Hoofdstuk 1. Tijd van jagers en boeren
Leerdoelen
1.1 Van jagers-verzamelaars naar boeren
1. Je kunt kenmerken noemen van de levenswijze van jagers-verzamelaars.
- Jagers-verzamelaars waren nomaden die in kleine groepen rondtrokken, op zoek
naar voedsel.
- Hun tijdelijke onderkomens waren hutten of tenten.
- Jagen, vissen en planten/bessen/zaden/noten verzamelen.
- Voedselaanbod verminderd of er brak een nieuw seizoen aan --> op zoek naar nieuw
gebied met voldoende voedsel of betere weersomstandigheden.
- Over de immateriële kenmerken (gevoelens, ideeën en gebruiken) van deze cultuur is
weinig bekend, omdat er geen geschreven bronnen zijn. Daardoor enkel
interpretaties.
- Ze begroeven hun doden met grafgiften.
2. Je kunt uitleggen waar en waardoor de Neolithische Revolutie ontstond, hoe deze
zich verspreidde en wat de gevolgen ervan waren.
Waar: Midden-Oosten, in een gebied dat de Vruchtbare Halvemaan wordt genoemd.
Waardoor: klimaatverandering (einde laatste IJstijd), kuddes verdwenen, grond werd
vruchtbaarder --> Natufiërs moesten plantaardig eten --> gingen experimenteren met
verbouwen van granen --> sommige planten kregen zware graankorrels, wind kon dit
niet en men zag dat ze deze zelf moesten verspreiden --> mens & plant werden
afhankelijk van elkaar voor hun voortbestaan.
Verspreiding: verder verspreid, toen ook in West-Europa (misschien door kolonisten uit
het Midden-Oosten, omdat er niet genoeg landbouwgrond was om iedereen te voeden).
Gevolgen: overgang naar landbouwsamenleving --> jagers-verzamelaars in het
Paleolithicum (Oude Steentijd) naar boeren in het Neolithicum (Nieuwe Steentijd).
Snelle(re) bevolkingsgroei. Boeren waren geen nomaden, maar werden sedentair. Stevig
gebouwde boerderijen i.p.v. tijdelijke hutten. Andere werktuigen (sikkels, ploegen,
maalstenen). Voor het eerst aardewerk: potten van klei om bijv. graan in te bewaren.
Meer bezittingen --> statusverschillen --> sociale ongelijkheid --> sociale hiërarchie. Veel
bezit = veel aanzien.
3. Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen en beschrijven tussen de
culturen van jagers-verzamelaars en boeren.
Verschillen: jagers-verzamelaars waren nomaden & boeren sedentair. Boeren konden
meer bezittingen hebben, omdat ze die niet mee hoeven te slepen bij het rondtrekken.
Boeren leefden voornamelijk van de landbouw, jagers-verzamelaars van het jagen,
bessen, noten, enz.
Werktuigen jagers-verzamelaars: speren, bijlen, messen.
Werktuigen boeren: landbouwwerktuigen zoals sikkels, ploegen en maalstenen.
, Overeenkomsten: zowel jagers-verzamelaars als boeren waren analfabeten. Beiden
gebruikten werktuigen om in hun voedselbehoeften te voorzien. Ook waren ze in hun
voedselvoorziening afhankelijk van de weersomstandigheden en de natuur.
4. Je kunt verschillen beschrijven tussen het leven in een prehistorische
landbouwsamenleving en de landbouw in onze tijd.
- Boeren produceren nu op grote schaal gewassen, melk, eieren, vlees etc.
- De landbouw tegenwoordig levert geld op.
- Vroeger was landbouw noodzakelijk of in de voedselbehoeften te voorzien, nu
hebben boeren tal van andere mogelijkheden om aan eten te komen.
1.2 Oude beschavingen, steden en staten
5. Je kunt enkele vroege steden noemen en daarvan de kenmerken.
Steden: Ur, Eridu, Nippur en Uruk (Mesopotamië).
Kenmerken: Elke stad had eigen vorm van bestuur, stadsstaten. Hiërarchische opbouw van
de samenleving, een godsdienstig centrum, specialisten (mensen met een ander beroep dan
boer) en het gebruik van schrift.
6. Je kunt uitleggen waarom Mesopotamië de bakermat is van de
landbouwsamenleving met vroeg stedelijke elementen.
Zaken en structuren die nu nog steeds gebruikt worden, zoals het wiel,
belastingstelsel en het schrift. Er waren grote steden met tienduizenden inwoners,
veelal dankzij de landbouw.
7. Je kunt verschillen herkennen en beschrijven tussen leven in vroeg stedelijke
samenlevingen en leven in een moderne stad.
- Geen sociale hiërarchie (ook geen slaven).
- Geen koning aan de macht van een stad(staat).
- Tegenwoordig zijn er auto’s, fietsen en treinen om je te verplaatsen.
- Tegenwoordig moet je huur betalen voor je huis.
8. Je kunt beschrijven hoe het proces van staatsvorming in het Midden-Oosten
verliep.
Steeds meer steden gingen samenwerken, soms gedwongen als de ene stad de ander
veroverde, soms niet. Er ontstonden op deze manier grotere en duidelijk begrensde
gebieden. Hierin woonde de bevolking onder het bewind van zijn eigen bestuur, vaak
een koning.
1.3 Egypte, revolutie in een natiestaat
9. Je kunt uitleggen waarom de tijd van de grote farao’s past bij de kenmerken van de
tijd van jagers en boeren, ook al was dit na 3000 v.Chr.
Net als in Mesopotamië leidde de irrigatielandbouw in Egypte tot grote oogsten, groei
van de bevolking en het ontstaan van dorpen en kleine steden. In beide landen waren de
mensen polytheïstisch en werd er gebruik gemaakt van het schrift.
, 10. Je kunt kenmerken van stedelijke gemeenschappen herkennen en beschrijven in de
geschiedenis van Achetaton, de hoofdstad van farao Achnaton.
Er woonden enkele tienduizenden mensen. Er waren tempelcomplexen voor het vereren
van een god. De stad werd bestuurd door één leider: de farao.
11. Je kunt de kenmerken van een natiestaat en je kunt die toelichten aan de hand van
het oude Egypte
Door eenheid van taal, geloof, bestuur en cultuur groeide de saamhorigheid onder de
Egyptenaren, waardoor sommige historici Egypte als de eerste natiestaat beschouwen.
Bovendien was er een aaneengesloten gebied met duidelijke grenzen.
Hoofdstuk 2. Tijd van Grieken en Romeinen
Leerdoelen
2.1 De Griekse wereld
1. Je kunt verschillende Griekse filosofen noemen en voorbeelden van hun ideeën
geven.
Sokrates --> iemand die precies weet wat rechtvaardigheid is, zal vanzelf ook
rechtvaardig handelen
Plato --> basisbegrippen (rechtvaardigheid, geluk, schoonheid, moed) bij iedereen
aangeboren, maar alleen een getrainde filosoof kan zulke begrippen volledig bevatten.
Protagoras --> er is geen algemene waarheid
2. Je kunt aangeven hoe Griekse denkbeelden doorwerken tot in de Moderne tijd.
De Griekse architectuur, kunst en literatuur is een voorbeeld gebleven voor latere
kunstenaars en architecten. Klassiek: van blijvende waarde --> Klassieke Oudheid.
3. Je kunt beschrijven hoe de democratie in Athene werkte.
Volksvergadering was erg machtig. Een groot deel van alle politieke functies was
toegankelijk voor alle Atheners met burgerschap, ook voor de allerarmsten. Burger zijn in
Athene hield in: politiek actief zijn. Politiek betekende oorspronkelijk ook: het
functioneren als burger in de polis.
Vrijheid: mogelijkheid om politiek actief te zijn, vrij te kunnen spreken in het openbaar.
Gelijkheid: iedereen voor de wet gelijk en kan deelnemen aan de politiek.
Alleen voor mannen --> niet voor vrouwen, slaven of niet-Atheners.
Directe democratie: meebeslissen = persoonlijk aanwezig in volksvergadering.
Vaardigheid te overtuigen --> spreken --> sofisten, dus invloedrijk. Zij werden ingehuurd
door rijken om les te geven aan hun zoons --> families konden in het democratische
systeem zo grote invloed behouden.
, 4. Je kunt enkele verschillen noemen tussen de democratie in Athene en de
democratie in onze huidige samenleving.
In Athene mochten alleen mannen met burgerschap aan de politiek nemen;
tegenwoordig mag elke burger boven vanaf 18 jaar dit.
Nu is er geen directe democratie meer: d.m.v. het stemmen wordt indirect doorn
burgers hun volksvertegenwoordiging gekozen.
Er worden nu geen sofisten meer ingehuurd om les te geven aan rijke zoons.
2.2 Het hellenisme
5. Je kunt voorbeelden geven van de ideeën uit de Griekse wetenschap en van
toepassingen van dergelijke ideeën.
Chronologie
Praktische manier om de inhoud van onregelmatig gevormde ruimtes (graankuil,
kruik, zak) te berekenen.
Autopsie (opensnijden van lichamen --> ontdekking dat zenuwen komen in hersenen
samen: hier bevindt zich de intelligentie en niet in het hart.
Autopsie: ontdekking dat het hart werkt als een pomp --> bloedvaten afbinden -->
grotere operaties mogelijk, zoals amputaties.
6. Je weet waarom de Griekse beschaving dominant was en hoe die zich buiten het
Griekse gebied verspreidde.
Grieken veroverden gebieden en bleven zich vasthouden aan taal en cultuur,
waardoor lokale bewoners deze begonnen over te nemen. Grieken trokken naar
nieuwe gebieden voor handel, bankzaken en wetenschap. Als je in de maatschappij
iets wilde bereiken, moest je Grieks leren en de Griekse cultuur overnemen.
Ook kwamen mensen met de Griekse cultuur in aanraking door de vele gebouwen en
beelden. Rijke Grieken schonken tijdens feesten geld aan de gemeenschap om
gebouwen te laten bouwen.
7. Je kunt een aantal belangrijke stappen aangeven in de ontwikkeling van het
jodendom.
Joden werden als slaven vanuit hun moederland Palestina naar Babylonië
(Mesopotamië) gebracht.
Ze leefden nu in diaspora: een volk verstrooid over vele landen.
Joden trokken naar Syrië, klein-Azië en Egypte.
Kenden geen Hebreeuws meer, wel Grieks.
Wilden heilige boek, de Thora, naar het Grieks laten vertalen.
Toch bleven zij voor de Grieken en Egyptenaren een aparte groep.
Joden hadden goede positie in Alexandrië --> vechtpartijen, vervolgingen.
Door anti-Joodse opstelling werden joden steeds meer anti-Grieks.