Alles samen
Er was eens…
14-04-2020 werkgroep 1
Voorbespreking
Mensen zijn de enige wezens die taal gebruiken om te communiceren. Het gebruikt veel
gereedschappen en technologieën, met behulp van de hersenen die op deze manier zich
hebben ontwikkeld en zijn geëvolueerd.
De ontwikkeling en capaciteiten van het menselijk brein bleven zich ontwikkelen en
evolueren en de oude Grieken zijn welbekend voor hun manier van denken over de wereld.
Zij gebruikten systematische beredeneringsmethoden (systematic reasoning methods) en
logisch redeneren om conclusies te trekken over de wereld.
Zelfstudie
1. Wat is de invloed van sociale interactie en groepsgrootte op de hersengrootte?
2. Waarom zijn onze hersenen geëvolueerd om in staat te zijn tot zulke complexe
gedachten en gedragingen?
3. Wat voor invloed hebben uitvindingen op de ontwikkeling van de maatschappij?
4. Welke vormen van redeneren zijn er?
5. Wat voor perspectief hadden de Grieken op de wereld?
Nabespreking
Wat is de invloed van sociale interactie en groepsgrootte op de hersengrootte?
Groepsgrootte covariëert met relatieve neocorticale volume in niet-menselijke primaten. Ze
behouden groepcohesie door sociale verzorging (social grooming) → een gedrag waarbij
sociale dieren, inclusief mensen, elkaars lichaam of uiterlijk reinigen of onderhouden (aapjes)
tijd wordt besteed aan sociale verzorging, lineair gerelateerd aan grootte van groep
maar voor mensen alleen, sociaal verzorgen alleen zou veel tijd in beslag nemen
Gebaseerd op dit, is er gesuggereerd dat:
1. evolutie voor grote groepen in menselijk afkomst, hangt af van het ontwikkelen van
een meer efficiënte methode voor tijd-gedeelde processen van sociale hechting
(time-sharing processes of social bonding)
2. taal vervult uniek meteen deze eis → taal kan hebben geëvolueerd om individuen
sneller in staat te stellen om te leren over karakteristieken van gedrag over andere
groepsleden, door de directe observatie
Relatie tussen groepsgrootte en de tijd die besteed wordt aan sociale verzorging, is een
consequentie van de intensiteit waarin een klein aantal van sleutelvriendschappen – een
primaire netwerk – is bediend, liever dan het totaal aantal van individuen in een groep
Primaire netwerken (primary networks) functioneren als coalities met het doel van leden
tegen de kwelling van andere leden van de groep:
gemiddelde grootte van een primair netwerk is gerelateerd aan de gemiddelde
groepsgrootte voor de soorten
de groter de groep, de meer kwelling en stress die een individu tegemoet komt en de
belangrijker deze coalities zijn
, de groter de groep, de meer tijd individuen besteden aan sociale verzorging met
leden van de coalitie
o coalities hun effectiviteit is gerelateerd aan de hoeveelheid tijd die is besteed
aan het verzorgen van elkaar
daarom, worden groepen gebouwd door het samenvoegen van sets van kleinere
primaire netwerken en de totale grootte van de groep is gelimiteerd door de grootte
van deze netwerken
Resultaten:
groepsgrootte in moderne mensen
o informele regel in business organisatie (informal rule in business
organization): 150 mensen is de kritische limiet voor effectieve coördinatie van
taken en informatie flow, door directe persoon-tot-persoon linken →
organisaties die groter zijn dan dit kunnen niet effectief functioneren zonder
sub-structureren, om kanalen van communicatie en verantwoordelijkheid –
hierarchie – vast te stellen of te definiëren
taal als een hechtingsmechanisme
o sociale intelligentie hypothese (social intelligence hypothesis): taal is een
gereedschap voor de verwerving van sociale kennis; het zorgt ervoor dat
individuen tijd besteden met sociale partners naar hun voorkeur en dus direct
de andere pesonen hun gedrag observeren
neocortex ontwikkelt zodat we kunnen communiceren en intelligenter
worden, doordat we informatie krijgen van onze sociale contacten
efficiëntie van taal als een hechtingsmechanisme
o psychofysieke limiet (psychophysical limit): op de grootte van
conversatiegroepen, verhouding waarop spraak verwakt met afstand tussen
de spreker en de luisteraar, onder normale omgeving geluidslevels
Nood om de groepsgrootte te vergroten, op een bepaald punt tijdens de menselijk evolutie,
zorgt voor de evolutie van taal, omdat een meer efficiënt proces nodig was voor het
voortzetten van deze relaties, dan dat mogelijk was met het nonhumane
hechtingsmechanisme – sociaal verzorgen (social grooming) – dit komt hand in hand met de
sociale intelligentie hypothese voor de evolutie van hersengrootte en cognitieve
vaardigheden
1. er is geen plicht voor bepaalde menselijke samenlevingen om te leven in groepen
van de voorspelde grootte
a. er is een upper limiet op de groepsgrootte die kan worden voortgezet door
direct persoonlijk contact
2. limiet dat is opgelegd door neocorticale verwerkende capaciteit (neocortical
processing capacity) past een aantal individuen toe met wie stabiele interpersoonlijke
relaties voortgezet kunnen worden
a. er is geen manier voor het structureren van de groep, er is geen eis dat
groepen moeten worden georganiseerd op genetische principes
i. dit is verwantschap (kinship)
b. verwantschap is een dimensie van primatensamenleving die relevant is voor
beslissingen over met wie de groep is en geeft een hierarchische structuur
3. verklaringen voor de vergroting van de hersengrootte binnen de menselijke lijn is in
tegenspraak met de conventionele wijsheid dat grote hersenen evolueerden om
mensen in staat te stellen te jagen
a. grote hersengrootte correleert niet goed met het archeologische verslag voor
veranderingen in gereedschapconstructies
,Deze analyse geeft dire kwesties die verklaard zijn:
fossiel bewijs suggereert dat de hersengrootte exponentieel is toegenomen in de loop
van de tijd binnen de hominidenlijn, ruim binnen het bereik van Australopithecus-
soorten en geen toename vertoonde tot het verschijnen van Homo Sapiens
hoe is het dat, ondanks deze cognitieve beperkingen op groepsgrootte, moderne
menselijke samenlevingen in staat zijn om super grote groepen te vormen? Dit roept
twee observaties op:
o structuur van deze super grote groepen is niet stabiel door de tijd
vb het uiteenvallen van de grootste empiries van vroeger
o taal heeft twee ongebruikelijke eigendommen die het mogelijk maken om
groepen te vormen die groter zijn dan de voorspelling (150 – 200)
individuen worden gecategoriseerd in types en in hun gedrag
veel soorten gebruiken bepaalde ‘oproepen’ (calls) om contact voort te zetten tijdens
beweging en onderzoek suggereert dat er misschien subtielere lagen van
betekenissen van deze oproepen zijn
o verschillen in akoestische vormen zorgen ervoor dat het publiek dingen kan
afleiden over het evenement in absentie van visuele informatie
Aangezen wij beter kunnen communiceren dan andere dieren, kunnen we grotere groepen
vormen en krijgen we meer informatie van andere individuen, kunnen we meer uitwisselen
en leren we meer over de omgeving → meer intelligentie.
Waarom zijn onze hersenen geëvolueerd om in staat te zijn tot zulke complexe
gedachten en gedragingen?
De introductie van geschreven verslagen representeert een van de meest belangrijke
momenten in de ontwikkeling van de wetenschap. Daarom is het belangrijk om te weten
wanneer en waar schrijfsystemen waren uitgevonden en wat er zo belangrijk aan is.
Pre-literaire beschaving (preliterate civilisation): beschaving voor schrijven werd uitgevonden
en deze heeft drie belangrijke kenmerken volgens Lindberg (1992):
1. hun kennis is beperkt tot ‘weten-hoe’ (‘know-how’), zonder theoretische begrijpen van
onderliggende principes; weten hoe ze moeten denken, maar niet hoe dingen werken
a. vb vuur maken, jagen, vissen, fruit en groenten verzamelen
2. vloeibaarheid van hun kennis
a. kennis over de actuele geschiedenis van stam is gelimiteerd tot 2 generaties
b. aangezien je met de mond en door communicatie alles moet doorgeven
c. de functie van orale traditie is de transmissie van praktische vaardigheden
3. bestaan van een collectie van mythen en verhalen over het begin van het universum,
leven en natuurlijke fenomenen
a. menselijke eigenschappen zijn geprojecteerd op objecten en evenementen in
de vorm van goden
b. animisme (animism): uitleg van de werking van de wereld en het universum
door middel van geesten met mensachtige kenmerken – Edward Taylor
(1832-1917)
Voor geschreven taal was er proto-schrijven (protowriting): gebruik van symbolen om
bestaande dingen te representeren, zonder taalkundige informatie die hen linkt
pictogrammen (pictograms): beelden die lijken op personen, dieren en objecten die
ze ook representeren
fonogrammen (phonograms): signalen die geluiden van de gesproken taal
representeren – voor elke lettergreep een tekentje
, Socrates (470-399 voor Christus) – filosoof in het oude Griekenland, die zei dat schrijven
leidt tot vergeten, luiheid en ontmoediging tot echt studeren
Invloed van orthografie, lezen en schrijven:
lezen van een boodschap is makkelijker in talen met een transparante relatie tussen
spelling en geluid
meeste kinderen begrijpen hoe het werkt in minder dan een jaar tijd, maar hebben
meer tijd nodig om het te automatiseren
Het eerste archeologische bewijs van tellen of rekenen gaat terug naar 35.000 – 20.000 voor
Christus. Ze grafeerde lijnen in botten en stenen:
limiet – mensen konden onderscheid maken tot en met 3
o oplossing voor het tellen van schrijven van grotere
getallen → groepjes van 5 maken
o dit is een toeval met het aantal vingers aan je hand
subitiseren (subitizing): fenomeen waarin nieuwgeboren baby’s en dieren
onderscheid kunnen maken tussen een, twee en drie dingen
mensen deden dit om bij te houden hoeveel bezittingen ze hadden
Plaats-coderende systeem (place-coding system): bij 1,2,3 betekent het niet alleen dit maar
ook de positie betekent iets
Wat voor invloed hebben uitvindingen op de ontwikkeling van de maatschappij?
Uitvinding van boekdrukken (book printing) → was een van de ontwikkelingen die mee kwam
kijken met de renaissance – zie laatste leerdoel over renaissance
in 1300 – brieven en andere geschreven werken waren gegrafeerd in houten blokken
en werden dan geprint op een laken / doek / stof
o zorgde voor massaproductie van een klein aantal pagina’s
in 1450 – bewegelijk printen was ontdekt door Johannes Gutenberg
o zorgde voor goedkope productie voor alle types van teksten
o leidde tot snelle mogelijkheden tot informatie voor iedereen
niet alleen in latijn maar ook in andere talen
Vuur (fire) is het resultaat van een chemische reactie tussen zuurstof en een andere
scheikundige stof, zoals een organische stof gebaseerd op koolstof. Sinds het meest
reactieve component zuurstur is, en we het overal hebben, komen de materialen om vuur te
maken bijna overal voor in verschillende contexten.
Eerste mensen die het hebben gebruikt was om zich te beschermen voor roofdieren en zijn
controle is essentieel en uniek voor onze soort
het is essentieel destructief of vernietigend
dit is de grootste ontdekking ooit gemaakt door Darwin
o Darwin ontdekte het vroegste bewijs voor het maken van vuur
Ontwikkeling van de meesterschap over vuur – gebeurde toen mensen begrepen dat:
1. zelfs wanneer vuur alles vernietigt, dat er toch weer leven kan komen
2. vuur kan behoud en bewaard worden