjes in, en dat is dan zo
een soort filter. De podocyten zijn cellen en die zitten om de gaatjes heen. Het bloedplasma
wordt dan dus door de kleine gaatjes van de endotheelcellen en de spleetjes van die
podocyten heen geduwd/gefiltreerd.
Het juxtaglomerulair apparaat is opgebouwd uit de macula Densa, de juxtaglomerulaire
cellen en de extraglomerulaire mesangiumcellen. En dit apparaat is nodig om de filtratie
constant te houden, het houdt de GFR (glomerular filtration rate) constant.
4