Introductie: Biologische basis van gedrag
Mind-brain problem = de vraag over hoe de geest betrekking heeft tot brein activiteit. Wat is de relatie
(mind-body problem) tussen lichaam en geest? Verschillende denkwijzen: dualisme, monisme.
3 belangrijkste punten 1. Perceptie/waarneming treedt op in je hersenen!
2. Mentale activiteit en bepaalde soorten hersenactiviteit zijn onafscheidelijk.
- Monisme: het idee dat het universum uit slechts één soort wezen bestaat
je gedachten over ervaringen = hetzelfde als je hersenactiviteit
(neurowetenschappers en filosofen)
-Dualisme: het idee dat geesten één soort substantie zijn en materie een
andere.
3. We moeten voorzichtig zijn met wat een verklaring is en wat niet. Mensen
met depressie hebben bijvoorbeeld minder activiteit in bepaalde
hersengebieden. Vertelt dat bewijs ons waarom mensen depressief
werden? Nee. Kortom, we moeten voorkomen dat we de conclusies van een
onderzoeksstudie overdrijven.
Perspectieven 1. Fysiologisch (physiological explanation): relateert gedrag aan de activiteit
waarmee je een van de hersenen en andere organen (lichamelijke processen)
bepaald fenomeen kan 2. Ontogenetisch (ontogenetic explanation): Beschrijft hoe een
bekijken/onderzoeken gedragsstructuur zich ontwikkelt, incl. de rol van genen, voeding, ervaringen
: --> focus op hoe het gedrag zich kon ontwikkelen ?
3. Evolutionair (evolutionary explanation): Reconstrueert de evolutionaire
geschiedenis van een structuur of gedrag --> focus op gedrag als gevolg van
de evolutie van een soort
4. Functioneel (functional explanation: Beschrijft waarom gedrag is
geëvolueerd zoals het is. --> Focus op doel van gedrag, waarom is het zo
ontwikkeld en waarom is het nuttig?
Genetische drift Binnen een kleine, geïsoleerde populatie kan een gen zich per ongeluk verspreiden
via een proces (=genetische drift) (voorbeeld: camouflagegedrag)
Waarom onderzoekers 1. De onderliggende mechanismen van gedrag zijn soms makkelijker te
dieren bestuderen: bestuderen bij een niet-menselijke soort.
2. We zijn geïnteresseerd in dierlijk gedrag omwille van zichzelf
3. Wat we over dieren leren, werpt licht op de menselijke evolutie
4. Wettelijke of ethische beperkingen verhinderen bepaalde soorten
onderzoek op mensen.
Dieren gebruiken in onderzoeken is ethisch controversieel (zijn grote meningsverschillen over):
Sommige onderzoekers brengen stress en pijn toe aan dieren. Echter, veel onderzoeksvragen kunnen
alleen onderzocht worden door dieren te gebruiken.
Dierlijk onderzoek worden tegenwoordig uitgevoerd onder wettelijke en ethische controles die het
doel om dierenleed te verminderen / minimaal te beperken.
The biological approach to behavior: 2 veel gestelde vragen zijn
1. Waarom bestaat het - Stelde de vraag: ‘Why is there rather something than nothing?’
universum? Wat zou er gebeuren als bepaalde zaken anders waren geweest?
Gottified Leibniz - In de jaren ’80 heeft een groep natuurkundige de String Theory bedacht. Zij wilden
bewijzen dat dit de enige manier is hoe een universum kan zijn. Later werd
geconcludeerd dat dit niet het enige mogelijke universum is. Er zijn veel andere
mogelijk universums, maar van die mogelijkheden zijn er maar heel weinig waarin
leven mogelijk is.
, 2. Waarom bestaat het = mind-brain problem of mind-body problem
bewustzijn? - Bewustzijn is iets dat we ervaren, maar we weten niet hoe we het kunnen
verklaren.
- Réne Descartes cogito, ergo sum (ik denk dus ik ben).
Pas als we aan alles twijfelen stuiten we op iets wat onbetwijfelbaar is, namelijk dat
iets twijfelt of denkt. Ons eigen verstand is het startpunt van kennis. Het lichaam
moeten we beschouwen als een mechanisch systeem, een voorgeprogrammeerde
machine zonder gedachten of wil. Het denken is daarentegen vrij en bewust van
zichzelf. Dualisme. (via Pijnappelklier)
Dualisme: lichaam en geest zijn gescheiden (Descartes)
Monisme: lichaam en geest vormen een eenheid (neurowetenschappers en filosofen)
Biologische = de studie van psychologie, evolutie en ontwikkelingsmechanismen van gedrag en
psychologie ervaring.
- Biologische psychologie is niet alleen een studie maar ook een manier van
kijken. Het houdt in dat we denken en handelen zoals we doen vanwege
hersenmechanismen. Die hersenmechanismen hebben we ontwikkelt
omdat oude dieren die op deze manier hebben gebouwd en zo hebben
overleefd en voortgeplant.
Je kunt de hersenen dorsaal (vanaf de bovenkant) en ventraal (vanaf de onderkant) bekijken.
Minimalist = bepaalde soorten dierenonderzoek tolereren, maar willen dat je het onderzoek zo
veel mogelijk beperkt, afhankelijk van:
- de waarschijnlijke waarde van het onderzoek
-de hoeveelheid stress voor het dier
- het soort dier
Standaard regels 1. Vermindering: vermindering van het aantal dieren
betreft ethisch gedrag 2. Vervanging: indien mogelijk met computermodellen of andere vervangers
(de drie V’s): voor dieren
3. Verfijning: het aanpassen van de procedures om pijn en ongemak te
verminderen
Abolitionist Alle dieren hebben dezelfde rechten als mensen, extreem tegen dieronderzoek. Het
(tegenovergestelde) doden van een dier = moord, ongedacht of het de bedoeling is om het te eten, de
vacht te gebruiken of wetenschappelijke kennis op te doen.
1. Wat wordt bedoeld met monisme?
A. Het idee dat alle levensvormen geëvolueerd zijn uit één enkele voorouder
B. Het idee dat bewuste en onbewuste motivaties samen gedrag produceren
C. Het idee dat de geest van dezelfde substantie is gemaakt als de rest van het universum
D. Het idee dat de geest één type substantie is en materie een ander type
2. Een ontogenetische verklaring richt zich op welke van de volgende?
A. Hoe een gedrag zich ontwikkelt
B. De hersenmechanismen die een gedrag produceren
C. De bewuste ervaring die gepaard gaat met een gedrag
D. De procedures die een gedrag meten
3. Welke van de volgende is een voorbeeld van een evolutionaire verklaring?
A. Mensen hebben een angst voor slangen ontwikkeld omdat veel slangen gevaarlijk zijn
B. Mensen hebben een staartbeen omdat onze oude aapachtige voorouders een staart hadden
,C. Mensen hebben het vermogen ontwikkeld om gezichten te herkennen, omdat dat vermogen
essentieel is voor coöperatief sociaal gedrag
D. Mensen hebben de neiging ontwikkeld om langdurige man-vrouwrelaties aan te gaan omdat
menselijke baby’s profiteren van de hulp van beide ouders tijdens hun lange afhankelijkheidsperiode
4. Welke van de volgende is een reden om dieren te gebruiken in biologisch psychologisch onderzoek
gericht op het oplossen van menselijke problemen?
A. Niet-menselijke dieren vertonen al het gedrag dat mensen ook vertonen
B. Eén mens verschilt van de ander, maar niet-menselijke dieren zijn bijna hetzelfde als elkaar
C. Het zenuwstelsel van niet-menselijke dieren lijkt in veel opzichten op dat van mensen
D. Onderzoekers kunnen niet-menselijke dieren bestuderen zonder juridische beperkingen
5. Wat bepleit een minimalist met betrekking tot dieronderzoek?
A. Alle onderzoeken moeten minimaal 10 dieren per groep hebben
B. Minimaal drie personen moeten elk onderzoeksvoorstel beoordelen
C. Interferentie met dieronderzoek moet tot een minimum worden beperkt
D. Dieronderzoek is toegestaan, maar moet tot een minimum worden beperkt
, Kennisclip 1. Mythen en misvattingen over evolutie:
1. Evolutie betekent dat organismen zich aanpassing aan hun omgeving.
Dit is een oudere, nu in diskrediet geraakte evolutietheorie. Bijna 60 jaar voordat Darwin zijn boek
publiceerde, stelde Jean-Baptiste Lamarck dat levens wezens evolueren door tijdens hun leven bepaalde
eigenschappen te ontwikkelen, en dan die door te geven aan hun nakomelingen.
Voorbeeld: Hij dacht omdat giraffen de gewoonte hadden hun nekken uit te rekken om hogere takken te
bereiken, hun kinderen met een langere nek zouden worden geboren. Maar nu weten we dat genetische
overerving zo niet werkt. In feit evolueren individuele organismen helemaal niet. In plaats daarvan
worden door willekeurige genetische mutaties sommige giraffen geboren met een langere nek, en dat
geeft hen een betere kans om te overleven, dan degenen die minder gelukkig bedeeld waren.
2. Survival of the fittest: overleven van de best aangepaste
Klinkt alsof evolutie altijd in het voordeel is van de grootste, sterkste of snelste wezens. Is niet het geval!
-Ten eerste is evolutionaire aangepastheid gewoon een kwestie van hoe goed ze in hun huidige
omgeving passen. Als alle grote bomen plots afstierven en er alleen kort gras overbleef dan zou de lange
hals van de giraffen een nadeel zijn.
- Ten tweede gaat evolutie niet om overleven, maar om voortplanten. Er bestaan een heleboel wezens
zoals de mannelijke zeeduivel, die wordt zo klein en kwetsbaar geboren, dat hij snel een partner moet
vinden voordat hij doodgaat. Maar je kan wel zeggen dat een organisme dat zonder nakomelingen sterft,
evolutionair nutteloos is? Nee! Vergeet niet dat natuurlijke selectie niet bij organismen gebeurt, maar op
het genetische niveau. Elk gen is een organisme komt ook voor bij zijn naaste verwanten. Een gen dat een
dier aanzet tot altruïstische opoffering om het voortbestaan en de toekomstige voortplanting van haar
verwanten te bevorderen, kan breder verspreid raken dan een gen dat uitsluitend gericht is op
zelfbehoud. Alles wat zorgt dat meer exemplaren van een gen een volgende generatie halen, dient dat
doel.
3. Evolutionair doel
Een van de moeilijkste dingen om voor ogen te houden over evolutie is dat, wanneer we dingen zeggen
als: ‘Genen willen meer kopieën maken van zichzelf” of zelfs, “natuurlijke selectie”, we eigenlijk
metaforen gebruiken. Een gen wil niets, en er is geen extern mechanisme dat bepaalt welke genen best
worden behouden. Het enige dat gebeurt, is dat willekeurige genetische mutaties ervoor zorgen dat hun
drager-organismen zich anders gedragen of ontwikkelen. Soms worden daardoor meer kopieën van het
gemuteerde gen doorgegeven. Er is geen vooraf vastgesteld plan om naar een ideale vorm toe te
evolueren. Voor onze ogen is het niet ideaal om een blinde vlek te hebben, waar de oogzenuw het
netvlies verlaat. Maar zo is het nu eenmaal ontwikkeld vanuit een eenvoudige fotoreceptorcel. Achteraf
bekeken zou het voor ons veel nuttiger zijn geweest om trek te hebben in voedingsstoffen en vitaminen
i.p.v. alleen in calorieën. Maar in de millennia waarin onze voorouders evolueerden, waren calorieën
schaars, en niets kon erop anticiperen dat dit later zo snel zou veranderen. Dus werkt evolutie
blindelings, stap voor stap, om alle verscheidenheid te creëren die we in de natuur tegenkomen.
Typische vraagstukken in de biologische psychologie:
- bewustzijn als concept onderzoeken
- verklaringen vinden voor gedrag
- genetische invloed vs. omgevingsinvloed
G x E (gen x environment/omgeving) model --> gaan we vanuit
Als iemand in je hersenen snijdt dan doet dat geen pijn waar!