Werkcollege 1 - Aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig gedrag: de vereisten
onrechtmatige daad, relativiteit, toerekenbaarheid en feitelijk-causaal verband
Er is niet altijd antwoord op de vragen. Ook veel discussievragen. Ook de jurisprudentie die
niet in de bundel staan, moet je wel het leerstuk van kennen. Je moet de theorie achter die
arresten dus wel kennen, staan allemaal in het boek!
Arresten zijn heel belangrijk in dit vak! Halve boek staan in arresten!
In breuk op een recht, zoals besproken in het hoorcollege, dit is een enorm twistpunt. Kan
verschillend over gedacht worden, al blijft de inhoud vaak wel hetzelfde.
Vandaag vooral onrechtmatige daad ‘voor jezelf’, art. 6:162 BW
Professionele aansprakelijkheid wordt vandaag niet besproken!
6:162 e.v.
Elementen:
Kan iemand aansprakelijk worden gesteld?
Op welke grond kan dat? in dit geval behandelen met art. 6:162
Elementen art. 6:162 BW:
Als niet aan alle cumulatieve vereiste is voldaan, kan er wel een onrechtmatige daad zijn,
maar geen aansprakelijkheid.
- Onrechtmatige daad
o Inbreuk op een recht
o In strijd met wettelijke plicht
o Onbetamelijk
- Toerekenbaarheid
- Schade
- Causaal verband (tussen OD en schade)
- Relativiteitseis ex art. 6:163
Inbreuk op een recht: je bent aan het skaten, valt tegen iemand zijn auto, dat is inbreuk op
een eigendomsrecht en die is tegelijkertijd onzorgvuldig. In het hoorcolleges gesproken over
een olieboer (arrest) dit is ook het enige arrest waarin een voorbeeld is genoemd met
betrekking tot inbreuk op een recht en zorgvuldigheid. Zie ook blz. 36 van het boek, het is
nog maar de vraag of een inbreuk op een recht een onrechtmatige daad oplevert, behalve
als het opzettelijk is dan is het onrechtmatig en bij twijfel gevallen moet je via de
zorgvuldigheidsnorm. Je hebt diverse benaderingen. Het gaat om de vraag is het een
rechtstreekse inbreuk? Gaat de inbreuk het gehele recht aan? Ook al kan je er niets aan
doen, of het was niet opzettelijk, kan het alsnog onzorgvuldig zijn. Lees het boek, zijn wel
lastig! Alle drie de benaderingen zijn goed, is geen consensus over. Met leerstuk 3 zal je er
altijd wel komen! Met alle drie de leren zou je tot dezelfde uitkomst moeten komen.
Redeneer vanuit de casus en niet vanuit de theorie!
Toerekening: indien aan zijn schuld te wijten is of aan een oorzaak welke krachtens de wet
(6:164/165) of de in het verkeer geldende opvattingen (soort restcategorie) voor zijn rekening
komt (het gaat hier over het eigen onrechtmatige gedrag).
Relativiteitseis: kan je zien als een verweer. Je brengt de eerste 4 vereiste naar vormen, en
dan de wederpartij gebruikt dan de relativiteitseis. Lees het boek er op na! Je hebt
relativiteitseis eigenlijk alleen maar nodig bij onrechtmatige daad, bij in strijd met wettelijke
plicht. Bij de rest zit het er al in gebakken. Je hebt namelijk soms hele vage normen, welke
, niet voor iedereen van toepassing zijn. Vandaar de relativiteitseis, er zijn natuurlijk ook
duidelijke normen zoals het niet door rood mogen rijden.
Jegens daar valt ook de relativiteitseis uit op te maken (6:162)
Literatuur:
o De nrs 13 t/m 16, 18 t/m 56, 58 t/m 77, 214, 215 alsook de nrs 236 t/m 241 uit:
J. Spier, T. Hartlief e.a., Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding (SBR
5), Kluwer Deventer, 8e druk 2018
Jurisprudentie:
o HR 14-10-2005, NJ 2007, 270 (Unocal c.s./Conoco) olieboring arrest, gaat
over OD
o HR 8 april 2005, NJ 2005, 284 (Aydin/Winterthur) gaat over causaal
verband
o HR 10-11-2006, NJ 2008, 491 (Astrazeneca/Menzis) gaat over relativiteit.
o HR 8 januari 2010, NJ 2010, 187 (Alfa Romeo) wanprestatie
o HR 23-11-2012, LJN BX7264 (Beroepsfout gynaecoloog) gaat over
causaal verband
o HR 01-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:542 (Dreining met executie herroepelijk
vonnis) gaat over OD
Opdracht 1
Twee broers, Ben (56 jaar) en Bas (58 jaar) wonen samen met hun vader in hun ouderlijk
huis. Na het overlijden van vader vervalt Ben in grote somberheid. Hij kan en wil niet
meewerken aan de verkoop van het ouderlijk huis hoewel hij dat aanvankelijk wel had
toegezegd. Bas is juist helemaal los gekomen. Hij heeft een nieuw appartement gevonden
en wil afscheid nemen van het verleden. Een notaris geeft een bindend advies af over de
verdeling van de erfenis. Ben en Bas hebben zich over en weer verplicht mee te werken aan
de uitvoering van dit bindend advies, dat inhoudt dat de woning verkocht moet worden en
daarvoor ook nadere regels geeft. Bas en Ben hebben omtrent de uitvoering van het bindend
advies verschillende malen in kort geding geprocedeerd. De voorzieningenrechter heeft Ben
veroordeeld mee te werken aan de uitvoering van het bindend advies. Het gerechtshof
bekrachtigt het vonnis. Bas wordt door de voorzieningenrechter gemachtigd om de woning te
gelde te maken en vrij van hypotheek en onbezwaard te leveren.
Ben wordt gesommeerd de woning te verlaten. Hij wordt maanden later uiteindelijk onder
politiedwang uit de woning verwijderd. Bas vordert van Ben schadevergoeding omdat door
de economische recessie de waarde van de woning fors is gedaald. Ben weigert ook maar
iets aan Bas te betalen. Hij beroept zich daarbij op zijn psychische gesteldheid. Hij voert als
belangrijkste verweer aan dat hij niet eens iets heeft gedaan: hij is tegen zijn zin uit de
woning verwijderd.
Vraag:
Acht u het verweer van Ben kansrijk?
Betreft hier de categorie toerekening.
Bas vordert schadevergoeding van Ben, omdat de woning in waarde is gedaald in de tijd dat
Ben de woning niet wilde verlaten. Ben weigert te betalen. Hij beroept zich op zijn
psychische gesteldheid en voert aan dat hij niet eens iets heeft gedaan.
De vraag is of ik het verweer van Ben (hij heeft niet eens iets ‘gedaan’) kansrijk acht?
Voor het recht op schadevergoeding is onder andere schuld nodig (art. 6:162 BW). Deze
schuld kan blijken uit de wet of uit de verkeersopvattingen. Het wetsartikel wat hier van