Samenvatting Circulatie
Boek: Bakker
Normaal blijven bloedcellen en bloedeiwitten in de vaten. Alleen gassen, glucose, water, afvalstoffen
en elektrolyten zijn doorlaatbaar. Bij ontstekingen wordt de capillaire wand wel permeabel voor
granulocyten en eiwitten.
Mechanismen die bijdragen aan veneuze bloedstroom
Spierpompmechanisme bijvoorbeeld bij armen en benen
Adempompmechanisme Bij inademen vergroot de borstkas, maar ook verwijding van
bloedvaten in de longen.
Arteriepompmechanisme (effect is niet zo groot) Pulsaties van de arterie zorgen voor
zijdelingse kracht op de wanden van de venen
Zwaartekracht (die veelal overwonnen moet worden door andere mechanismen)
Veneuze kleppen
Vaattonus (dilatatie en contractie)
Functiestoornissen met betrekking tot veneuze vaatstelsel
Ondervulling door bloeding of brandwonden
Veneuze stuwing door hartfalen, nierinsufficiëntie en overmatige infusie/transfusie.
Vasodilatatie door hitteberoerte, lang staan, klepproblemen, medicatie, stressreductie.
Orthostatische hypotensie
Blokkade van de veneuze bloedstroom door afknelling, intra-abdominale druk, etc.
De sinusknoop geeft de basisprikkel voor hartritme. Het prikkelen van hartspiercellen is een
elektrische ontlading en wordt depolariseren genoemd. Daarbij speelt kalium, calcium en natrium
van belang. De sinusknoop reageert op wisselende (psychische, vaat, etc.) omstandigheden.
Bij boezem/atriumfibrilleren zend de sinusknoop allerlei signalen, waarbij de AV-knoop een deel
blokkeert. Hierbij is de cardiac output verminderd en stijgt de kans op stolselvorming en CVA.
De AV-knoop zorgt voor een korte vertraging van prikkelgeleiding, zodat bloed de tijd heeft om van
boezems naar de kamers te gaan.
Problemen met hartprikkel kunnen drieledig zijn:
1. Frequentiestoornis (tachycardie, bradycardie)
2. Ritmestoornis (extra systole, ventrikelfibrilleren, atriumfibrilleren, ventrikeltachycardie)
3. Geleidingsstoornis (AV blok)
Vanaf bradycardie 30-35 zal de pt. bewusteloos raken.
Frank-Starling principe: De pompfunctie past zich aan het veneuze aanbod aan. Het veneuze aanbod
(preload) zorgt via de re k van hartspierweefsel voor een groter slagvolume.
Trendelenburghouding bij ondervulling.
Anti-trendelenburg bij hartfalen.
Preload: wandspanning/vulling van het ventrikel vlak voor de systole.
Afterload: hoeveelheid tegendruk die het hart ondervindt bij het pompen.
Functiestoornissen met betrekking tot de pompfunctie:
, Coronaire ischemie
Verlaagde pompfunctie
Hartfalen; dyspneu en/of vermoeidheid door pompfunctiestoornis van het hart.
Te hoge belasting Bij te hoge pre of afterload gaat het hart minder snel pompen. Bij
anemie is dit extra gevaarlijk, omdat het bloed hierbij snel rondgepompt moet worden.
Hartklepproblemen (stenose door verkalking of klepinsufficiëntie)
Mitralisinsufficiëntie
Aortaklepstenose
Een korte capillaire refill past bij wijde vaatjes, dus een lage vaatweerstand. Deze heeft directe
invloed op de arteriële bloeddruk. Als je vaatweerstand daalt (vasodilatatie), dan is dit meestal te
zien in daling van de diastolische bloeddruk. Ter compensatie stijgt de hartfrequentie en de cardiac
output, wat terug te vinden is in de systolische bloeddruk. Uiteindelijk kan de orgaanperfusie in
gevaar komen, te zien aan MAP < 50 – 60.
Een te hoge map kan leiden tot een hersenvocht of bloed uit de cerebrale vaten met gevaar voor een
hersenbloeding.
Vasoconstrictie Verminderde perfusie, bloeddruk stijging
Vasodilatatie Vergrote perfusie, bloeddruk daling
Functiestoornissen met betrekking tot de arteriële circulatie:
Verhoogde vaattonus/vasoconstrictie Als vasoconstrictie te lang duurt, worden de
organen te weinig doorbloed anaerobe verbranding en verzuring
Verlaagde vaattonus/vasodilatatie centrale drukdaling in het arteriële compartiment
Slechte vaatconditie
Blokkade van de bloedstroom
Microcirculatie: de bloedstroom naar de organen. = perifere circulatie.
Bloedstroom is gelijkmatig, optimaal voor uitwisseling van stoffen
Drie vormen microcirculatie:
- De algemene microcirculatie
- De huid
Tussen de arteriolen en de venulen bevinden zich directe verbindingen: arterioveneuze
anastomosen. in een koude omgeving gaan ze open, waardoor een groot deel van het
bloed vanuit de arteriële kant in de veneuze kant stroomt zonder de capillaire te passeren.
Hiermee warmte verlies voorkomen. Gaan tevens ook op en bij allergische reactie,
hyperthermie of sepsis.
- Darmen
Het bloed gaat naar de plaats met de minste weerstand door pre- en post capillaire sfincters.
Bij een sepsis gaan deze juist open, waardoor weefsels minder zuurstof kunnen opnemen en
de darmen dus minder werken.
Bij verandering in pO2, pCO2 en pH reageren bijna alle organen met lokale vasodilatatie.
Bij zuurstofgebrek of CO2 stapeling reageren de longen met lokale vasoconstrictie.
Capillaire fluïd shift: Capillairen wisselen water en stoffen uit met de weefselvloeistof op basis van
filtratie en terugresorptie van colloïdale osmose.
Minder O2 in het bloed vasoconstrictie van minder vitale organen, verhoging van de
hartfrequentie en arteriële bloeddruk.
Bij pijn, stress en misselijkheid treedt vasoconstrictie op Dus bloed minder naar alle organen.