De Klassieke School
Context
Het klassieke denken was voor zijn tijd heel vernieuwend, want in die tijd was de
samenleving heel religieus. Er was een opkomst van de middenklasse door de handel en de
groeiende welvaart. Adel werd steeds minder belangrijk en ging hun positie proberen te
versterken door de middenklasse aan zich te binden door land aan hen uit te lenen.
Tegelijkertijd zorgt dit voor een verarming van de plattelandsbevolking. Zij trekken daarom
naar de stad. Hier vindt steeds meer criminaliteit plaats en is ook veel corruptie. Er is
behoefte aan rechtszekerheid. De nadruk komt ook steeds meer te liggen op het individu. Er
is ook sprake van een toenemende secularisatie.
Sociaal contract
Onvervreemdbare rechten
Centrale idee
Centrale idee: de ratio/reden is de verklaring van criminaliteit. Criminaliteit is normaal
gedrag en kan beïnvloed worden. Het is een bewuste keuze van het individu. Criminaliteit is
de uitkomst van een bewuste keuze van de dader. Criminaliteit is de uitkomst van een
kosten-baten afweging.
Een crimineel weegt de kosten en baten tegen elkaar af, er wordt overgegaan op
criminaliteit als de baten zwaarder wegen dat de kosten.
Het strafrecht moet eerlijk zijn en de straffen moeten net hoog genoeg zijn om
criminaliteit af te schrikken.
Het richt zich niet op de context waarin criminaliteit plaatsvindt, maar richt zich op het
individu en de individuele keuzes die men maakt. Het heeft geen aandacht voor de
maatschappelijke omstandigheden die kunnen leiden tot motivaties om criminaliteit te
plegen.
Veronderstelling: iedereen kan rationeel denken.
Criminality = de eigenschap, de geneigdheid van een persoon om criminaliteit te plegen
Crime = de daad zelf
Beccaria: omdat straffen de individuele vrijheden en rechten van mensen beperken moeten
ze restrictief worden toegepast. Straf is niet bedoeld als leedtoevoeging, schadevergoeding
en dient niet als voorbeeld. De enige legitieme reden om te straffen is herhaalde
regelovertreding voorkomen.
Bentham: de dader moet gezien worden als een rationeel handelende actor, die een kosten-
batenafweging maakt. De hoogte van de straf moet net hoog genoeg zijn om daders ervan te
weerhouden een delict te plegen. De straf moet bij het delict passen en niet bij de dader.
Straffen moeten snel, zeker en niet te hoog zijn → Deze factoren zorgen voor
afschrikking.
Er moet worden opgepast met te zware straffen, want:
1. Zeer zware straffen ondermijnen mogelijk het gezag
2. Hoe zwaarder de straf, hoe onwaarschijnlijker dat hij wordt toegepast en dus hoe
minder zeker de straf is. Hoe onzekerder de straf is, hoe hoger hij moet zijn om af te
schrikken.
,Elementen klassieke theorie
Object = alle mensen (behalve kinderen en geesteszieken)
Explanans = rationele kosten-batenafweging
Explanandum = wetsovertredingen
Tekortkomingen klassieke school
1. De explanans is te simpel/abstract: mensen verschillen in hun
eigenschappen/capaciteiten waarmee ze de kosten en baten van hun gedrag kunnen
voorzien. Sommige mensen zullen meer risico willen nemen dan anderen, sommige
mensen denken meet korte termijn en anderen juist meer lange termijn. In de
klassieke school wordt er vanuit gegaan dat iedereen hetzelfde is en dat iedereen
rationeel denkt. Daarnaast werken de menselijke beslissingsprocessen niet altijd
rationeel, en maakt men associaties en ezelsbruggetjes.
2. Het doel van de straf is beperkt: slechts afschrikking is het doel van straf, geen
vergelding of rehabilitatie.
3. Lastig te bepalen welke straf bij een bepaald delict past: plezier uit het plegen van
een delict verschilt per dader.
Conservatieve criminologie
In de conservatieve criminologie ligt de nadruk meer op de zwaarte van de straf, niet zozeer
de zekerheid en de snelheid maar de zwaarte van de straf. Er moet harder gestraft worden.
Consequentie conservatieve criminologie: gevangenispopulatie neemt toe
Deze stroming komt op als reactie op de economische achteruitgang. Gebleken is dat de
sociale theorieën niet hebben gezorgd voor een afname in de criminaliteit en daarom komt er
wel een hernieuwde sterke focus op het individu.
Gelegenheidstheorieën
Deze theorieën zijn een reactie op de conservatieve criminologie: niet inzetten op straf, maar
deze theorieën vinden dat straf heel ver weg ligt en mensen denken daar niet echt aan. De
kans dat je criminaliteit met straffen beïnvloed is niet zo heel groot. Veronderstellen dat
crimineel gedrag normaal gedrag is en dat het een bewuste keuze is.
1. Rationele keuzetheorie (micro)
Clarke en Cornish
Belangrijkste concepten:
Kosten-baten afweging
Micro
Centrale idee: daders maken een kosten-batenafweging bij het plegen van een delict.
Daders zullen kiezen voor crimineel gedrag omdat het hen voordeel oplevert. De keuze van
daders wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een guardian, manager en handler (crime
triangle). De gemotiveerde dader, een geschikt doelwit en de afwezigheid van toezicht
moeten samenkomen in tijd en plaats. Criminaliteit wordt gepleegd omdat het loont: wanneer
de baten hoger zijn dan de kosten zal er criminaliteit gepleegd worden. Criminaliteit is een
rationele keuze.
In de theorie wordt de gemotiveerde dader aanwezig gesteld.
Het keuzeproces verschilt sterk per delict:
1. Involvement decisions = ga ik een inbraak plegen of niet? Voor de daad, tijdens de
daad en na de daad (initiation, habitation, desistance)
, 2. Event decisions = als ik de keuze heb gemaakt om een inbraak te plegen dan
volgen er nog een hele reeks beslissingen: het begaan van een specifieke misdaad,
welk doel, wat doen om te zorgen dat het risico zo klein mogelijk is (preparation,
target selection, commission, escape en aftermath).
Bounded rationality = mensen zijn helemaal niet zo heel rationeel. We zijn maar beperkt
rationeel. Dat komt omdat we keuzes maken op basis van beperkte informatie. Criminelen
maken vaak keuzes onder tijdsdruk, er is vaak sprake van een gebrekkige planning, ze
hebben vaak geen lange termijn perspectief en ze gebruiken crime scripts (dezelfde planning
voor een ander delict). We kunnen niet altijd alles tot in detail overzien. Men moet het doen
met de informatie die ze hebben en die is niet altijd accuraat.
Er wordt daarom vaak gekozen voor satisfaction in plaats van het optimale: men
maakt keuzes op basis van beperkte informatie.
Kritiek
1. Er is weinig aandacht voor de motivatie van daders, de motivatie wordt aanwezig
verondersteld. Motieven zijn anders dan de motivaties en deze kunnen ook per dader
verschillen.
Motief = een overval plegen om aan geld te komen
Motivatie = de behoefte aan geld is een bijproduct van de levensstijl
2. Daarnaast is de rationele keuze die wordt gemaakt, die verschilt per delict (crime
scripts). Daarom zou eigenlijk elk delict een eigen theorie moeten hebben.
2. Het is niet falsifieerbaar: alles kan als kosten en baten worden gezien.
2. Mensen zijn maar beperkt rationeel: vooral emoties zijn van grote invloed op de
beslissing die een potentiële dader maakt. Ze beïnvloeden de gedachten en het
oordeel van de potentiële dader, waardoor hij niet meer rationeel kan nadenken.
Beleidsimplicaties
Het minder aantrekkelijk maken van de keuze voor criminaliteit. De kosten moeten hoger
gemaakt worden. Daarnaast ook het moeilijker maken van het plegen van criminaliteit, door
bijvoorbeeld obstakels te plaatsen.
Situational crime prevention
Dit is het beleidsperspectief aan de hand van de rationele keuzetheorie.
Centrale idee: de gelegenheid om de criminele daad uit te voeren moet worden beperkt.
Reward: beloning verkleinen (cahsloos)
Effort: inspanning vergroten door bijvoorbeeld fysieke barrières (kettingslot fiets)
Risk: het risico om gepakt te worden vergroten
Criminaliteit moet een minder aantrekkelijke keuze worden.
Eye of the beholder = het gaat om de gepercipieerde beloningen en risico’s, omdat er vaak
sprake is van bounded rationality.
Kritiek
Als criminaliteit op de ene plek minder aantrekkelijk wordt gemaakt, dan verplaatst de
criminaliteit zich wellicht naar andere plekken in de buurt. Criminaliteit wordt niet vermindert,
maar verplaatst zich alleen → Redenen waarom deze verplaatsing beperkt is:
1. Nieuwe gelegenheden en kansen vinden heeft tijd en moeite nodig.
2. De veronderstelling dat criminaliteit voortkomt uit de routine activiteiten van daders
zorgt ervoor dat een verstoring in de gelegenheden ervoor zorgt dat er geen nieuwe
criminaliteit plaatsvindt totdat de daders nieuwe routines en cognitieve mappen
hebben ontwikkeld.
, 2. Routine activiteiten theorie (macro)
Cohen en Felson
Basis concepten:
Routine activiteiten
Gemotiveerde dader
Geen capable guardian
Geschikt doelwit
“Hoe kan het dat terwijl de welvaart toeneemt, ook de criminaliteit toeneemt?” / “Hoe
ontstaan gelegenheden?”
Centrale idee: gelegenheden voor criminaliteit ontstaan door de routines van mensen. De
routines van doelwitten verklaren criminaliteit. Er is een verhoogde kans op criminaliteit als
de volgende 3 componenten samenkomen in tijd en plaats (chemistry of crime):
Gemotiveerde dader = iedereen
Geschikt doelwit → Voorwaarden geschikt doelwit:
Waarde
Verplaatsbaarheid
Zichtbaarheid
Bereikbaarheid
Geen capabele guardian
Of deze samenkomen kan verklaart worden vanuit de crime triangle van Eck en wordt
bepaald door de routine activiteiten van mensen.
Het is niet alleen belangrijk om naar de routineactiviteiten van mogelijke slachtoffers te
kijken, maar het is ook belangrijk om naar die van gemotiveerde daders te kijken. Daders zijn
geneigd om criminaliteit te plegen op plekken waar ze bekend zijn. Ze hebben ook bepaalde
beelden in hun hoofd wanneer iets een aantrekkelijk doelwit of een goede gelegenheid is.
Daders plegen een actieve rol in het creëren van criminele gelegenheden.
Verschil conservatieve criminologie: niet nadruk op straf, maar op gelegenheden
Link routine activiteiten en andere theorieën
Rationele keuze: beide theorieën stellen dat de keuze om criminaliteit te plegen
afhangt van de moeite die de dader erin moet steken. De beperkingen die aan de
gelegenheden worden gesteld, zijn in het oog van de RKT een verhoging van de
kosten van criminaliteit.
Zelfcontrole theorie: wanneer criminaliteit moeilijker gemaakt wordt, is het ook minder
bevredigend. Hoewel een lage zelfcontrole het vermogen om geen criminaliteit te
plegen ondermijnt, het maakt het ook minder waarschijnlijk dat een dader een delict
zal plegen wat veel moeite kost.
Beleidsimplicaties
Obstakels opwerpen in de huidige situatie: verlaag de gelegenheden om criminaliteit te
plegen en criminaliteit zal afnemen. Het is niet gericht op het genezen van slechte mensen,
maar gericht op het voorkomen dat mensen slachtoffer worden en dit is veel gemakkelijker
om te doen.
1. De moeite verhogen
2. De risico’s die het plegen van een delict met zich meebrengt verhogen
3. De opbrengsten verlagen