HC1
- Psychologie = wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen
van menselijk gedrag en mentale processen
- Deelgebieden
o Ontwikkeling
Bestudeert hoe en waarom gedrag en mentale
processen veranderen gedurende de levenscyclus van
een mens en wat de gevolgen daarvan zijn.
o Sociaal
Bestudeert hoe mensen elkaars gedrag en mentale
processen beïnvloeden, individueel en in groepen.
o Gezondheid
Bestudeert hoe gedrag en mentale processen de
lichamelijke gezondheid kunnen beïnvloeden, en
andersom
o Persoonlijkheid
Bestudeert de stabiele karaktereigenschappen van
personen en hoe die samenhangen met bv psychische
problemen. (temperament)
o Klinisch
Bestudeert de oorzaken, gevolgen en behandelingen van
psychische stoornissen.
o Bio en neuro
Bestudeert hoe het brein en processen in ons lichaam
ons gedrag en mentale processen beïnvloeden, en
andersom.
o Onderwijs
Bestudeert hoe mensen leren en hoe onderwijs het
beste vormgegeven kan worden.
o Cognitief
Bestudeert mentale processen zoals perceptie,
geheugen, leren, denken, bewustzijn, intelligentie, etc.
o Organisatie
Bestudeert hoe de efficiëntie, productiviteit en
tevredenheid van werknemers en werkgevers vergroot
kan worden.
- Gedrag en mentaal functioneren cultuur, land, SES, geslacht,
leeftijd, religie, tijdsgeest.
HC2
- Leertheorie = gedrag is aangeleerd. Wat ons overkomt in de
omgeving laat ons leren.
, - UR: niet geleerd gedrag dat volgt op een US
- US: stimulus die een UR uitlokt
- GS: de neutrale stimulus die na koppeling met de US ook een
respons oproept.
- Habituatie = eerste keer sterke response, na een paar keer geen
reactie meer ondanks de respons.
- Respondent conditioning = Pavlov. Klassieke conditionering. Een
vorm van leren, waarbij het koppelen van twee stimuli ervoor zorgt
dat de reactie op een van deze stimuli verandert.
- Respondent extinction (flooding) = de herhaaldelijke presentatie
van CS zonder daarbij de US.
- Counterconditioning (systematic desensitazion) = een
negatieve associatie omzetten in een positieve associatie
- Aversie-therapie = van positieve dingen, iets negatiefs maken.
(over je ex komen)
- Positive reinforcers = ‘’beloningen’’ die ertoe leiden dat gedrag in
frequentie toeneemt
- Negative reinforcers = gedrag versterken door een aversive
(onplezierige) stimulus weg te halen als het gedrag wordt getoond.
(koud-trui)
- Escape conditioning = gedrag dat een onplezierige stimulus
weghaalt. Al blootgesteld aan negatieve situatie.
- Avoidance conditioning = gedrag dat een onplezierige stimulus
voorkomt. Niet blootgesteld aan de negatieve situatie.
- Operant extinction = niet negeren, maar zorgen dat er geen
reinforcer optreedt. Gedrag neemt in frequentie af. Hoe vaker geen
reinforcer hoe minder reactie. Je moet wel weten wat in de
situatie de reinforcer is.
- Variable reinforcer = soms wel een reinforcer, soms niet. Hierdoor
wordt gedrag vastgehouden.
- Accidental reinforcement = koppeling gemaakt met iets wat niet
te maken heeft met een positieve situatie. Blijft in stand, terwijl er
soms een reinforcement komt, soms positieve, soms negatieve
combinatie.
- Straf = fysieke straf, sociale straf, exclusie. Gedrag neemt in
frequentie af door straf
- Operant conditioneren = leerproces waarbij gedrag verandert als
gevolg van de consequenties dat het gedrag heeft.
- Modeling = kinderen doen na, positief en negatief
- Deviancy training = groepstherapie. Soms juist elkaar negatief
beïnvloeden
HC3