Hoofdstuk 1 Wat is sociologie
Sociologie is de leer van de menselijke samenleving. Bestudeert
het gedrag van mensen in hun sociale omgeving. Onderzoeken
waarom mensen zich zo gedragen als leden in de samenleving.
Vragen zich af welke maatschappelijke factoren het denken en
gedrag beïnvloeden.
Maatschappelijke factoren zijn: sociale klasse, cultuur,
vooroordelen, stereotypen, sociale controle, macht, groeperingen en
sociale ongelijkheid.
Door een gekleurde bril kijken naar de wereld om ons heen (sociale
werkelijkheid), bestaande uit kennis, waarden en oordelen die we in
de loop der jaren hebben opgedaan (referentiekader).
Sociaal bewustzijn: Dat je zicht hebt op de snijpunten tussen je
persoonlijke levenslot, geschiedenis en sociale omstandigheden.
Sociaal bewustzijn is onmisbaar voor goede zorgverlening. Leidt tot
betere grip op je leven en minder afhankelijkheid van wat je
overkomt. Levert meer vrijheid en inzicht op in de grenzen van die
vrijheid. Je leert hoe je het gedrag van de ander beter kunt
begrijpen.
Cognitieve dissonantie: Psychologische term voor de
onaangename spanning die ontstaat bij het kennisnemen van feiten
of opvattingen die strijdig zijn met een eigen overtuiging of mening.
Dat leidt tot de neiging die dissonantie te reduceren (cognitieve-
dissonantiereductie) en de feiten aan te passen aan de eigen
overtuiging.
Halo-effect: is de neiging om te denken dat wanneer iemand op
een terrein positief opvalt, hij ook wel goed zal zijn op andere
terreinen.
Horn-effect: een negatief aspect leidt tot het toeschrijven van
meerdere negatieve eigenschappen of kernmerken.
Mersch, 2016: Mensen zijn vooral opzoek naar hun eigen gelijk en
filteren de informatie die ze tegenkomen op een manier die bij hun
standpunten past. We ondervragen de werkelijkheid niet, we
martelen haar totdat ze betekent wat we graag willen horen.
Max Weber (Idealist): 1 van de grondleggers in de sociologie
benadrukt het belang van het individu en de achterliggende
intentie. Hij vertrekt vanuit het denken en de ideeën van mensen.
Karl Marx (materialist): Meer uit van de structuur van de
samenleving. Het is niet het denken van de mens dat zijn bestaan
bepaalt, maar het bestaan wat zijn denken bepaalt. Men is wat men
eet.
, Hedendaags: Rechts (neo) liberaal en links (socialistisch). Of
conservatief (behoudend) en progressief (vernieuwend). Max
Weber(rechts) en Karl Marx (links).
Liberaal rechts: vertrekt meer vanuit het individu, de cultuur, de
ideeën. (Als een dubbeltje word je nooit een kwartje).
Rechts (neoliberalen): vooral geneigd om sociale ongelijkheid te
zien als een natuurlijk gegeven. Rechts hecht grote waarde aan
individuele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid, en ook aan loon
naar verdienste. Overheid bemoeit zich zo weinig mogelijk. Meer
focus op ondernemen dan verzorgen.
Links (socialisten): Leggen meer nadruk op gelijkheid (ook in
inkomen) en solidariteit. Eerlijke verdeling van macht en goederen
en willen de samenleving beschermen tegen survival of the fittest.
Sociologie heeft zich ontwikkeld tot een empirische en
waardevrije wetenschap. Systematische waarneming van de feiten.
Morele overwegingen mogen geen rol spelen bij onderzoek en
theorievorming.
Het kan zijn dat je referentiekader je blind maakt voor andere
aspecten. (Beroepsblindheid, kokervisie).
Hoofstuk 2 Homo sociologicus
Mensen zijn kuddedieren, sociologen spreken over groeperingen.
Passen de leden zich niet aan, worden ze natgespoten. Groepsleden
oefenen voortdurend sociale controle uit om de andere leden in
het gareel te houden.
Volgens Ralph Dahrendolf is de mensen een homo sociologicus,
wiens leven vooral gedirigeerd wordt door de rollen die van hem
verwacht worden.
Belgische socioloog Mark Elchardus vindt dat mensen niet zo
individualistisch zijn als zij zelf vaak denken. Onderwijsniveau en
mediagebruik voorspellen hun opvattingen en gedragingen.
Bij groeperingen gaat het om de mensen met wie je opgroeit.
Multicausaliteit: Ons doen en denken is dus niet simpel en
eenduidig te herleiden tot bepaalde genen of maatschappelijke
factoren. Meestal zijn er meerdere in het spel.
Vraaggericht werken: Verschillende remedies hebben een
verschillende uitwerkingen per individu, ook al is de oorzaak gelijk.
Individu aangepaste hulp.
Ieder mens bekleedt in de groeperingen waarvan hij deel uitmaakt
talrijke posities, en bij elke positie hoort een rol, die kort
samengevat bestaat uit verwachtingen die de omgeving heeft van
hem als positiebekleder.
Sociologie is de leer van de menselijke samenleving. Bestudeert
het gedrag van mensen in hun sociale omgeving. Onderzoeken
waarom mensen zich zo gedragen als leden in de samenleving.
Vragen zich af welke maatschappelijke factoren het denken en
gedrag beïnvloeden.
Maatschappelijke factoren zijn: sociale klasse, cultuur,
vooroordelen, stereotypen, sociale controle, macht, groeperingen en
sociale ongelijkheid.
Door een gekleurde bril kijken naar de wereld om ons heen (sociale
werkelijkheid), bestaande uit kennis, waarden en oordelen die we in
de loop der jaren hebben opgedaan (referentiekader).
Sociaal bewustzijn: Dat je zicht hebt op de snijpunten tussen je
persoonlijke levenslot, geschiedenis en sociale omstandigheden.
Sociaal bewustzijn is onmisbaar voor goede zorgverlening. Leidt tot
betere grip op je leven en minder afhankelijkheid van wat je
overkomt. Levert meer vrijheid en inzicht op in de grenzen van die
vrijheid. Je leert hoe je het gedrag van de ander beter kunt
begrijpen.
Cognitieve dissonantie: Psychologische term voor de
onaangename spanning die ontstaat bij het kennisnemen van feiten
of opvattingen die strijdig zijn met een eigen overtuiging of mening.
Dat leidt tot de neiging die dissonantie te reduceren (cognitieve-
dissonantiereductie) en de feiten aan te passen aan de eigen
overtuiging.
Halo-effect: is de neiging om te denken dat wanneer iemand op
een terrein positief opvalt, hij ook wel goed zal zijn op andere
terreinen.
Horn-effect: een negatief aspect leidt tot het toeschrijven van
meerdere negatieve eigenschappen of kernmerken.
Mersch, 2016: Mensen zijn vooral opzoek naar hun eigen gelijk en
filteren de informatie die ze tegenkomen op een manier die bij hun
standpunten past. We ondervragen de werkelijkheid niet, we
martelen haar totdat ze betekent wat we graag willen horen.
Max Weber (Idealist): 1 van de grondleggers in de sociologie
benadrukt het belang van het individu en de achterliggende
intentie. Hij vertrekt vanuit het denken en de ideeën van mensen.
Karl Marx (materialist): Meer uit van de structuur van de
samenleving. Het is niet het denken van de mens dat zijn bestaan
bepaalt, maar het bestaan wat zijn denken bepaalt. Men is wat men
eet.
, Hedendaags: Rechts (neo) liberaal en links (socialistisch). Of
conservatief (behoudend) en progressief (vernieuwend). Max
Weber(rechts) en Karl Marx (links).
Liberaal rechts: vertrekt meer vanuit het individu, de cultuur, de
ideeën. (Als een dubbeltje word je nooit een kwartje).
Rechts (neoliberalen): vooral geneigd om sociale ongelijkheid te
zien als een natuurlijk gegeven. Rechts hecht grote waarde aan
individuele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid, en ook aan loon
naar verdienste. Overheid bemoeit zich zo weinig mogelijk. Meer
focus op ondernemen dan verzorgen.
Links (socialisten): Leggen meer nadruk op gelijkheid (ook in
inkomen) en solidariteit. Eerlijke verdeling van macht en goederen
en willen de samenleving beschermen tegen survival of the fittest.
Sociologie heeft zich ontwikkeld tot een empirische en
waardevrije wetenschap. Systematische waarneming van de feiten.
Morele overwegingen mogen geen rol spelen bij onderzoek en
theorievorming.
Het kan zijn dat je referentiekader je blind maakt voor andere
aspecten. (Beroepsblindheid, kokervisie).
Hoofstuk 2 Homo sociologicus
Mensen zijn kuddedieren, sociologen spreken over groeperingen.
Passen de leden zich niet aan, worden ze natgespoten. Groepsleden
oefenen voortdurend sociale controle uit om de andere leden in
het gareel te houden.
Volgens Ralph Dahrendolf is de mensen een homo sociologicus,
wiens leven vooral gedirigeerd wordt door de rollen die van hem
verwacht worden.
Belgische socioloog Mark Elchardus vindt dat mensen niet zo
individualistisch zijn als zij zelf vaak denken. Onderwijsniveau en
mediagebruik voorspellen hun opvattingen en gedragingen.
Bij groeperingen gaat het om de mensen met wie je opgroeit.
Multicausaliteit: Ons doen en denken is dus niet simpel en
eenduidig te herleiden tot bepaalde genen of maatschappelijke
factoren. Meestal zijn er meerdere in het spel.
Vraaggericht werken: Verschillende remedies hebben een
verschillende uitwerkingen per individu, ook al is de oorzaak gelijk.
Individu aangepaste hulp.
Ieder mens bekleedt in de groeperingen waarvan hij deel uitmaakt
talrijke posities, en bij elke positie hoort een rol, die kort
samengevat bestaat uit verwachtingen die de omgeving heeft van
hem als positiebekleder.