Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Autismespectrumstoornis (ASS)
Categorie Details
Klinisch beeld: Moeilijkheden in sociale communicatie en interactie(3):
ASS Beperkingen in sociaalemotionele wederkerigheid: contact leggen en gevoelens
delen
Non verbale communicatie: beperkingen oogcontact, gebaren en mimiek
Ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties: afwezigheid symbolisch spel in
kindertijd
Beperkte, repetitieve gedragingen, activiteiten en interesses(2): stereotypie, vasthouden
routines, beperkte, gefixeerde interesses, hypo- of hyperreactiviteit op zintuigelijke
prikkels(last hebben van aanrakingen)
Symptomen al aanwezig in vroege ontwikkelingsperiode
Epidemiologie Stijgende prevalentie: DSM-IV, betere onderkenning en bewustwording
Hogere intelligentie = makkelijker compenseren = hogere lijdensdruk
Theoretische visies 83% erfelijk, 17% omgeving
10-15% van ASS-populatie = genetische stoornis(fragiele X-syndroom)
Omgevingsfactoren: zwangerschapscomplicaties en opvoeding = verhoogde kans ASS,
foliumzuur = verminderde kans
Waarschijnlijk fungeren omgevingsfactoren als triggers bij al genetische
kwetsbaarheid
Oude visie: Neurocognitief
o moeite met Theory of Mind (inlevingsvermogen)
o moeite met executieve functies
o centrale coherentie (details moeilijk integreren in groter geheel)
Nieuwe visie: Neurodiversiteit:
ASS is een andere manier van informatie verwerken, geen stoornis
Dubbele empathie-theorie: mensen zonder ASS kunnen zich niet in ASS-ers
verplaatsen
o Gebrekkige cognitieve empathie maar geen emotionele empathie
Cultuur & gender Diagnostiek bij andere culturen moeilijk, bv bij maken oogcontact:
Heteroanamnese bij iemand van zelfde cultuur
Verhouding 3:1
Bij vrouwen vaak latere diagnose door beter sociaal aanpassingsvermogen,
symptoommaskering
Identiteitsproblemen, overbelasting klachten en emotieregulatieproblemen
Vaker bij transgender personen met geboortegeslacht vrouw
Comorbiditeit Veelvoorkomend: ADHD, OCS, sociale-angststoornis, depressie.
Ook persoonlijkheidsstoornissen en psychosespectrumstoornissen
Hoge comorbiditeit leidt tot hoge lijdensdruk en zorgbehoefte
Differentiaaldiagnose Persoonlijkheidsstoornissen
Complexe differentiatie door veel overlappende kenmerken
Diagnostiek Classificerende diagnose alleen mogelijk op gedragskenmerken:
1. Anamnese, heteroanamnese, observaties
2. Aanvullend testonderzoek: niet relevant voor classificatie, wel voor handelingsgerichte
diagnostiek
a. AQ: autism-spectrum quotiënt (weinig betrouwbaar i.v.m. beperkt zelfinzicht)
Behandeling Psycho-educatie: doel =acceptatie en inzicht
Praktische begeleiding/ levensloopbegeleiding
ACT, dierondersteunende therapie en muziektherapie -> effectief bij kinderen
CGT en mindfulness-based stress reduction (MBSR) -> bij comorbiditeit effectief (angst of
depressie)
Farmacologie:
1. Vooral comorbide klachten.
,2. antipsychotica in lage dosering bij ernstige prikkelgevoeligheid en gedragsproblemen
, ADHD
Categorie Details
Klinisch beeld Aandachtstekort: moeite met concentratie, snel afgeleid
Impulsiviteit: ongeduldig, ondoordachte beslissingen
Hyperactiviteit: bij volwassenen vaak subtieler zoals rusteloosheid, gevoel altijd bezig te
moeten zijn
3 subtypen:
overwegend onoplettend type (meest voorkomend) (minimaal 5)
o onvoldoende aandacht voor details
o moeilijk aandacht bij activiteit houden
o lijkt niet te luisteren bij aanspraak
o Krijgt taken niet af en volgt aanwijzingen niet op.
o Moeite met organiseren van werk.
o Vermijdt taken die langdurige aandacht vereisen.
o Verliest vaak spullen.
o Snel afgeleid.
o Vergeetachtig.
overwegend hyperactieve-impulsieve type (veelal kinderen) (minimaal 5)
o Fysiek onrustig, kan niet stilzitten
o Rent of klimt in ongepaste situaties
o Moeite met rustig spelen of ontspannen
o Constant druk bezig of doordraven
o Praat veel
o Antwoordt voor de vraag af is
o Moeite met wachten
o Dringt zich op of stoort anderen
gecombineerde type (minst voorkomend)
Epidemiologie Ongeveer 2.8% van volwassenen
Prevalentie neemt af met toenemen leeftijd
Het onoplettende en gecombineerde type meest blijvende
11% wordt behandeld, preventie niet mogelijk
Theoretische visies Risico en prognostische factoren: multifactoriële stoornis
Polygenetisch: 72% erfelijkheid
Omgevingsfactoren: giftige stoffen, tekort voedingsstoffen, zwangerschapscomplicaties,
negatieve ervaringen
Neurobiologische ontregeling: kleinere amygdala en hippocampus (vertraagde rijping)
Neuropsychologisch: verminderd werkgeheugen, vigilantie en inhibitiecontrole
o Overschatting onmiddellijke beloning, ten koste van lange-termijn
Verklaringsmodellen:
Executief model: verstoord executief functioneren
Toestandsregulatiemodel: moeite met aanpassen interne energie aan omgevingseisen
(vaak onder stimulatie of overdrive)
Delay-aversion model: tekort in waarderen toekomstige beloningen
Dual-pathway model: moeite met uitstel
Dynamische ontwikkelingsmodel(S-R): korter gevoelig voor effect van bekrachtiging,
minder gevoelig voor uitdovingsprocessen
Cultuur & gender Verschillen in diagnostiek door culturele interpretaties van gedrag
Vrouwen vaak later gediagnosticeerd, door ander patroon (minder hyperactiviteit, meer
internaliserende symptomen zoals dromerigheid)
Geen duidelijke uitspraken over cultuur, vaker in Europa en N-Amerika
Mannen meer hyperactiviteit en impulsiviteit, vrouwen onoplettendheid
Comorbiditeit ASS, depressie, bipolaire stoornis, angststoornis, OOS, eetstoornis en middelenmisbruik
4x vaker t-suïcidepogingen bij jongeren en adolescenten
Verhoogde kans op emotieregulatieproblemen, obesitas, diabetes 2, bij volwassenen
, Mannen meer externaliserende problematiek (agressie naar buiten, vijandig gedrag)
Vrouwen internaliserend (agressie op zichzelf: zelfdestructief gedrag)
Differentiaaldiagnose Symptomen komen voor met bijna alle stoornissen, vooral onoplettendheid is niet specifiek
en vaak gevolg van middelenmisbruik
Onoplettendheid gevolg van middelengebruik
Diagnostiek 1. Inzicht clinicus, mogelijkheden andere stoornissen eerst uitsluiten
2. Zelfrapportage en (semi)gestructureerde interviews(DIVA-5, diagnostisch interview
voor ADHD))
3. Heteroanamnese, schoolrapporten(meest valide)
Belangrijke punten: inzicht clinicus, alertheid DD, onder- of over rapportage symptomen
Behandeling Altijd stap 1: Psycho-educatie en praktische adviezen
Niet voldoende? Dan door naar medicamenteuze of niet-medicamenteuze behandeling:
1. Farmacotherapie: stimulantia (verhogen aanwezigheid van catecholaminen in
synaptische spleet)
o methylfenidaat, amfetaminen, pemoline of;
1. CGT: verminderen symptomen, verbeteren functioneren
2. Vaardigheidstraining, Meditatietherapie
Preventie niet mogelijk