Oefenvragen om te kijken of je de stof goed beheerst. Extra oefenstof naast het oefententamen. Let op: gemaakt in 2018/2019. Ik stel mezelf niet verantwoordelijk voor wijzigingen in tentamenstof, dit is accuraat voor leerjaar 2018/2019!
Bij vraag 5 lijkt het alsof er een tekstje met context mist. Antwoord A begint met "Wat de persoon vertoont...", maar het is niet duidelijk over wat voor persoon dit gaat.
Door: amckomproe • 2 jaar geleden
Dankjewel voor de recensie! Hopelijk heb je wel wat aan de overige vragen gehad. Ik heb momenteel niet meer de kennis of literatuur om deze vraag naar kunde aan te passen. Deze is dan helaas een beetje verjaard. Hopelijk ben je voor de rest beter voorbereid op het tentamen na het maken van deze vragen.
Oefententamen translationele
neurowetenschappen
V1: Welke van de onderstaande stellingen is juist?
A. Kalium is traag en houdt kort aan
B. Natrium is traag en houdt kort aan
C. Natrium is snel en houdt lang aan
D. Natrium is snel en houdt kort aan
V2: Welke combinatie van eiwitten hieronder zijn de SNARE-eiwitten?
A. Synaptobrevin en SNAP-25
B. SNAP-25, synaptotagmin en synaptobrevin
C. Synaptotagmin en syntaxin
D. Synaptobrevin, SNAP-25 en syntaxin
V3: Wat is waar over acetylcholine?
A. Acetylcholine zorgt in hartspiercellen voor contractie
B. De ionotrope receptor van acetylcholine heet de muscarine receptor
C. Curare blokkeert de nicotine receptor
D. Atropine blokkeert de nicotine receptor
V4: Wat is niet waar over GABA receptoren?
A. GABA-A laat chlorine door
B. Alcohol inhibeert GABA-A signalering
C. Benzodiapines en barbiturate versterken GABA-A signalering
D. GABA receptoren onderdrukken neuron activiteit d.m.v. het openen van kalium
kanalen en het blokkeren van calcium influx
V5: Welke stelling is waar?
A. Wat de persoon vertoond komt door het eiwit wat aggregeert
B. Chaperonnes zorgen ervoor dat verkeerd gevouwen eiwitten afgebroken worden
C. Kleine aggregaten zijn gevaarlijker dan grote aggregaten
D. Een sporadische verklaring voor het accumuleren van eiwit is puntmutatie
V6: Welke stelling is juist?
A. A-synucleine aggregeert bij Parkinson
B. Als APP geknipt wordt door alpha- en gamma secretase krijg je Amyloid Beta
C. Tau is gemuteerd bij Alzheimer
D. Huntington heeft alleen een sporadische variant
V7: Wat is waar over FTD?
A. FTD komt vaak pas op oudere leeftijd voor
B. FTD heeft een taal- en gedragsvariant
C. Dezelfde tau eiwtten als bij Alzheimer zijn betrokken
D. EEG is een goede manier van beeldvorming voor FTD
, V8: Welke stelling is juist?
A. Er is een behandeling voor dementie
B. In het voorstadium van dementie merk je het al in je dagelijks leven
C. Als je in het voorstadium van dementie zit krijg je binnen een jaar symptomen
D. Als je in het voorstadium van dementie heb je 50% kans om binnen drie jaar
dementie te krijgen
V9: Zijn de volgende stellingen goed of fout? Zet achter elke stelling een G van goed of een F
van fout.
A. Het verschil in vrijgekomen energie is wat je ziet in het verschil in kleur in een MRI
B. In het begin van Alzheimer heb je vooraan tangles en in het midden plaques
C. Je kan een DTI gebruiken om te kijken welke hersengebieden tegelijkertijd actief zijn
D. Hoe meer grijze stof, hoe langer het duurt voordat iemand dement wordt
V10: welke van deze onderstaande stellingen is goed?
A. In grijze stof zitten de watermoleculen heel vrij
B. In witte stof worden de watermoleculen een bepaalde kant op geduwd
C. In hersenvocht zijn de watermoleculen heel vast
D. Hersenvocht zendt een grijs signaal uit op de MRI
V11: wat is niet waar over preseniline mutaties?
A. Preseniline mutaties zorgen voor verhoogde AB productie
B. Preseniline mutaties zorgen voor verhoogde AB aggregatie
C. Preseniline mutaties zorgen voor een verhoogde AB40/42 ratio
D. Preseniline mutaties zorgen voor een verhoogde AB42/20 ratio
V12: Welke stelling is onjuist?
A. Presenilines vormen een y-secretase complex met PEN2 en APN1
B. Preseniline mutaties zijn de meerst voorkomende oorzaak van familiair AD
C. Je kan tau tangles hebben zonder amyloid
D. Alzheimer begint bij amyloid oligomeren
V13: Welke ApoE zorgt voor een verhoogd risico op Alzheimer?
A. ApoE2
B. ApoE4
C. ApoE3
D. Combinatie van ApoE4 en ApoE2
V14: Welke stelling is onjuist?
A. ApoE valt onder sporadische AD
B. GWAS gaat alleen uit van common variants
C. NGS sequenced het hele genoom waardoor er ook zeldzame varianten gevonden
kunnen worden
D. Als je een bepaalde SNP hebt die meer voorkomt bij AD heb je AD
V15: welke stelling is onjuist?
A. Biotech zijn kleine bedrijven die nadat een product z’n patent verliest, het product
namaakt voor goedkoper
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper amckomproe. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.