Hoorcollege 1
De staat is een organisatie die gezag uitoefent over de gemeenschap van
mensen in een bepaald grondgebied. Overheidsambten: regering, SG,
rechters, gemeenteraad & burgemeester. Profensiale staten/
gedeputeerde staten/ commissaris koning.
Bronnen van het staatsrecht:
1. De Grondwet
2. Gewoonterechtelijke regels; vertrouwensregel (vertrouwen in
kabinet)
3. Aantal geschreven regelingen;
- Organieke wetten, wetten waarvan de Grondwet zegt dat ze
gemaakt moeten worden. (De wet regelt de raad van State/wet over
kiesrecht Art. 75/59 GW)
- Verdragen; EVRM de regelementen van orde van de SG en de
Ministerraad.
Aspecten democratie: de macht van het volk
Aspecten Rechtsstaat: beperken van de overheidsmacht
(legaliteitsbeginsel: geen bevoegdheid zonder grondslag in wet/GW). Dit
geldt altijd voor dwingend overheidsoptreden (plichten/verboden), niet
altijd bij presterend overheidsoptreden(subsidies/toeslagen). 423 Awb lid
3d subsidies.
Codificatie: 16 GW en 89 lid 2 GW, legaliteitsbeginsel in het strafrecht.
Arrest Avondklok: was er sprake van buitengewone omstandigheden? Ja:
noodrecht, nee: spoedwet.
Overheidsambten:
1. Regering: koning + ministers, 42 lid 1 GW.
2. Parlement: Staten- Generaal/2e + 1e kamer, 50 en 51 GW.
De 2e kamer heeft meer bevoegdheden omdat hij rechtstreeks wordt
gekozen. Ontwikkeling machtsverhouding en bevoegds verdeling:
16e -17e eeuw absolutisme, één iemand aan de macht (absoluut
koningschap).
18e eeuw beperking koninklijke macht.
19e eeuw machtenscheiding (verdeling bevoegdheden) + checks
and balances (de ambten kunnen elkaar controleren en moeten
verantwoording afleggen).
NL; Grondwet van 1815, in deze tijd waren meeste bevoegdheden voor de
koning. Hierna kwam er een grondwetherziening in 1840, hierin zorgde de
strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid voor het ondertekenen
van besluiten van de koning. Hierbij werd er gekeken of het besluit in strijd
van met de wet. Als laatste kwam er nog een Grondwetsherziening in 1848
waarin het parlementaire stelsel (machtenscheiding en checks and
balances) werd bepaald. In de periode van 1866-1868 zijn de
bevoegdheden van de koning verschoven naar de minister. Parlementaire
stelsel:
1. Politieke ministeriële verantwoordelijkheid (42 lid 2 Gw), de koning
heeft geen bevoegdheid.
2. Vertrouwensregel, bij verlies vertrouwen van de 2e kamer moet de
minister ontslag nemen.
, 3. Ontbindingsrecht voor de regering (64 Gw), de regering kan de 2e &
1e kamer ontbinden om hun macht tegen te gaan. Deze
conflictontbinding is laatst gebruikt in 1894. Het is zelfstandig recht
van de regering, maar het wordt wel overlegd met de SG
(Parlementalisering). Hedendaags wordt deze nog gebruikt:
- Bij vervroegde verkiezingen/kabinetscrisis
- Bij herziening Grondwet
Kabinet= ministers en staatssecretarissen, soorten:
Meerderheidskabinetten; het kabinet heeft steun van de
meerderheid van de 2e Kamer.
Minderheidskabinetten; het kabinet heeft steun van de minderheid
van de 2e Kamer.
Parlementair kabinet; bij formatie is er nauw overleg tussen
ministers en 2e kamer
Extraparlementair kabinet; formatie kabinet gebeurt niet.
Schoof is geen extraparlementair kabinet
Kabinetsformatie: totstandkoming kabinet en onderhandelingsprocedure:
Tot 2012 speelde hierbij de koning een centrale rol, hierbij was er geen
ministeriele verantwoordelijk dus er werd een cruciale beslissing
ondemocratisch genomen. Vanaf 2012 is daar verandering in gekomen:
Art. 11.1 RvOTK, de 2e Kamer wijst de (in)formateur aan en deze heeft wel
democratische legitimatie.
Regelgeving AVV: algemeen verbindend voorschrift/ wet in materiële
zin: Deze is niet gericht tot bepaalde (rechts)personen, vatbaar voor
herhaalde toepassing en heeft externe werking(hij werkt buiten de
overheid, heeft toepassing op de burgers). Wanneer AVV? ‘Allen’ ‘Hij die’.
Vormen van regelgeving:
- Op rijksniveau (NL)
Grondwet
WIFZ
Algemene maatregelen van bestuur
Kleine koninklijke besluiten
Ministeriële regelingen
- Op decentraal niveau
Provinciale verordeningen
Gemeentelijke verordeningen
, Algemene maatregel van bestuur (89 GW) koninklijke besluiten (Art 4
Regelement van orde voor de ministerraad, de Raad van state moet zich
beroepen op ontwerpen van Amvb 73 GW, Amvb moeten worden bekend
gemaakt in de Staatscourant 4 bekendmakingswet Kleine koninklijke
besluiten (Staatsblad) en Ministeriële regelingen (Staatscourant). Lagere
AVV’s moeten grondslag hebben in de WIFZ of GW (legaliteitsbeginsel). Dit
gebeurt via delegatie; overdracht van regelgeving van de bevoegdheid.
Grondwetsherziening: 137-142 GW
- 137: 2 lezingen, goedkeuring wet en daarna ontbinding 2e kamer,
deze spreekt zich uit over het wetsontwerp in 2e lezing zonder
amendement en met een versterkte meerderheid.
- 139: verandering in de GW treedt meteen in werking
- 140: bestaande wetten blijven gehandhaafd maar moet z.s.m.
worden aangepast.
Rechtspraak; rechterlijke ambten (HG/Hof) & de bevoegdheid om recht te
spreken. Samenstelling rechters:
1. Rechterlijke macht de wet wijst de gerechten aan die behoren tot
de rechterlijke macht (organieke wet) 116.1 GW: Hoge Raad, de
Gerechtshoven en de rechtbanken & ook de leden van het OM
behoren tot de rechterlijke macht maar zijn ondergeschikt aan de
minister van Justitie 116.4 + 117.1 GW
2. Overige gerechten bestuursrechters; afdeling bestuursrechtspraak
van de raad van state, de centrale raad van beroep & het college
van beroep voor het bedrijfsleven (Administratieve rechters) Art.
112.2 GW.
De rechter moet onafhankelijk en onpartijdig zijn. Artikels over de
rechterlijke macht: Art 17.1 GW, Art 116/117 GW (alleen voor de
rechterlijke macht) & 6 EVRM.
Bevoegdheid: 112 en 113 GW > De rechterlijke macht mag over
burgerlijke rechtsgeschillen spreken + hun strafbare feiten. Ze mogen ook
regelgeving controleren d.m.v. toetsing van lager recht aan hoger recht.
Maar wel toetsingsverbod (Art. 120 GW), wifz en verdragen niet toetsen
aan de GW.
Arrest Harmonisatiewet: mag je wifz toetsen aan ongeschreven
rechtsbeginselen of aan het statuut? Je mag wifz niet toetsen aan de GW,
ongeschreven beginselen en het statuut.
Hoorcollege 2
Materiele definitie: inhoudelijk
Formele definitie: totstandkoming, verdrag of grondwet bepaalt de
grondwettelijkheid.
Ontwikkeling van grondrechten:
- Strijd om godsdienstvrijheid/gewetensvrijheid
- Opkomst nationale staat, meer overheidsoptreden
- Verlichting, waarborg voor de minimum aan vrijheid voor de burger
(John Locke)