De Koloniën in Nederland en Nederland in de Koloniën
Type College BA Hoorcollege
Titel De Koloniën in Nederland en Nederland in de Koloniën
Afstudeerrichting Algemene en Nederlandse Geschiedenis
Jaar en Semester 2024-2025, semester 1
Tentamen Dinsdag 17 december 2024, 19:00 - 21:00
Literatuur
1. Arthur Weststeijn, ‘The VOC as a Company-State: Debating Seventeenth-Century
Dutch Colonial Expansion’ p.13-34
2. Remco Raben en Ulbe Bosma, Being Dutch in the Indies. A history of creolization and
Empire 1500-1920
Hoofdstuk 1 Separation and Fusion p.1-25
Hoofdstuk 2 The Baggage of Kolonialism p.26-65
3. Alison Games, “Atlantic History: Definitions, Challenges, and Opportunities” p.741-757
4. Benjamin Schmidt, “The Dutch Atlantic: From Provincialism to Globalism” p. 163-187
5. Pepijn Brandon, ‘The Political Economy of Slavery in the Dutch Empire’ p.581-599
6. Karwan Fatah Black, in Slavernij en beschaving: Geschiedenis van een paradox
Inleiding p.7-37
7. Pieter Emmer en Jos Gommans, The Dutch Overseas Empire, 1600-1800
Paragraaf 2.3 Cultural Impact: Microcosm p. 72-92
8. Rose Mary Allen e.a., Staat & slavernij.
Het Nederlandse koloniale slavernijverleden en zijn Doorwerkingen
Inleiding p.11-21
Hoofdstuk 20 Slavernij en kolonialisme in en rondom Zuid-Afrika p.295-306
Hoofdstuk 21 Nederlandse slavernij in Zuid-Azië p.307-318
1
, Hoofdstuk 22 Slavernij in koloniaal Indonesië p.319-329
9. Jos van Beurden, “Decolonization and Colonial Collections: An Unresolved Conflict”
p.66-78
10.Wim van den Doel, ‘The Dutch Empire. An Essential Part of World History’ p.179-208
11.Maartje Janse, ‘Representing Distant Victims: The Emergence of an Ethical Movement in
Dutch Colonial Politics, 1840-1880’ p.53–80
12.Janny de Jong, 'Gezag, macht en prestige. Het ontslag van James Loudon als
gouverneur-generaal van Nederlands-Indië in 1874 in het perspectief van de veranderende
politieke cultuur’ p.177-201
13.Remco Raben, ‘A New Dutch Imperial History? Perambulations in a Prospective Field’
p.5-30
14.René Koekkoek. Anne-Isabelle Richard, Arthur Weststeijn, ‘Visions of Dutch Empire:
Towards a Long-Term Global Perspective’ p.79-96
15.Yvette Kopijn, “Hoofdstuk 1: Golven van verplaatsing. Vertrekken en aankomen in de
Javaans-Surinaamse geschiedenis" uit: Door vrouwen gedragen. Gedwongen verplaatsing,
veerkracht en overlevingskunst in de levensverhalen van drie generaties
Javaans-Surinaamse vrouwen p.1-32
16.Gert Oostindie, ‘Ruptures and dissonance: Post-colonial migrations and the remembrance
of colonialism in the Netherlands’ p.38-57
2
, Arthur Weststeijn, ‘The VOC as a Company-State: Debating
Seventeenth-Century Dutch Colonial Expansion.’
Arthur Weststeijn onderzoekt in zijn artikel de zeventiende-eeuwse uitbreiding van de Verenigde
Oost-Indische Compagnie (VOC) en de controversiële positie die de VOC innam als handelsbedrijf én
politieke macht in Azië. Hij verwerpt de traditionele opvatting van de VOC als enkel een commercieel
bedrijf, en benadrukt in plaats daarvan de politieke en koloniale aspiraties die het bedrijf nastreefde,
waarbij het functioneerde als een "bedrijfstaat" met kenmerken van een imperium.
Weststeijn maakt onderscheid tussen land- en zee-imperia, met Hugo Grotius’ idee van de
vrije zee ("Mare Liberum") als voorbeeld van hoe de VOC haar maritieme expansie rechtvaardigde.
Ondanks deze theorie over vrijheid op zee, voerde de VOC wel degelijk territoriale controle uit en
verwierf het autoriteit over gebieden, zoals de Molukken en Ceylon. Dit leidde ertoe dat critici,
waaronder Pieter van Dam, Pieter de la Court, en Pieter van Hoorn, de VOC niet enkel als een
handels entiteit zagen, maar als een politieke macht die de Nederlandse staat representeerde.
Weststeijn bespreekt drie belangrijke stemmen in het debat:
1. Pieter van Dam, juridisch adviseur van de VOC, bekritiseerde het monopolie en stelde voor
om het bedrijf deels open te stellen voor vrijhandel. Hij argumenteerde dat kolonisten
vrijhandelsrechten moesten krijgen om de koloniën leefbaarder te maken en Nederlandse
machtsuitbreiding te ondersteunen.
2. Pieter de la Court, een buitenstaander en republikein, pleitte voor de ontmanteling van de
VOC. Hij zag de VOC als een bedreiging voor de Nederlandse staat, die individuele
handelaren beperkte en daardoor economische groei belemmerde. De la Court zag meer heil
in kolonies onder staatscontrole, vergelijkbaar met de Engelse koloniën in Amerika, om de
Nederlandse invloed wereldwijd te versterken.
3. Pieter van Hoorn, gevestigd in Batavia, benadrukte dat de VOC terug moest keren naar haar
oorspronkelijke doel van handel in plaats van militaire verovering. Hij stelde voor Batavia om
te vormen tot een handelscentrum en beperkte vrijhandel in Azië toe te staan om de VOC
economisch levensvatbaar te houden zonder verdere veroveringen
Weststeijns werk benadrukt de complexe identiteit van de VOC als zowel een commerciële als een
politieke entiteit. Door de VOC als een "bedrijfstaat" te beschouwen, toont hij aan dat het bedrijf
strategisch opereerde in de politieke en economische machtsdynamiek van de zeventiende eeuw,
waarin expansie niet alleen economisch maar ook territoriaal was ingericht.
3