- Openbare publieke organisaties: alle organisaties met publieke
bevoegdheden (rechten of autoriteiten om hun publieke taken uit te
voeren).
Institutie = het geheel van aanvaarde en over een langere tijd bestaande
regels, normen en waarden die gedrag op een bepaald terrein bepalen.
Organisatie = een institutie die feitelijk bestaat.
Maatschappelijk middenveld = maatschappelijke organisaties die publieke
taken uitvoeren zonder winstoogmerk.
Openbaar bestuur = het geheel van organisaties en activiteiten dat is
gericht op besturing van de maatschappij.
Kenmerken Nederlands openbaar bestuur:
1. Constitutionele monarchie: de koning is staatshoofd maar is
gebonden aan de grondwet.
2. Het is een rechtsstaat (minderheden beschermen):
a. Macht van de overheid wordt beperkt door wetten.
Legaliteitsbeginsel = de overheid mag alleen handelen op
basis van wet- en regelgeving.
b. Machtenscheiding = de macht is verdeeld over verschillende
takken: wetgevende (het parlement), uitvoerende (de
regering) en rechterlijke macht (rechtbanken).
c. Grondrechten = de burgers hebben fundamentele rechten en
vrijheden die door de wet worden beschermd (vrijheid van
meningsuiting, privacy en gelijke behandeling).
d. Onafhankelijke rechtspraak = rechters kunnen onafhankelijk
van de overheid rechtspreken en waken over de naleving van
de wet.
3. Het is een democratie (meerderheid bepaalt):
a. Macht is gebaseerd op volkssoevereiniteit
b. Verkiezingen: vrije en eerlijke verkiezingen bepalen wie de
macht krijgt.
c. Gelijkheid: iedere burger heeft een gelijke stem.
4. Scheiding kerk en staat: er bestaat geen staatskerk.
5. Parlementair stelsel: de bevolking kiest de Tweede Kamer
rechtstreeks. De Tweede Kamer is het hoogste besluitvormende
orgaan. 3 pijlers:
a. Ministeriële verantwoordelijkheid – ministers zijn
verantwoordelijk voor het optreden van het staatshoofd en
doen en laten van rijksambtenaren.
, b. Vertrouwensregel – ministers worden geacht af te treden
wanneer zij het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging
hebben verloren.
c. Het parlementaire stelsel is dualistisch –
volksvertegenwoordiging is onafhankelijk van de regering en
ministers kunnen geen deel uitmaken van de Staten-Generaal.
6. Evenredige vertegenwoordiging: het aantal zetels van een partij is
afhankelijk van het aantal stemmen dat een partij krijgt.
7. Gedecentraliseerde eenheidsstaat = de overheid draagt veel taken
af aan lagere overheden, maar kan ook veel taken opleggen aan
lagere overheden.
8. Medebewind = provincies en gemeenten moeten verplicht regels
van bovenaf instellen, maar zijn wel vrij in de invulling daarvan.
9. Toezicht = de overheid kan alle besluiten van lagere overheden
vernietigen als deze in strijd zijn met het algemeen belang of de
wet.
Relaties tussen democratie en rechtsstaat:
Democratie en rechtsstaat vullen elkaar aan:
- De democratie zorgt ervoor dat de macht van de overheid
gebaseerd is op de wil van het volk (legitimatie).
- De rechtsstaat zorgt ervoor dat deze macht binnen de grenzen
van de wet blijft (legaliteitsbeginsel).
- De rechtsstaat zorgt ervoor dat iedere burger mee kan doen aan
de democratie (bijv. kiesrecht).
Spanningen tussen democratie en rechtsstaat:
- Populisme vs de individuele rechten van alle burgers: populisten
verstaan onder ‘het volk’ slechts een gedeelte van alle burgers
en zijn bereid dat deel te bevoordelen ten opzichte van diegenen
die hier niet onder vallen.
- Vrijheid van meningsuiting vs haat zaaien: een democratie kan
vrijheid bevorderen, maar de rechtsstaat stelt er grenzen aan.
- Noodtoestand: in tijden van crises kunnen rechtsstatelijke
vrijheden buiten werking gesteld worden.
Spanningen in Nederlandse context:
Toeslagenaffaire:
Democratie:
- Kamerbrede steun voor streng fraudebeleid: in reactie op de
maatschappelijke druk voerde de regering, gesteund door het
parlement, een streng beleid in tegen fraude met toeslagen.
Rechtsstaat:
, - Schending van grondrechten: het beleid leidde tot onterechte
beschuldigingen en terugvorderingen bij duizenden gezinnen, wat
hun grondrechten zoals het recht op een eerlijk proces en de
bescherming van persoonlijke levenssfeer schond.
Spanning:
- Het democratisch gesteunde beleid stond haaks op de rechterlijke
verplichting om burgers eerlijk en rechtvaardig te behandelen.
Covid:
Democratie:
- Noodmaatregelen gestemd door parlement: om de pandemie te
bestrijden, voerde de regering met steun van het parlement
noodwetten in die onder andere bewegingsvrijheid beperkten en
avondklokken oplegden.
Rechtsstaat:
- Rechterlijke toetsing: de invoering van sommige maatregelen,
zoals de avondklok, werd door de rechter getoetst en in sommige
gevallen als problematisch gezien in relatie tot grondrechten
zoals bewegingsvrijheid.
Spanning:
- De urgentie om snel democratisch gelimiteerde maatregelen te
nemen botste soms met de noodzaak om deze maatregelen
binnen de grenzen van de rechtsstaat te houden.
Bestuur op verschillende niveaus:
Lokaal (de gemeenten)
Regionaal (de politie, provincies)
Nationaal (de regering en de departementen)
Internationaal (de NAVO en de VN)
Het huis van Thorbecke = de bestuursstructuur van Nederland, bestaande
uit 3 lagen:
- Politiek = kiezers, politieke partijen, volksvertegenwoordigers en
gezagsdragers met politieke verantwoordelijkheid.
- Ambtelijk apparaat = de aan de politieke gezagsdragers
ondergeschikte organisaties en functionarissen, zoals provinciale
, en gemeentelijke diensten en de daaraan verbonden
ambtenaren.
- Politieke gezagsdragers = politieke top van het ministerie die
verantwoording schuldig is aan democratisch verkozen organen,
de Eerste en Tweede Kamer.
- Overheid = politiek + ambtelijk apparaat.
- Semioverheid = publieke organisaties (ziekenhuizen, scholen,
politie).
- Openbaar bestuur = overheid + semioverheid.
De politiek bestuurlijke instituties:
1. Ministers = leiders van een ministerie of een departement van
algemeen bestuur.
a. Minister-president – voorzitter van de ministerraad, heeft de
volgende bevoegdheden:
i. De agenda vaststellen van de ministerraad.
ii. Hij maakt deel uit van de Europese Raad.
iii. Persconferenties en interviews geven na de vergadering
van de ministerraad.
iv. Hij is verantwoordelijk voor de Rijksvoorlichtingsdienst
en de Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid.
b. Ministerraad = vergadering van ministers, met als taak om
namens het kabinet (ministers en staatssecretarissen) te
besluiten over het algemene regeringsbeleid.
c. Staatssecretaris – de staatssecretaris moet aanwijzingen
opvolgen van de minister en behoort niet tot de ministerraad.
2. Staten-Generaal = de Eerste en de Tweede Kamer. Ze worden
geacht het Nederlandse volk te vertegenwoordigen. 3 categorieën
van wet- en regelgeving die de overheid kan opleggen:
a. Wetten – wetgeving is de verantwoordelijkheid van de Staten-
Generaal en de regering.
b. Algemene maatregelen van bestuur – dit zijn koninklijke
besluiten, dus besluiten van de kroon/regering.
c. Ministeriële regelingen – bindende besluiten die een
individuele minister kan nemen.
- De Tweede Kamer – heeft 150 leden en de hoofdtaken zijn
wetgeving en controle. Leden van de Tweede Kamer hebben
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper roderickfs2005. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,00. Je zit daarna nergens aan vast.