Hoofdstuk 9 Diagnostiek van aangrijpingspunten (||); de
functieanalyse
9.1 Inleiding
Er zijn 2 soorten diagnoses tijdens de diagnostiekfase:
1) Beschrijvende classificatie volgens DSM-systeem.
Vormt toegang tot de vakliteratuur waarin interventies zijn beschreven.
2) Verklarende diagnose in de vorm van een FA of BA, eventueel i.c.m.
holistische theorie (HT).
FA en BA zijn noodzakelijke aanvullingen op de DSM-classificatie om tot
een optimaal behandelplan te komen. FABA’s geven een nadere,
specifiek op de patiënt gerichte invulling van de algemene
behandelvoorschriften.
FABA’s zijn een belangrijke basis voor het ontwikkelen van nieuwe, nog
niet eerder beschreven interventies.
FA’s: zijn hypothesen over de factoren die problematische gedragingen
in stand houden.
BA’s: zijn hypothesen over de wijze waarop de patiënt disfunctionele,
problematische betekenissen toekent aan een in feite niet of minder
problematische situaties en gebeurtenissen.
HT: geven de veronderstelde samenhang en achtergrond weer van
de verschillende problemen en moeilijkheden waarmee de patiënt
kampt. Dit kan relevant zijn in gevallen waarin de samenhang
onvoldoende wordt weerspiegeld in de FA’s en BA’s.
FABA’s zijn pogingen om de problematiek te verklaren.
Interventies op basis van FA en BA worden gekozen vanwege theoretische
vermoedens omtrent aangrijpingspunten en werkingsmechanismen.
Het ontwerpen van FABA’s vindt ongeveer tegelijk plaats met het
formuleren van de DSM-classificatie. Wanneer beide diagnostische
systemen tot een ander behandelplan leiden, moet een beredeneerde
keuze of combinatie gemaakt worden.
FABA’s zijn niet alleen de eindproducten van een diagnostisch proces
waarin: -hypothesen worden vastgelegd over de
veronderstelde dynamiek achter de problemen
-hypothesen als leidraad worden gebruikt voor het opstellen van een
behandelplan.
,FABA’s worden vooral gebruikt als zoekschema’s met behulp waarvan de
therapeut het verhaal van de patiënt probeert te ordenen en te
verhelderen. FABA’s zijn daarmee een interactief proces waarbij de
patiënt uitgenodigd wordt om mee te denken met en bij te dragen aan de
casusconceptualisatie van zijn problematiek.
Een analyseschema is op zich niet waar of onwaar. De waarde van een
analyseschema ligt in de doelmatigheid: Helpt dit schema de therapeut
optimaal om de problematiek van de patiënt adequaat te ordenen en er
op adequate wijze consequenties aan te verbinden voor het
behandelplan?
Er zijn volgens dit boek 2 schema’s: één voor het analyseren van
betekenisverlening (BA) en één voor het analyseren van
problematisch gedrag (FA).
In FA’s kan men ook betekenissen analyseren.
Er bestaat binnen de CGT geen geaccepteerd model of breed aanvaarde
methode om de functieanalyse vorm te geven. Het ontbreken hiervan
creëert ruimte om met een eigen systeem te komen. Er zijn verschillende
modellen en schema’s ontstaan voor de casusconceptualisatie binnen CGT.
FABA’s hebben 5 gemeenschappelijke aspecten:
1. Associatie:
De FABA’s zijn vertalingen naar de klinische praktijk van het
operante leerparadigma (FA) en het klassieke leerparadigma
(BA).
Bij operant leren gaat het om de gepercipieerde samenhang
tussen gedrag en consequenties ervan. Begrip van de
samenhang tussen wat je doet en laat en de daadwerkelijke
consequenties van het doen en laten op de omgeving, maken het
mogelijk de omgeving beter te controleren.
Bij klassiek leren gaat het om de ervaren samenhang tussen de
ene gebeurtenis en de andere gebeurtenis. Kennis over een
dergelijke samenhang maakt de omgeving beter voorspelbaar.
Enerzijds gaat het om het voorspellen van op handen zijnde
positieve en negatieve gebeurtenissen (signaalleren) en
anderzijds gaat het om het leren van likes en dislikes in de
omgeving (evaluatief leren).
2. Post-hoc interpretaties:
Men moet uitgaan van de associatie die de patiënt meent waar te
nemen. De patiënt is zodanig blootgesteld aan een bepaalde
, samenhang tussen gedrag en consequenties ervan (FA) OF tussen
gebeurtenissen en andere gebeurtenissen (BA), dat er een
disfunctionele associatie is gevormd, die op hun beurt de
achtergrond vormen van de klachten en problemen van de patiënt.
De verklaringen achteraf van zijn patiënt en naasten
verschaffen het materiaal waarop de clinicus zijn hypothesen
over samenhang moet baseren.
3. Hypothesen:
De analyses zijn per definitie altijd achteraf geformuleerde
hypothesen over samenhang. De therapeut ziet slechts de
gevolgen van de ziekmakende gebeurtenissen waarmee de patiënt
ooit is geconfronteerd. Je kan nooit met zekerheid zeggen dat de
huidige problemen van de patiënt een gevolg zijn van een
ziekmakende gebeurtenis. Het blijven vermoedens,
veronderstellingen en het blijft gissen. Onderbouwingen van
vermoedens zijn hierbij belangrijk.
Hypothese-toetsende wijze van diagnosticeren verkleint het risico
van hineininterpretieren (aan iets of iemand niet bestaande
intenties, betekenissen of bedoelingen toeschrijven).
De betrouwbaarheid van klinische uitspraken neemt nu eenmaal af,
naarmate de uitspraken zich verder verwijderen van de rechtstreeks
observeerbare en verifieerbare gegevens.
Wanneer een hypothese in toetsingen voldoende overeind is
gebleven, kan een interventie worden geselecteerd die de
veronderstelde ‘pathogene samenhang’ ongedaan kan maken of kan
wijzigen.
4. Ten dienste staan van de interventies:
Het klinische oordeel is doorslaggevend op de vraag wanneer
het diagnosticeren ophoudt en interventies beginnen. Dat oordeel
kan zich het beste laten leiden door de vraag of de onderzochte
thema´s nog emotioneel beladen zijn of al meer intellectualistische
van aard zijn.
Naarmate de bespreking van diagnostische thema’s meer
intellectualistisch van aard wordt en minder emotioneel
gekleurd raakt, nadert men het gebied van ´doordiagnosticeren
´.
Naast de klinische blik worden 2 belangrijke hulpmiddelen
gehanteerd om de beoordeling in deze te begrenzen en adequater te
maken.
1=de DSM-classificatie. Als de classificatie verwijst naar een
evidence-based behandeling, moet de therapeut wel erg goede
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper 614148. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.