Samenvatting literatuur - CPT-12306 (Periode 2.1)
Literatuur: Aarts, N., Steuten, C., & Woerkum, C. van (2015). Strategische
communicatie: principes en toepassingen. Assen: Koninklijke van Gorcum.
Beste,
Hierbij een complete en uitgebreide samenvatting van het vak ‘Inleiding Strategische
Communicatie’ voor de opleiding Gezondheid en Maatschappij aan de WUR. Deze
samenvatting bevat alle tentamenstof en maakt het aanschaffen van het boek
overbodig. De samenvatting is Nederlands. Daarnaast wordt er antwoord gegeven op
alle vragen uit de leeswijzer van het vak. De samenvatting bestaat uit 66 pagina's,
omdat er veel extra figuren, schema's en afbeeldingen zijn toegevoegd om de stof te
verduidelijken. Door deze samenvatting heb ik het vak afgesloten met een 8,5. Succes
met leren!
Kijk ook eens naar mijn samenvatting van de colleges die horen bij dit vak. Voor een
optimaal resultaat!
Mvg,
Britt.
Hoofdstuk 1. Verkenning
1.1 Communicatie
Het klassieke model van communicatie (Berlo) is als volgt weergegeven:
Al snel werd de weerstand tegen verandering een belangrijk punt van aandacht. Een inzicht
hierbij is dat de eigen activiteit en creativiteit van de andere partij die je wilt bereiken ook van
belang is. het klassieke model is eigenlijk niet juist omdat je hiermee de activiteit van de
‘ontvanger’ tekort doet.
,Interpretaties en gedeelde betekenissen komen tot stand door interactie. Wat speelt er
precies mee in deze processen van communicatie?/ Welke aspecten komen niet voor in
het klassieke communicatie model?
1. Context → boek hecht waarde aan interactionele discursieve benadering
van communicatie.
2. Het proces → hoe een boodschap wordt geïnterpreteerd hangt af van wat
er eerder is gebeurd/ of in de toekomst gaat gebeuren.
3. Relaties → betrekkingsaspect: hoe een interactie verloopt kan nooit los
gezien worden van de relatie die tussen twee mensen bestaat en de
machtsverhoudingen die daar bij horen. Er is ook een directe interactie
context (wie met wie, waar, wanneer) + cultureel -pyscholigshce aspect.
(achtergrond)
4. Non-verbale & onbewuste communicatie
Het boek gebruikt het interactiemodel van communicatie/analyse model voor communicatie.
Hierbij staat de interactie tussen betrokken centraal en worden eerder genoemde tekorten
wel in meegenomen.
1.2 Communicatie bij verandering en vernieuwing
Communicatie speelt een grote rol om tot afstemming te komen met een voortdurend
veranderende omgeving. Domein van het boek: communicatie in het licht van verandering
en innovatie.
Chaostheorie: er zijn geen eenduidige oorzaken die de loop der dingen bepalen, juist het
toeval (samenloop van dingen) brengt cruciale veranderingen teweeg.
De vraag is hoe we zonder het toeval te negeren, toch ambities kunnen hebben. Daartoe
beschouwen wij verandering als het resultaat van een voortdurend samenspel tussen
ambities, omstandigheden, interacties. Omstandigheden (context) bieden zowel obstakels
als kansen.
,-Blz. 19. Strategische communicatie: het organiseren van interacties om een organisatie
goed te positioneren in de netwerken die mensen met elkaar vormen, zowel binnen als
buiten de organisatie. Het totaalplaatje is van belang.
Hoofdstuk 2. Gedrag & gedragsverandering
2.1 Gedrag
Gedrag is iets doen of nalaten en is doorgaans een keuze uit vele mogelijkheden. We
beïnvloeden met ons gedrag de omringende wereld. De waargenomen consequentie
hiervan noemen we feedback. Deze vormen de directe aanleiding voor communicatie om
gedrag te beïnvloeden. Vaak wordt eerst onderzocht wat de 1) beweegredenen zijn voor
gedrag en 2) in welke context bepaald gedrag wordt uitgeoefend.
2.2 Theorie van gepland gedrag
Fishbein & Ajzen hebben de zogenaamde theorie van gepland gedrag ontwikkeld. Hiermee
kunnen we analyseren welke overwegingen tot een bepaald gedrag leiden. Er zitten
verschillende elementen/determinanten in het model:
, 1. Attitude: Een attitude weerspiegelt wat iemand van een gedrag vind. Een attitude kan
positief (zet aan tot gedrag) maar ook negatief zijn (remt). Deze komt tot stand
doordat iemand consequenties bij bepaald gedrag bedenkt. Deze consequenties
hebben twee aspecten.
a. Inschatting van de kans dat de consequentie zich zal voordoen.
b. Waardering die aan de consequentie wordt gegeven
BV. attitude ten aanzien van te hard autorijden.
2. Subjectieve norm: De invloed van de mening van belangrijke anderen ten
aanzien van het gedrag. Subjectief: gaat om iemand
persoonlijke/subjectieve inschattingen van de normen van zijn omgeving.
→ sociale druk die we voelen om ons op een bepaalde manier te
gedragen. Kan positief en negatief zijn. De totstandkoming van de
subjectieve norm heeft twee aspecten:
a. de inschatting van de mate waarin belangrijke anderen het gedrag goed of
afkeuren
b. het belang dat je hecht aan de mening van deze anderen.
!! de uiteindelijke subjectieve norm is het resultaat van de gecombineerde
invloed zowel positief als negatief, van alle belangrijke anderen.
BV. Automobilist die belang hecht aan de wens van zijn vriendin om zich aan
de snelheid te houden. Dit belang werkt dan door in de subjectieve norm.
3. Eigen effectiviteit: persoonlijke inschatting van het gemak/moeilijkheid waarmee het
gedrag uitgevoerd kan worden. (subjectief oordeel; hoeft niet overeen te komen met
de werkelijke controle die iemand heeft). BV. Student die voor een vak een
voldoende wil halen en ervan overtuigd is dat dit gaat lukken schat de eigen
effectiviteit hoog in.
Hoe hangen gedrag, intentie, en determinanten met elkaar samen?
Van intentie → gedrag
Het model zegt dat gedrag voortkomt uit intentie. Intentie is het voornemen om een bepaald
gedrag te vertonen. Een intentie komt tot stand op basis van een afweging tussen
determinanten: attitude, subjectieve norm en eigen effectiviteit, ten aanzien van het
voorgenomen gedrag. Voorwaarde voor relatie tussen intentie en gedrag is: gedrag moet
specifiek worden omschreven. Mensen moeten ook de fysieke mogelijkheid hebben om
intentie om te zetten in gedrag. !! Intentie leidt dus niet altijd tot gedrag. (vandaar stippellijn
in plaatje). Intentie verandert ook door de tijd heen/per situatie/etc.
De drie determinanten hebben elk een eigen wegingsfactor die het relatieve
belang voor de intentie vorming uitdrukt. (W1, W2, W3). Ze hebben een eigen
gewicht voor ieder persoonlijk. Er is ook een stippellijn tussen eigen effectiviteit
en gedrag. Deze beïnvloedt ook direct het gedrag. !! De drie determinanten
komen niet onafhankelijk van elkaar tot stand. → zijn dus afhankelijk aan elkaar.
Kanttekeningen op theorie van gepland gedrag (nogmaals lezen)
1. Geen onderscheid tussen typen gedrag: sommige typen gedrag zijn gemakkelijker te
veranderen dan anderen. (lees blz. 20 nogmaals over typen gedrag)
2. Hetzelfde gedrag wordt in verschillende contexten verschillend beoordeeld
, 3. Theorie van gepland gedrag gaat uit van een onderscheid tussen
beredeneerd gedrag en intuïtief gedrag. → vaak is gedrag juist erg
impulsief.
4. Kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de manier waarop de subjectieve norm
zou werken. We hebben een bepaalde mate van keuzevrijheid. Door sociale druk
kunnen we juist een andere richting kiezen.
2.3 Persuasieve communicatie: het elaboration likelyhood model: ELM
-Persuasieve communicatie: elke boodschap die erop gericht is de respons van
een ander of andere personen te vormen, te bekrachtigen of te veranderen. →
vormen van communicatie die een vooropgezette bedoeling hebben om gedrag
of houding van anderen te beïnvloeden.
-Respons: hiermee wordt benadrukt dat het niet alleen gaat om pogingen tot beïnvloeding
van gedrag maar ook over meningen, attitudes, emoties, stemmingen en intenties.
Met het elaboration likelihood model (Petty & cacioppo) kunnen we analyseren wat er kan
gebeuren bij pogingen tot beïnvloeding. Hoe komt een bepaalde attitude verandering tot
stand?
Twee verschillende manieren waarop beïnvloeding tot stand komt:
1) central route to persuasion/rechte weg: Nadenken over waarde + juistheid van
argumenten
2) the peripheral route to persuasion/perifere weg: door zich bij het beoordelen van
nieuwe info te laten leiden door simpele beslisregels: heuristieken. Zonder dat je
daadwerkelijk goed nadenkt over de kwestie.
, Rechte weg
Het denkwerk van de rechte weg wordt verwerking (elaboration) genoemd. Het ELM heet
zo omdat het iets probeert te zeggen over de waarschijnlijkheid van deze verwerking. Het
resultaat van de verwerking kan een verandering in de cognitieve structuur (=kennis) teweeg
brengen. Deze werkt ook door in de attitudeverandering.
Stappen van de rechte weg
Stap 1. deze stap wordt gezet dankzij de motivatie tot verwerking: heb je interesse in de
kwestie/argumenten. Is dit afwezig dan kan een attitude verandering of niet ontstaan, of via
de perifere weg.
Twee aspecten spelen een rol bij de motivatie tot verwerking
-Belangstelling/betrokkenheid voor een onderwerp → vooroordelen over
een onderwerp waarbij je denkt dat het jou niet aangaat. Mensen labelen
een probleem als niet van hen.
-Behoefte tot nadenken
Stap 2. deze stap gaat over of mensen de bekwaamheid hebben om de boodschap te
verwerken.
Twee aspecten spelen hierbij een rol:
-Voorkennis over het onderwerp
-Afleiding & tijdsdruk
Wanneer argumenten op de bedoelde waarde worden geschat dan vindt een verandering in
de cognitieve structuur plaats: dit leidt uiteindelijk tot een attitudeverandering.
Perifere weg
Wanneer de rechte weg geen resultaat oplevert kan de perifere weg een
oplossing zijn. Een attitudeverandering komt hierbij tot stand door de toepassing
van heuristieken. → simple decision rules activated by peripheral cues in the persuasion
setting. Mensen gaan dan op zoek naar aanwijzingen (cues) die aangeven welke conclusie
ze moeten trekken. Deze aanwijzingen heten: perifere prikkels.
Voorbeelden van perifere prikkels:
-Emotie erbij betrekken → arme kinderen in afrika voor het goede doel
-Geloofwaardige of aantrekkelijke bron → arts
-Aantrekkelijke verpakking van de boodschap
-Meerdere argumenten noemen
Relatie tussen perifere prikkels en heuristieken: heuristieken zijn bepaalde basisregels voor
gedrag. Periferie prikkels spreken heuristieken aan, zijn aanwijzingen die aangeven welke
conclusie er moeten worden getrokken.
Heuristieken hebben vaak een relatie met de werkelijkheid. Maar dit hoeft niet altijd zo te
zijn. Heuristieke bieden een mogelijkheid om ergens een mening over te vormen wanneer
we weinig tijd hebben. Deze meningen hebben wel vaak een tijdelijk karakter.