Inleiding
Hoe gedragen mensen zich in een digitale samenleving?
De samenleving wordt steeds digitaler. denk aan online bankieren en kleding kopen op het internet.
Helaas kan niet iedereen hiermee omgaan. Mensen kunnen de teksten van de overheid soms slecht
lezen of hebben moeite met het invullen van een online formulier. Hier hoort een stukje sociale
inclusie erbij, zodat iedereen kan participeren in de samenleving, en niet erbuiten vallen.
Een Sociaal Werker streeft naar een samenleving waar iedereen kan meedoen.
Een probleem met deze digitalisering kan bijvoorbeeld, gameverslaving of cybercriminaliteit zijn.
Maar je kan ook makkelijk informatie opzoeken of in contact komen met andere mensen en/of
experts. Hulp kan doormiddel van internet makkelijk worden aangeboden aan mensen, op een
laagdrempelige manier.
Micro = cliënt digitaal
Meso = De sociaal werker die digitaal is, welke middelen zijn er en hoe pas je dit toe?
Macro = De gehele samenleving digitaal
Hoofstuk 1
Sociaal werk is ontstaan in de industriële revolutie van begin 19e eeuw
Was destijds een particulier initiatief wat was gesupporterd door de kerk.
Mensen gingen steeds meer naar de stad, waardoor er een middenklasse ontstond. Er moest een
wetgeving komen voor o.a. (kinder)arbeid, leerplicht en gezonde leefomgeving.
De maatschappij van Weldadigheid = opgericht in 1818 door de rijke burgers en de overheid met de
koning, met als doel: Maatschappelijke problemen in de samenleving verhelpen. Voorbeeld:
alcoholverslaafden, en armen moesten naar Drenthe om daar fatsoen en normen te leren.
Het internet/Word Wide Web was toegankelijk vanaf 1993. Momenteel zitten wij in de 4e digitale
samenleving. Een belangrijk kenmerk binnen deze samenleving, is dat het een netwerksamenleving
is.
De grondlegger van het begrip netwerksamenleving is: Manuel Castells. Hij voorzag dat in 1996 dat
de eerste smartphone op de markt zal komen. Dit zou grote gevolgen hebben voor onze manier van
werken en communiceren.
1
,Er zijn verschillende vormen van communicatie geweest in de geschiedenis. Zo was er:
Hïerarische communicatie: Er is 1 zender/baas, en de rest ontvangt zijn bericht alleen.
Zender
Ontvanger Ontvanger Ontvanger Hïerarische communicatie
Democratische communicatie: Een communicatie waar iedereen een zender, maar ook ontvanger is.
Zender/ontvanger Democratische communicatie
Zender/ontvanger Zender/ontvanger Zender/ontvanger
Netwerkcommunicatie: Communiceren zonder specifieke zender. Door de digitalisering is dit de
huidige manier van communiceren.
De belangrijkste kenmerken van een netwerksamenleving zijn hieronder te vinden.
Transparantie: informatie is toegankelijker geworden, hierdoor veranderen organisaties en
machtsstructuren ook. Zo zijn processen transparanter geworden. Het nadeel is, dat je informatie
achterlaat wat verzameld kan worden. Denk aan commerciële cookies of opsporing of criminele
doeleinden.
Sociale verbanden: Je kan tegenwoordig makkelijk bevriend zijn met iemand in het buitenland. Waar
je vroeger contact had met dorpelingen of verenigingen, kan je nu via sociale media contact mee
onderhouden. Contact via sociale media gaat makkelijker dan fysieke contact.
2
,Virtuele werkelijkheid: Je online identiteit is steeds belangrijker. Andere mensen kunnen jouw
profiel zien. Het risico is, dat mensen snel nieuws verspreiden en beïnvloeding en manipulatie
makkelijk toegepast kan worden, wat is echt en wat niet?
Zelforganisatie: Mensen kunnen door de digitalisering snel proactief handelen. Vragen kan je online
stellen aan lotgenoten en community’s kan je vragen om hulp. Als burger hoor je ook zelfredzaam te
zijn, en is de digitale revolutie een handig middel.
De veranderde rol van de overheid: Nu dat de overheid niet meer geheel van bovenaf hïerarisch
georganiseerd wordt. Worden taken overgenomen door de gemeentes. Denk bijvoorbeeld aan de
zorg. Doordat deze verandering nog niet vlekkeloos verloopt, zijn er nog wel andere alternatieven,
denk aan Whatsapp buurt preventies.
Hoofdstuk 2
Sociaal werk was vroeger vooral face-to-face contact, maar tegenwoordig neemt het digitale contact
steeds meer plaats.
Sociaal Werkers moeten zich hierin kunnen aanpassen, om het gedrag van mensen te kunnen
begrijpen. Zo zijn jongeren voornamelijk te vinden op de sociale media, hier is ook veel negatieve
invloed te vinden.
Digitaal gedrag binnen de leefgebieden van sociaal werk zijn:
❖ Wonen: Online in contact met wijkgenoten, Lokale politieke partijen op het internet,
Whatsapp Buurtpreventie
❖ Financiën: Online bankieren, online winkelen, prijzen vergelijken, beleggen en gokken
❖ Sociale Relaties: Social media en datingapps
❖ Lichamelijke gezondheid: Info zoeken op internet, stappentellers en fora gebruiken
❖ Psychische gezondheid: Online behandelvormen, Exposuretherapie met VR of zorgrobots
❖ Werk en activiteiten: Werk op internet zoeken, zelf online ondernemen of je expertise delen
❖ Zingeving: Leren via het internet, online hobby’s, je wereld vergroten door internet
3
, Niet iedereen kan volledig meedraaien in deze digitale samenleving, zo hebben bijvoorbeeld,
laaggeletterden moeite met het lezen van overheid websites of kunnen mensen met een
verstandelijke beperking hun eigen toeslagen niet aanvragen, omdat ze niet weten hoe je online
moet inloggen met je DigiD. Dit veroorzaakt Sociale Exclusie.
Er zijn uiteraard ook voordelen door de digitale samenleving! Het is nu makkelijker voor mensen om
hulp te zoeken via het internet, daarom moeten Sociaal werkers de juiste vaardigheden hebben om
deze mensen online te benaderen.
Digitale geletterdheid = beschikken over de kennis, hoe je gebruik kan maken van computers,
systemen en netwerken, hierin moet je risico’s online kunnen inschatten en rekening houden met de
privacy en vrijheid van anderen. Je moet ook beschikken over kritisch gedrag, om duidelijk te kijken
wat echt is en wat niet, denk aan nepnieuws of nepmails.
Dit is bedacht door de KNAW (Koninklijke Nederlandse academie van Wetenschappen)
De 2 taken van een Sociaal werker zijn:
1: De sociale kwaliteit van mensen verbeteren, denk aan inclusie, participatie, en de sociale
samenhang van mensen.
2: Het verbeteren van het sociaal functioneren bij mensen, zoals kijken naar de mogelijkheden van
een persoon, zodat hij toch kan deelnemen in de maatschappij.
Mensen functioneren in verschillende contexten, ze staan hierin nog wel in verbinding met elkaar.
Deze contexten zijn te zien als niveaus, die allemaal in verbinding staan met elkaar.
Er zijn 3 contexten die je als sociaal werker kan tegenkomen.
1: De primaire leefomgeving = De mensen die alleenstaand of met een partner of in gezin leven. Ook
je woonomgeving wordt gezien als primaire leefomgeving.
2: Netwerken = Dit zijn je formele en informele netwerken, denk aan familie, scholen, verenigen,
vrijwilligers en je werkomgeving. Ook je sociale medianetwerken hebben hierin een rol.
3: Gemeenschappen = er bestaan verschillende soorten gemeenschappen binnen wijken, steden, dit
kan ook de gemeente zijn of het rijk.
4