HOOFDSTUK 1: GEEST, GEDRAG EN
PSYCHOLOGISCHE WETENSCHAP
1.1.1 Psychologie: meer dan je denkt
Ruwweg vallen psychologen in drie grote groepen uiteen:
• Experimenteel psychologen
• Docenten psychologie
• Toegepaste psychologen
1.1.3 Kritisch nadenken over psychologie en pseudopsychologie
De vaardigheden voor kritisch denken zijn allemaal gebaseerd op een specifieke vraag
waarvan we menen dat je die zou moeten stellen als je met nieuwe ideeën te maken krijgt.
1. Wat is de bron?
De eerste vraag die in dit geval gesteld moet worden, is of degene die de bewering
doet, feitelijke kennis heeft. Daarbij moet je je afvragen of de bron iets belangrijks te
winnen heeft bij de bewering.
2. Is de bewering redelijk of extreem?
Kritische denkers zijn sceptisch over beweringen die als ‘doorbraak’ of ‘revolutionair’
worden aangemerkt, en over beweringen die in strijd zijn met bestaande kennis.
3. Wat is het bewijsmateriaal?
Om zeker te weten of een bepaalde oplossing werkt, is er wetenschappelijk
bewijsmateriaal nodig, waarvoor wetenschappelijk onderzoek moet worden verricht.
Anekdotisch bewijsmateriaal lijkt misschien erg overtuigend, maar bestaat slechts
uit de ervaringen van enkele mensen.
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias?
Kritische denkers kennen de omstandigheden waaronder een grote kans op bias bestaat
en zijn in staat veelvoorkomende soorten bias te herkennen.
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
Alleen een zorgvuldige analyse van bewijzen voor en tegen de stelling kan leiden tot
een betrouwbaar antwoord.
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
Voor een probleem dat uit meerdere facetten bestaat, is wellicht een complexere
oplossing nodig.
,Kernvraag 1.2: Wat zijn de zes belangrijkste perspectieven van de
psychologie?
Middeleeuws Europa werd gedomineerd door de rooms-katholieke kerk. Deze kerk had
weinig belangstelling voor de fysieke wereld en stelde dat de geest en de ziel losstaan van de
natuurwetten waaraan wereldse objecten en gebeurtenissen onderwerpen zijn. Er was een
reeks radicaal nieuwe ideeën voor nodig, gedurende een periode van enkele eeuwen, voordat
de middeleeuwse opvattingen werden doorbroken en de intellectuele basis voor de moderne
psychologie kon worden gelegd.
Kernconcept 1.2: Zes belangrijke perspectieven domineren het snel veranderende veld
van de moderne psychologie: het biologische, cognitieve, behavioristische, whole-person,
ontwikkelings- en socioculturele perspectief. Alle kwamen voort uit radicaal nieuwe
ideeën over geest en gedrag
1.2.1 Scheiding van lichaam en geest en het moderne biologische perspectief
De zeventiende-eeuwse Franse filosoof René Descartes stelde het eerste radicaal nieuwe idee
voor dat uiteindelijk leidde tot de moderne psychologie: een scheiding tussen de spirituele
geest en het fysieke lichaam. Wetenschappers konden voor de eerste keer aantonen dat er
biologische processen ten grondslag liggen aan sensaties en eenvoudige reflexmatige
gedragingen, in plaats van mysterieuze, spirituele krachten.
Descartes behoorde tot het rationalisme, een filosofiestroming die de ratio als enige middel
zag om aan wetenschap en filosofie te doen.
Een (Britse) filosofiestroming, het empirisme, formuleerde echter veel kritiek op Descartes.
Empiristen zien het denken namelijk als onnodig en zelfs storend in wetenschap en filosofie.
Zij beweren dat waarnemingen, ervaringen en experimenten de enige ware bronnen van
kennis zijn.
,Het moderne biologische perspectief
Vierhonderd jaar later vormt Descartes’ revolutionaire perspectief de basis voor het moderne
biologische perspectief. Moderne biologisch psychologen hebben lichaam en geest opnieuw
samengevoegd. Zij beschouwen de geest tegenwoordig als product van de hersenen. Volgens
dit standpunt komen zowel onze persoonlijkheid, onze voorkeuren, onze gedragspatronen als
onze vaardigheden voort uit onze lichamelijke eigenschappen. Daarom zoeken biologisch
psychologen naar de oorzaken van ons gedrag in het zenuwstelsel, het endocriene stelsel
(hormoonstelsel) en de genen.
Twee variaties op het biologische thema
De biologische psychologie heeft zich ontwikkeld in twee richtingen:
- Neurowetenschap
- Evolutionaire psychologie (Charles Darwin)
Volgens de evolutionaire psychologie hebben invloeden in de omgeving de stamboom van de
mens ‘gesnoeid’, waarbij de individuen met de meeste adaptieve psychische en lichamelijke
kenmerken bevoordeeld werden, want ze leefden langer en waren daardoor beter in staat om
zich voort te planten en zo hun eigen kenmerken door te geven. Darwin noemde dit
natuurlijke selectie. Tijdens dit proces evolueerden de lichamelijke kenmerken van een soort
in de richting van de kenmerken die de best aangepaste organismen een voordeel gaven in de
strijd om het bestaan.
1.2.2 Het begin van de wetenschappelijke psychologie en het moderne
cognitieve perspectief
De Duitse wetenschapper Wilhelm Wundt had een baanbrekend inzicht: de wetenschappelijke
methoden zoals die in de natuur- en scheikunde werden toegepast, konden ook gebruikt
worden om zowel de geest als het lichaam te bestuderen. Hij onderzocht of het mogelijk was
dat de menselijke geeft ook op dergelijke wijze kon worden opgebroken in elementen.
Introspectie naar de elementen van de bewuste ervaring
In 1879, in het eerste psychologisch laboratorium ter wereld, deden Wundt en zijn studenten
onderzoek waarbij getrainde vrijwilligers hun sensorische en emotionele reacties op
verschillende prikkels beschreven, een techniek die introspectie wordt genoemd.
De erfenis van Wundt: structuralisme
Wundts pupil Edward Bradford Titchener bracht de zoektocht naar de elementen van het
bewustzijn naar de VS, waar hij het structuralisme begon te noemen. Vanaf het begin kreeg
zowel Wundt als Titchener veel kritiek te verduren. De bezwaren luidden vooral dat de
introspectieve methode subjectief was.
, Gestalts reactie: ‘Het geheel, niet de delen’
De Gestaltpsychologen, zoals ze werden genoemd, (waren het niet eens met het
structuralisme) concentreerden zich op het geheel van onze bewustzijnservaringen als meer
dan de som van de delen en probeerden te begrijpen hoe we ‘perceptuele gehelen’ vormen.
James en de functie van geest en gedrag
De Amerikaanse psycholoog William James, vond dat de benadering van Wundt te beperkt
was. De psychologie moest zich richten op de functie van het bewustzijn en niet alleen op de
structuur ervan. James’ opvattingen leidden tot het functionalisme.
James voelde zich ook aangetrokken tot Darwins idee dat organismen zich aan hun omgeving
aanpasten. Hij stelde daarom dat de psychologie zou moeten verklaren op welke wijze
mensen zich aanpassen aan de werkelijke wereld buiten het laboratorium.
Over introspectie waren het structuralisme en het functionalisme het eens. Maar de
introspectieve methode was subjectief, waardoor ook functionalisten werd verweten dat hun
versie van de psychologie niet echt wetenschappelijk was. Het duurde meer dan een halve
eeuw om dit probleem te overwinnen: hiervoor was ook de samenwerking van deskundigen
uit ander disciplines nodig, die samen het cognitieve perspectief vormden.
Het moderne cognitieve perspectief
De ontwikkeling van de computer, die de nieuwe metafoor voor de geest ging vormen, gaf de
psychologie een onomkeerbare duw in de richting van een nieuwe synthese: de moderne
cognitieve psychologie. Net als in het perspectief van de structuralistische school, de
functionalistische school en de Gestaltpsychologie wordt in het cognitieve perspectief ook de
nadruk gelegd op cognitie. Vanuit dit standpunt gezien zijn iemands gedachten en handelingen
het resultaat van het unieke cognitieve patroon van waarnemingen en interpretaties van
ervaringen.
1.2.3 Het behavioristische perspectief: nadruk op waarneembaar gedrag
Rond 1900 werd een opstandige groep wetenschappers bekend, de zogenoemde behavioristen.
Zij bouwden voort op het empiristische idee dat je enkel zekerheid kan verwerven over
datgene wat je kunt waarnemen. Ze werden het beroemdst met het idee dat het bestuderen van
de geest helemaal geen deel van de psychologie zou moeten uitmaken.
De Amerikaan John B. Watson, een vroege leider van de behavioristische beweging, betoogde
dat een objectieve psychologische wetenschap zich uitsluitend met waarneembare
gebeurtenissen zou moeten bezighouden: fysieke stimuli vanuit de omgeving en de
waarneembare reacties van het organisme daarop.
Het behavioristische perspectief vroeg vooral aandacht voor de manier waarop ons handelen
wordt gevormd door de consequenties ervan. Een grote verdienste van behavioristen is dat we
nu veel beter begrijpen dat krachten vanuit de omgeving van invloed zijn op het vermogen tot
leren. Daarnaast hebben behavioristen effectieve strategieën ontwikkeld waarmee we gedrag
kunnen wijzigen door de omgeving te veranderen.