Het document bevat een volledige samenvatting met de hoofdstukken die relevant zijn voor het tentamen van het vak fundamenten van de psychologie. Dit vak wordt gegeven gedurende de minor inleiding tot de toegepaste psychologie op de Hogeschool van Utrecht. Het is een samenvatting van het boek uit h...
FUNDAMENTEN VAN DE PSYCHOLOGIE
Hoofdstuk 1 Wat is psychologie ?................................................................................................................... 3
1.1 Een definitie van psychologie..........................................................................................................................3
1.2 Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben......................................................................3
1.3 Het ontstaan van de psychologie....................................................................................................................5
1.4 De moderne psychologie: drie invloeden op het gedrag................................................................................6
1.5 Onderzoeksmethoden in de psychologie........................................................................................................7
1.6 De plaats van de psychologie in de samenleving..........................................................................................10
Hoofdstuk 3: waarneming............................................................................................................................ 11
3.1 Van Zintuigelijke gewaarwording naar waarneming...................................................................................11
3.2 Van de retina naar de hersenen: bottom-up processen...............................................................................11
3.3 De perceptie verbeteren door de informatieopname te sturen: top-down processen.................................12
3.4 Waarneming van gezichten..........................................................................................................................12
3.5 Waarneming van dipete en beweging..........................................................................................................13
3.6 Perceptuele capaciteiten bij pasgeboren......................................................................................................13
Hoofdstuk 5: het geheugen.......................................................................................................................... 17
5.1 Bevindingen van Ebbinghaus in de 19e eeuw...............................................................................................17
5.2 Het geheugenmodeL van Atkinson en shiffrin..............................................................................................17
5.3 verdere ontwikkelingen in de geheugentheorieën.......................................................................................17
5.4 informatie oproepen uit het LTG...................................................................................................................18
5.5 Herinnering in reconstructie.........................................................................................................................19
5.6 Amnesie en het impliciete geheugen............................................................................................................20
Hoofdstuk 7 Intelligentie.............................................................................................................................. 24
7.1 Wat verstaan mensen onder intelligentie?...................................................................................................24
7.2 Analytische intelligentie................................................................................................................................24
7.4 Sociale en emotionele intelligentie...............................................................................................................25
1
,Hoofdstuk 9 psychopathologie..................................................................................................................... 26
9.1 wat zijn mentale stoornissen?......................................................................................................................26
9.2 aan een middel gebonden stoornissen.........................................................................................................26
9.3 psychotische stoornissen...............................................................................................................................27
9.4 stemmingsstoornissen..................................................................................................................................28
9.5 angststoornissen en obsessief-compulsieve stoornissen..............................................................................28
Hoofdstuk 10 Therapieën............................................................................................................................. 30
10.1 De behandeling van mentale stoornissen...................................................................................................30
10.2 Biologische therapieën................................................................................................................................30
10.4 Psychoanalytische therapieën.....................................................................................................................30
10.5 Humanistische therapieën..........................................................................................................................31
10.6 Cognitieve gedragstherapie........................................................................................................................31
10.7 Relatie- en gezinstherapie, groepstherapie en gemeenschapsvoorzieningen............................................32
10.8 De doeltreffendheid van therapie...............................................................................................................32
2
,HOOFDSTUK 1 WAT IS PSYCHOLOGIE ?
1.1 EEN DEFINITIE VAN PSYCHOLOGIE
“Psychologie is een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij de gedragsevidentie gebruikt
wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.”
Net als andere wetenschappen proberen psychologen dus door systematische observatie van meetbare
kenmerken (het gedrag) inzicht te krijgen in de processen die niet rechtstreekst te observeren vallen (de
interne processen).
Onthoud dat ‘observeerbaar’ een relatief begrip is binnen de wetenschappen. Wat op een bepaald moment niet waar te nemen is, kan het later wel worden.
1.2 ONTWIKKELINGEN DIE DE PSYCHOLOGIE MOGELIJK GEMAAKT HEBBEN
REDE, INTUÏTIE EN GELOOF
Filosofie in het Oude Griekenland. De Griekse filosofen Plato en Aristoteles publiceerden in de klassieke
oudheid de eerste invloedrijke geschriften in de westerse wereld over het functioneren van de mens. Zij
stelden vragen over het universum en de plaats van de mens erin. Antwoorden vonden hun oorsprong
binnenin de mens. Voor beiden was wiskunde de ideale wetenschap.
Volgens Plato (428-347 v.C.) diende een onderscheid gemaakt te worden tussen de ware, onzichtbare wereld
van onveranderlijke, ideale vormen en de zichtbare, veranderlijke wereld rondom ons, die een onvolmaakte
afspiegeling is van de ware wereld. De menselijke ziel woont tijdelijk in het lichaam. Observatie was minder
belangrijk, want mensen nemen ook dingen weer die niet bestonden zoals in dromen en visoenen.
Aristoteles (384-322 v.C.) hechtte meer belang aan observatie dan Plato, maar ook voor hem kon ware kennis
niet op observatie gebaseerd zijn. Men diende te vertrekken vanuit onwrikbare uitgangspunten (axioma’s) wat
door de menselijke ziel intuïtief herkend werd als zelfevident. Dit herkennen noemt Aristoteles een
‘demonstratie’.
De rooms-katholieke Kerk. De geschriften van Plato en Aristoteles werden vertaald in een kerkelijke leer.
Plato’s wereld van onveranderlijke, ideale vormen waaruit de ziel kwam stemde overeen met de hemel en de
demonstraties van Aristoteles konden perfect gezien worden als goddelijke ingevingen.
DE WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE
Een nieuwe manier van denken. In Europa groeide in de 16e-17e eeuw een ander vorm van kennisvergaring, die
uniek was in de wereld, namelijk de overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op systematische observatie en
actief ingrijpen in de wereld (= de wetenschappelijke revolutie).
Factoren die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie in Europa:
1. Verminderede macht van de rooms-katholieke Kerk
2. Een herwaardering van handel en handenarbeid
3. De uitvinding van de boekdrukkunst
4. De ontdekkingsreizen en de confrontatie van de westerse wereld met de islamitische en Chinese
beschavingen
5. De oprichting van universiteiten
6. Een periode van relatieve welvaart
De Copernicaanse revolutie. De Pools-Duits geleerde Nicolaus Copernicus (1473-1543) verspreidde in 1514 als
eerste een handgeschreven tekst onder vrienden waarin hij de hypothese opperde dat de aarde rond de zon
draaide. Dit inzicht wordt de copernicaanse revolutie genoemd. In 1632 publiceerde Galileo Galilei (1564-1642)
een boek waarin hij het copernicaanse model verdedigde en met een reeks van nieuwe observaties
onderbouwde met een net uitgevonden telescoop. De Engelse geleerde Isaac Newton (1643-1727) werkte dit
verder uit en beschreef de bewegingen van de planeten rond de zon aan de hand van een aantal relatief
eenvoudige wiskundige formules. Dit wordt gezien als het beginpunt van de eerste natuurwetenschap.
3
, Nieuwe kennis komt voort uit observatie en experimenten, niet uit het bestuderen van oude meesters. De
overtuiging groeide dat veel kennis niet verloren was gegaan en herontdekt moest worden, maar nog nooit
aangeboord was en dus voor het eerst te ontdekken viel. Nieuwe ontdekkingen volgden door actief in te
grijpen op de fenomenen, door te ‘experimenteren’ en de gevolgen hiervan te bestuderen. Het bouwen van
machines en doen van onderzoek over zowel allerhande substanties als levende wezens leidde in de 18 e-19e
eeuw tot ingrijpende maatschappelijke veranderingen en tot een grotere welvaart van de gehele bevolking.
DE GROEIENDE MACHT VAN DE WETENSCHAPPEN EN HET ONTSTAAN VAN TWEE CULTUREN
Wetenschap en macht. De invloed van Zwitserland, Duitsland, Groot-Brittannië, Nederland groeide, omdat
nieuwe ontdekkingen belangrijke voordelen boden (bijvoorbeeld voor de handel en de oorlogsvoering). Dit
verschil tussen landen ontstond, omdat de Italië, Frankrijk en Spanje de Kerk trouw bleven waar de andere
genoemde landen zich grotendeels aan de invloed vanuit de rooms-katholieke Kerk onttrokken hadden.
De twee culturen. Volgens Snow (1959) vormden zich gaandeweg twee aparte culturen: de klassieke,
humanistische cultuur en de nieuwe, natuurwetenschappelijk cultuur. Beiden culturen hebben weinig contact
en weten weinig van elkaar. Volgens de geesteswetenschappers is het bestuderen en uitbreiden van de
bestaande cultuur en kunst het na te streven ideaal; volgens de natuurwetenschappen moet de volledige
samenleving heringericht worden op basis van wetenschappelijke inzichten.
DE TOEPASSING VAN DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE OP HET MENSELIJK FUNCTIONEREN
De persoonlijke fout. In Duitsland constateerde men dat verschillen tussen astronomen standaard waren.
Blijkbaar had de enen persoon meer tijd nodig om informatie te verwerken dan de andere. Daarom begon men
te werken met een ‘persoonlijke fout’ voor elke sterrenkundige.
De snelheid van informatietransmissie in de zenuwen. De Duitse fysioloog Hermann von Helmholtz (1821-
1894) slaagde erin de snelheid van informatieoverdracht te bepalen door de snelheid van zenuwimpulsen in de
zenuwvezels te meten (op een kikker). Deze bleek niet oneindig groot te zijn, maar ‘slechts’ 30 meter per
seconde (of ongeveer 100 km per uur).
Het onderzoek van Donders. De Nederlandse oogarts Franciscus Cornelis Donders (1818-1889) veronderstelde
dat alle mentale handelingen van mensen (waarneming, discriminatie, wilsuiting en het maken van een keuze)
een zekere verwerkingstijd nodig hadden. ‘Indien ik kan uitvinden hoeveel de fysiologische tijd toeneemt, dan
is naar mijn oordeel de duur van de tussengevoegde handeling bekend’. Hij werkte met drie verschillende
condities en de lettergrepen ‘ka, ke, ki, ko en ku’.
1. A-reactie: steeds dezelfde stimulus aanbieden (bijvoorbeeld ‘ki’) en die zo snel mogelijk herhalen.
-> 197 milliseconden (een vijfde van een seconde)
2. B-reactie: 5 lettergrepen door elkaar aanbieden en die zo snel mogelijk herhalen. -> 285 milliseconden
3. C-reactie: 5 lettergrepen aanbieden en alleen de ‘ki’ herhalen. -> 243 milliseconden
C - A = 243 - 197 = 46 milliseconden voor de discriminatie van een stimulus
B - C = 285 - 243 = 42 milliseconden voor de keuze van het antwoord
Dit onderzoek is het begin geweest van de mentale chronometrie, een techniek waarbij men de psychologische
processen in informatieverwerking probeert te achterhalen door te kijken naar de reactietijd die mensen nodig
hebben om bepaalde taken uit te voeren.
DE EVOLUTIETHEORIE
Evolutietheorie volgens Charles Darwin (1809-1882): levende wezens waren het resultaat van een
aanpassingsproces aan veranderende omstandigheden. Binnen elk soort bestaan aangeboren individuele
verschillen, waardoor niet elke eigenschap in even grote mate aanwezig is bij elk lid van de soort (genetische
variatie). De omgeving veranderd voortdurend en telkens bieden bepaalde eigenschappen meer voordelen dan
andere. Deze struggle for life en survival of the fittest zorgen ervoor dat dieren en planten continu veranderen
onder invloed van de lokale omgeving. De evolutietheorie was niet alleen belangrijk om de verscheidenheid
aan levensvormen op aarde te begrijpen, maar zorgde er ook voor dat de kijk op de mens veranderde. Meer en
meer wetenschappers begonnen te opperen dat de mens uit dieren geëvolueerd was. Dit betekende dat
menselijk gedrag op dezelfde manier bestudeerd kon worden als dierengedrag en dat mensen misschien
kenmerken geërfd hadden die ook bij dieren voorkwamen.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper irishendel. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,38. Je zit daarna nergens aan vast.